p1 PART 1 Flashcards
1
Q
breedteligging
A
De afstand van een plaats tot de evenaar.
2
Q
aanlandige wind.
A
Wind vanaf zee.
3
Q
Middellandse Zeeklimaat
A
Zeeklimaat met hete, droge zomers en vochtige, zachte winters.
4
Q
zeeklimaat
A
Klimaat met een matigende invloed van de zee op de temperatuur (’s zomers koeler, ’s winters zachter) en het hele jaar neerslag.
5
Q
landklimaat
A
Klimaat met in de koudste maand een gemiddelde dagtemperatuur die lager is dan –3 °C en in de warmste maand hoger dan +10 °C.