OWP Tenta Flashcards
Ontwikkelingspsychologie
Studie van veranderingen
Vijf domeinen OWP
- Biologisch
- Emotioneel
- Sociaal
- Taalkundig
- Coginitief
(BEST C)
Nativisme
Ontwikkeling wordt bepaald door erfelijke factoren
Empirisme
Ontwikkeling wordt bepaald door omgevingsfactoren
Continue ontwikkeling
Geleidelijke ontwikkeling
Discontinue ontwikkeling
Opeenvolging van abrupte veranderingen
Sensitieve periode
individu extra gevoelig voor omgevingsinvloeden
Kritieke periode
Veranderingen vereist om de ontwikkeling op normale manier te laten verlopen
Evolutionaire theorie
- Universeel verloop van stadia en groei
- Vastlegging adaptieve conditionele ontwikkelingspaden
Psycodynamische theorie (Freud)
Ontwikkeling vindt plaats in 5 stadia:
1. Orale fase -> eten
2. Anale fase -> toilet gebruiken
3. Fallische fase -> anatomie interesse
4. Latentie fase -> vermijding relaties
5. Genitale fase -> seksuele verlangens
Ego
Rationeel en realiteitsgebonden aspect, sociaal gepast gedrag
Superego
Internaliseert ouderlijke of maatschappelijke moraal en ontwikkelt een geweten
Ethologische theorie (Bowlby)
Gedrag -> context + adaptieve en overlevende waarde
Sociale leertheorie (Bandura)
Observationeel leren, 4 processen:
1. Attentie
2. Retentie (onthouden)
3. Reproductie (kunnen)
4. Motivatie
Constructionisme (Piaget)
Kinderen zoeken actief naar nieuwe info. Manier van denken verandert kwalitatief. Focus op verschillen in levensfases van kind.
Socioculturele theorie (Vygotsky)
Ontwikkeling is resultaat van de interacties die kinderen met verder ontwikkelde personen hebben
Ecologische theorie (Bronfenbrenner)
5 systemen:
1. Microsysteem -> dichtbije interacties
2. Mesosysteem -> onderlinge relaties componenten micro
3. Exosysteem -> omgevingen, indirect contact
4. Macrosysteem -> patronen cultuur
5. Chronosysteem -> verandering over tijd
Psychosociale theorie (Erikson)
ontwikkeling bestaat uit verschillende stadia
Deugden
vloeit uit succesvolle oplossing van psychosociaal conflict
Pathologie
vloeit uit het niet oplossen van conflicten
Zelfdeterminatie theorie (Deci & Ryan)
2 assumpties:
1. organismisch perspectief
2. omgeving heeft positieve/negatiefe invloed
Basale behoeften (ABC)
- Autonomy
- Belongingness
- Competence
Neo-piagetiaanse theorieën
Combinatie theorie Piaget met informatieverwerkingsbenadering
Executive control structure
mentaal plan voor oplossen problemen
Connectionistische modellen
onderling verbonden knooppunten, leren gaat door het aanpassen van de sterkte van verbindingen
Zelfrapportage
vragenlijst/interview
- voor meten subjectieve variabelen
- niet geschikt voor jonge kinderen, gevoelig voor sociaal wenselijkheid
Ouder/leerkracht/peer rapportage
Meten van gedrag in context
- gevoelig voor bias
Observatie
Naturalistisch: alledaagse omgeving
Gestructureerd: geënsceneerde omgeving
- gedrag beïnvloedbaar, moeilijk om laag frequent gedrag te meten
Cross-sectionele methode
Vergelijkt verschillende groepen op een tijdsstip
- Geen inzicht in individuele ontwikkeling
- moeilijk vinden groepen
Longitudinale methode
Zelfde personen worden herhaaldelijk gemeten
- Duurt lang
- Geeft inzicht in individuele ontwikkeling en associaties tussen variabelen
Cohort-sequentieel design
combi tussen cross-sectioneel en longitudinaal -> verschillende leeftijdsgroepen worden op verschillende momenten gemeten
Experimentele methode
voor oorzakelijke verbanden
Autoritatieve opvoedstijl
Veel controle en veel warmte
-> vriendelijk kind
Autoritaire opvoedstijl
Veel controle en weinig warmte
-> geïrriteerd kind
Toegevende opvoedstijl
Weinig controle en veel warmte
-> agressief kind
Verwaarlozende opvoedstijl
Weinig controle en weinig warmte
-> verwaarloosd kind
Coercion theorie
Gedrag van kinderen wordt beïnvloed door de interactie tussen genen en omgeving
Sociometrie
4 soorten kinderen
1. populair (veel vrienden)
2. controversieel (mix)
3. verwaarloosd/gegeneerd (geïsoleerd)
3. afgewezen (agressief/gesloten)
beloning-kostenfase (vriendschap)
vrienden moeten helpen en lijken op jou (7-9 jaar)
functie = inititatief
Normatieve fase (vriendschap)
vrienden accepteren elkaar, zelfde attitudes (10-11 jaar)
functie = ijver
Empathische fase (vriendschap)
oprecht en intiem, wederzijds begrip en gemeenschappelijke interesses (12-13 jaar)
functie = identiteit
Prenatale ontwikkeling
3 perioden:
1. Zygote (germinale fase)
2. Embryo (embryonale fase)
3. Foetus (foetale fase)
teratogenen
omgevingsfactoren die kunnen leiden tot aangeboren afwijkingen
Foetaal alcoholsyndroom (FAS)
moeder dronk alcohol tijdens zwangerschap
Fasen bij geboorte
3 fasen:
1. Ontsluiting
2. Uitdrijving
3. Nageboorte
Puberteit
begin van de seksuele volwassenheid
Genetische transmissie
samensmelting zaadcel+eicel
Chromosomen
bevatten DNA, 46 chromosomen per cel
Meiose
celdeling van geslachtscellen
crossing over
stukjes chromosomen switchen van plek -> genetische variatie
Mitose
celdeling
Neurale proliferatie
snel vermenigvuldigen van neuronen tijdens embryonale fase
Gliacellen
berschemen, ondersteunen, helpen neuronen
Neurale migratie
verplaatsing neuronen naar goede plek
Synaptogenese
vorming synapsen
Neurale dood
geprogrammeerde celdood
Haptische perceptie
waarneming dmv aanraking
Binoculaire dispariteit
alleen met twee ogen waar te nemen -> niet bij baby’s
Habituatie
Wennen aan een stimulus
Intuïtief ouderschap
Hoge stem, repetitief praten, herkenbare gezichtsuitdrukkingen
Babinski reflex
aanraken voetzool -> grote teen omhoog, andere krullen
Babkin reflex
aanraken handpalmen -> baby mond open, ogen dicht, hoofd bewegen
Moro reflex
hard geluid -> baby strekt en trekt daarna ledematen weer naar lichaam
Palmair grijpreflex
Aanraken handpalm -> baby pakt vinger
Plantair grijpreflex
Aanraken voetzool -> baby grijpt vinger met tenen
Rooting reflex
aanraken wang -> zuigen en borst zoeken
Stap reflex
baby boven grond houden -> stapbewegingen
Zuigreflex
iets in mond doen -> baby zuigt
Ego-controle
drempel om emoties/impulsen, gevoelens binnen te houden of te uiten
Ego-veerkracht
aanpassen ego-controle aan omstandigheden
Temperament kinderen
- veerkrachtigen -> makkelijk
- overcontrollers -> langzaam opwarmend
- ondercontrollers -> moeilijk
hechting
sterke emotionele band
Psychoanalytische theorie van hechting (Freud)
Baby’s hechten zich aan hun verzorgers
leertheorie van hechting
hechting met verzorger door beschikaarheid voedsel
cognitieve ontwikkelingsbenadering
hechting doordat baby verschil ziet tussen moeder en vreemde
Hechtingsstijlen
vier verschillende:
1. Veilige hechting
2. Vermijdende hechting -> ouder afwijzend
3. Angstige hechting -> ouder onvoorspelbaar, verlatingsangst
4. Gedesorganiseerde hechting -> toenadering levert angst op
Protodeclaratief
gebaar bij preverbale communicatie
Protoimperatief
gebaar om iemand iets voor je te laten doen
Categorische spraakperceptie
onderscheiden klanken
Fonologie
fonemen van taal
Semantiek
Woordbetekenissen en -combinaties
Grammatica
Structuur van taal
Pragmatiek
regels voor taalgebruik
Nativisme
geboren aanleg tot leren van taal
Language Acquisition Device (LAD)
aangeboren mentale structuur die helpt bij verwerven van taal
Sociaal-interactionisme
taal is niet aangeboren, wel sprake van biologische voorbereiding
Language Acquisition Support System (LASS)
ondersteuningssysteem voor ontwikkeling taal
Overextensie
gebruik van 1 woord voor referentie van veel dingen
Onderextensie
1 woord gebruiken voor specifiek iets
Assimilatie
toepassen van bestaand schema
Accomodatie
aanpassen/veranderingen van een bestaand schema
Piagets ontwikkelingsfasen
- Sensomotorische fase -> reflexen
- Preoperationele stadium -> symbolen
- Concrete operationele periode -> logisch redeneren
- Formele periode -> abstract denken
Theory of Mind (ToM)
Begrijpen mentale staten die anders zijn dan zichzelf, ontwikkelen empathie
Intelligentie (Gardner)
Bekwaamheid om te leren en problemen op te lossen
IQ (intelligentiequotient)
4 factoren:
1. verbaal begrip
2. perceptuele redeneerfactor
3. werkgeheugen
4. verwerkingssnelheid
associatief leren
lager niveau leren, eenvoudige associatievaardigheden
cognitief leren
hoger niveau leren
entity
intelligentie staat vast
incremental
intelligentie kan groeien
leerkrachtvaardigheden
3 onderdelen
1. emotionele steun
2. organisatorische vaardigheden
3. instructievaardigheden
Morele ontwikkeling (Piaget)
3 fases ontwikkelen morele concepten:
1. premorele/amorele fase -> niet bezig met regels
2. moreel realisme -> respect regels
3. moraliteit van wederkerigheid -> flexi regels
cognitieve theorie morele ontwikkeling (Kohlberg)
Moraal stadia
1. preconventionele levels -> vermijden straf, krijgen beloningen
2. conventionele levels -> conformeren
3. postconventionele levels -> vorming moreel oordeel
antisociaal gedrag
schadelijk gedrag voor anderen
theorie van Moffitt
2 soorten antisociaal gedrag
1. Levenslang
2. Puberteit-beperkt
Rijpingskloof
volgroeid lichaam maar tegelijkertijd supervisie door ouders en leeftijdsbeperkingen
Leeftijd-misdaad curve
in begin puberteid stijgt het aantal vergrijpen dramatisch
relationele agressie
roddelen, buitensluiten
openlijke agressie
slaan, trappen
prosociaal gedrag
gedrag om een ander te laten profiteren
psychopathologie
mentale stoornissen
pathologie
ziekte
statistisch model atypische ontwikkeling
atypische ontwikkeling wijkt af van gemiddelde
ideale/cultuur model atypische ontwikkeling
atypische ontwikkeling wijkt af van ideaal, verschilt per cultuur
externaliserende stoornis
Gedrag voldoet niet aan de eisen van situatie
internaliserende stoornis
terugtrekken van anderen, gebrek aan spontaniteit
Comorbiditeit
stoornissen komen vaak samen voor
multifinaliteit
zelfde startpunt -> andere uitkomsten
Equifinaliteit
verschillende ontwikkelingspaden -> dezelfde uitkomst
twee manieren van oud worden
- primary ageing -> geleidelijke afname van fysieke mogelijkheden door genetische factoren
- secondary ageing -> aftakeling door verwonding, ziekte
Disengagement theory
succesvol ouder worden door geleidelijk terugtrekken van de wereld
Activity theory
succesvol ouder worden door interesse en activiteit in het leven behouden
Continuitiy theory
succesvol ouder worden door activiteit behouden, maar ook door terug te trekken
vloeibare intelligentie
abstract redeneren
Gekristalliseerde intelligentie
intelligentie op basis van kennis, educatie en ervaring
Soorten liefde
- infutuation -> alleen passie
- romantisch -> intimiteit en passie
- fatuous -> passie en toewijding
- consummate -> passie, intimiteit en toewijding
Grootouderstijlen
- compassionate -> liefdevol, geen disciplinering
- remote -> weinig betrokkenheid
- involved -> overnemen ouderrol