overige begrippen literatuur Flashcards

1
Q

epifenomenalisme

A

fysiek –> bewustzijn. Maar niet andersom. Bewustzijn is een epifenomeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

neutraal monisme

A

stelt dat de wereld uit 1 stof bestaat, die niet geclassificeerd kan worden als mentaal of fysiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dualistisch interactionisme

A

Stelt dat de synapsen in het brein zo fijn verbonden zijn dat deze wworden beïnvloed door niet-fysieke gedachten en gevoelens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Psychofysica

A

onderozeksgebied van de relatie tussen fysieke stimuli en rapporteerbare meetbare sensaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Weber-Fechner wet

A

sensatie is gerelateerd aan de intensiteit van de stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Helmholtz

A

snelheid van zenuwimpulsen meten, die hij gedachtesnelheid noemde. latr onderzoek naar mogelijke onbewuste hersenactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fenomenologie (Husserl)

A

belang van subjectieve ervaringen.. Bewuste ervaringen zouden gaan over objecten of gebeurtenissen, terwijl fysieke objecten zelf nergens over gaan. Er moet dus intentionaliteit zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Intentionaliteit

A

het hebben van plannen of doelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Introspectionisme (Wundt)

A

Stelde dat iedere bewuste ervaing afhaneklijk was van objectieve en subjectieve elementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

intuition pump

A

omdat we onze intuitie volgen, maken we snel fouten. Het kan leiden tot misverstanden bij gedachte experimenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

inessentieel bewustzijn

A

bewustzijn is een optionele extra, dus een epifenomeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zimbo (Dennett)

A

is een zombie met een hoger niveau van interne informatieverwerking, waardoor een zimbo zijn of haar eigen gedachten, dromen en geloven wel begrijpt. Zimbo’s denken dat ze bewustzijn hebben, maar dat is niet zp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

trans-saccadisch geheugen

A

is the neural process that allows humans to perceive their surroundings as a seamless, unified image despite rapid changes in fixation points.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

flicker methode

A

Demonstreren van change blindheid kan met de flicker methode: plaatje laten zien voor 240
msec en dan grijze schermen van 80 msec ertussendoor (hoe lang duurt het voordat de
verandering in het plaatje te zien is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

centrale zenuwstelsel

A

brein + ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

thalamus

A

sensorische inout naar de cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

neocortex

A

belangrijk voor bewustzijn, bestaat uit limbisch systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

thalamo-cortical loops

A

zijn goed ontwikkeld in het menselijk brein en zijn relevant voor bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

cerebellum

A

motorische controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

occipitale kwab

A

visuele info

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

pariëtale kwab

A

sensorische info

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

temporale kwab

A

auditieve informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

frontale kwab

A

zorgt voor plannen en het uitvoeren van executieve informatie. Vooral bij mensen goed ontwikkeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

v1 gebied

A

Koch stelde eerst dat dit gebied nodig was voor bewustzijn, maar deze blijkt volgens hem toch alleen nodig om te zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

inferieure temporale cortex (ITC)

A

reageren op bewuste percepties bij apen. is niet zeker of de NCC hierin ligt. Wellicht is dit namelijk alleen bij apen zo en werkt het bij mensen heel anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

neuro-imaging onderzoek en pvs

A

we weten hierdoor dat PVS ontsaat door een disconnectie tussen primaire sensorische gebieden en het frontaal-pariëtaal netwerk. neurale activiteit in primaire hersengebieden alleen is dus niet voldoende voor bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Pet scans tonen aan…

A

verdoving leidt tot onderdrukking van corticale functies. Dit levert echter geen bewijs voor bewuste neurale routes. Kan echter zijn dat verdovingen gewoon de thalamus beïnvloeden

28
Q

mentale verbeeldingsdebat

A

shepard deed een gedachte experiment naar mentale rotatie. Hoe meer graden een figuur geroteerd was, hoe langer het duurde voordat iemand de gelijkenis kon zien met hetzelfde niet geroteerde figuur. Uit het debat werd er geconcludeerd dat mentale verbeeldingen deels meetbaar zijn

29
Q

Homunculus probleem

A

Bij verbeelding blijkt dat hetzelfde hersengebied actief wordt als bij zien. Kijk je innerlijke ik dan naar een innerlijk theater? en zo door en zo door

30
Q

contastieve analyde

A

bewustzijn wordt hiermee onderzocht bij GWT: erg bewuste gebeurtenissen worden met minder bewuste gebeurtenissen vergeleken

31
Q

Neuronal Global Workspace Theory

A

gebaseerd op de aanname dat een verzameling gespecialiseerde onbewuste processors strijdt om in de beperkte global workspace te komen

32
Q

visuele binding

A

bij een vallende bal, is het niet zo dat er een bepaalde plaats en tijd in ons brein is waar alle info over de bal samenkomt. Toch nemen we alle visuele, partiele en auditieve percepties van de bal op zo’n manier waar dat we de bal als een vallend object aannemen

33
Q

Verklaring van de IIT, vijf kenmerken van bewustzijn:

A
  1. intrinsiek bestaan: mijn bewuste ervaring bestaat hier en nu, vanuit mijn innerlijk perspectief
  2. Compositie: bewustzijn is gestructureerd, bestaat uit meerdere onderscheiden fenomenen op verschillende levels
  3. informatie: elke bewuste ervaring is specifiek en uniek
  4. Exclusie: bv. rood vs groen
  5. integratie: als je een rood verkeerslicht ziet, kan je er niet voor keuzes om apart de kleur rood en het verkeerslicht te zien; je neemt het geïntegreerd waar

Bewustzijn kunnen we meten met phi, en is dus een continue variabele

34
Q

synthesie

A

geïntegreerde cross-modale perceptie. Bijv geluid horen bij lezen an letters

35
Q

flessenhalstheorie

A

stelt dat er pre-bewuste sensorische filters zijn die bepalen welke sensorische informatie in diepere stages verwerkt zal worden en welke info niet

36
Q

perceptual load theorie (Lavie)

A

stelt dat perceptueel verwerken een eindige capaciteit heeft en wanneer een taak bestaat uit het dealen met heel veel info (high perceptual load)n raakt deze capaciteit uitgeput –> vroege selectie welke informatie verder verwerkt wordt en welke niet.
echter bij een taak met low perceptual load, is er capaciteit over waardoor we ook taak irrelevante details verwerken

37
Q

subjectieve drempelwaarde

A

perceptuele informatie kunnen discrimineren beter dan kansniveau

38
Q

objectieve drempelwaarde

A

perceptuele informatie kunnen discrimineren op kansniveau

39
Q

boemerang effect

A

als jij iemand onaardig beschrijft, kunnen mensen een onaardige indruk over jouzelf krijgen

40
Q

Riddoch fenomeen

A

ability to perceive visual motion consciously in a blind visual field [1] and has been observed in individuals with lesions in the anterior visual pathways [2] or the oc- cipital lobe [3]
Voornamelijk als deze stimuli snel bewegen en hoog contrast hebben

41
Q

Extern opgewekte acties (vrije wiL)

A

vanuit cerebellum en premotor cortex

42
Q

intern opgewekte acties

A

prefrontale cortex (waaronder de preSMA en SMA gebieden)

43
Q

time-on theorie van bewustzijn (Libet)

A
  • we worden ons bewust als neurale activiteit lang genoeg aanhoudt)
  • tweede activiteit van kortere duur kan obewust blijven of bewust worden door langer aan te houden
44
Q

precognitive carousel (Walter)

A

toonde bij patientn met elektrodes in hun hoofd aan dat we in bepaalde omstandigeden controle hebben over acties, zonder dat we deze controle echt voelen

45
Q

prioriteitsprincipe (wegner)

A

effecten ervaren we als gewild wanneer relevante gedachten vlak voor het effect plaatsvinden.

46
Q

argument van design

A

houdt in dat mensen aannemen dat een vormgegeven object gemaakt is door een designer, een persoon (bijv aarde en de mens aan god)

47
Q

machinaal bewustzijn

A

artificial intelligence

48
Q

eureka moment

A

plotseling inzicht in de wetenschap

49
Q

turing machine

A

alan turing wist de code van de algoritmes van deze machines te breken. hij toonde aan dat simpele machines ieder berekend probleem op konden lossen

50
Q

universele Turing machine

A

machinale proces van de turing machine vormt de basis vsn vrijwel iedere compiuter en lijkt gerelateerd aan de werking van het menselijk brein

51
Q

computational theory of mind

A

de brein is een digitale computer (hardware) en het bewustzijn is een computerprogramma (software)

52
Q

gedrag-gebaseerde robottechnologie

A

clark probeerde het brein, lichaam en de omgeving samen te voegen in robots. heeft met embodied cognition te maken

53
Q

niet-representatieve robottechnologie

A

Traditioneel AI is gebaseerd op het idee van interne representaties. Die zijn echter niet nodig. Brooks maakte daarom robots zonder deze en deze voeren taken uit op basis van simpele responsen op de omgeving

54
Q

Ingredient X

A

Moet dit in machines worden verwerkt om ze bewust te maken?

55
Q

Kernel architectuur (KA) vormen (5 dingen):

A

Voor een machine om bewust te zijn:

  • perceptie van zichzelf in een buitenwereld
  • verbeelding van het verleden en toekomst
  • interne en externe aandacht
  • wilskracht en planning
  • emotie
56
Q

Laureys tweedimensionaal model voor bewustzijn

A

niveau van bewustzijn (waakzaamheid) en inhoud van bewustzijn (besef). over het algemeen zijn waakzaamheid en besef positief gecorelleerd, maar bij minimaal bewuste en vegetatieve staten is dit niet het geval

57
Q

parasomatische OBE

A

eraart men zichzelf in een tweede dysiek lichaam

58
Q

asomatische OBE

A

ervaart men alleen een ander punt van bewustzijn

59
Q

James’s bundeltheorie

A

empirische zelf: objectief persoon, mij (materiele zelf, sociale zelf en spirituele zelf)
pure ego: subjectieve gedachten, ik (james wijs zelf geest theorieen af)
thought itself is the thinker

60
Q

Damasio bundel theorie

A
  • proto-zelf : neurale patronen
  • kern-zelf: vormt het bewustzijn
  • autobiogafische zelf: is complex, ontwikkelt tijdens iemands leven en is alleen in mensen
61
Q

zelfvervreemding (GWT) (Baars)

A

wanneer context en autobiografisch geheugen worden aangetast

62
Q

Hofstadter bundeltheorie

A

ons brein zit vol lussen. het brein is te zien als een verstrikte hieërarchie: het bestaat uit levels van symbolische representaties zonder duidelijke hiërarchie

63
Q

Metzinger bundeltheorie

A

fenomenaal zelfmodel. onze bewuste ervaring van de wereld is niet meer dan een afbeelding van de realiteit als door een tunnel

64
Q

Albahari bundeltheorie

A

gevoel hebben van een zelf is niet alleen pespectival ownership, maar ook het hebben van een personal ownership. je kunt grenzen trekken tussen wat van jou is en wat niet. Het gevoel hebben van een zelf is niet hetzelfde als een zelf hebben

65
Q

narrative theories

A

stellen dat de zelf een protagonist is van een verhaal dat wij creeëren