Oudheid II Flashcards

1
Q

Romeinse koningstijd

A

Periode van 752-509 v.Chr., toen koningen in Rome de legers aanvoerden, rechtspraken en aan de goden offerden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Romulus

A

De eerste van vier mythische koningen. Van alle vier is weinig bekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tarquinius Superbus

A

De laatste van de drie ‘historische’ koningen. Kwam in 509 ten val doordat hij de
macht van de patriciërs wilde inperken en meer accent wilde leggen op het volk
als geheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lucius Junius Brutus

A

Volgens de overlevering de stichter van de Romeinse republiek (509)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vroege Romeinse republiek

A

Staatsvorm zonder koningen waarin aanzienlijke patriciërs de macht hadden;
509-265 v.Chr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Senaat

A

Vergadering van aanzienlijken, die beurtelings de ambten bekleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gens

A

Een groep verwante families die één stamvader meenden te hebben. Mv.: gentes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

comitia curiata

A

De oudste volksvergadering, waarin gentes vertegenwoordigd waren. Werd na
509 minder belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

comitia centuriata

A

Volksvergadering waarin gestemd werd volgens een legerindeling van de vijfde
eeuw v.Chr. In feite telden de stemmen van de rijkere burgers hier veel zwaarder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

centuria

A

Een eenheid in het leger; werd in de comitia centuriata een stemeenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

comitia tributa

A

Volksvergadering waarin elke tribus (district) één stem had. De stemmen van de
armere burgers telden hier dus ook mee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

concilium plebis

A

Vergadering der ‘plebejers’, de niet-patriciërs. Telde vanaf 287 v.Chr. als volksvergadering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

plebiscitum

A

Besluit van het concilium plebis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

imperium

A

Algemene bevoegdheid tot handelen, algemeen gezag, in Rome en in het veld,
en in de legers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

consul

A

Hoogste magistraat, voerde het leger aan, was belast met het algemeen bestuur,
handhaafde de orde en had imperium. Jaarlijks gekozen door de comitia centuriata.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

praetor

A

Op één na hoogste magistraat, de vervanger van de consuls. Had imperium,
deed in de praktijk vooral veel rechtspraak. Jaarlijks gekozen door de comitia
centuriata.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

aedilis

A

Magistraat belast met politie- en brandweertaken, toezicht op de orde op de
markten en organisatie van de spelen in Rome. Jaarlijks werden er twee patricische en twee plebejische aedielen gekozen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

quaestor

A

Beheerder van de staatskas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

tribunus plebis

A

Volkstribuun: plebejer met vetorecht bij wetsvoorstellen, recht van tussenkomst
tegenover arrestaties en voorzitterschap van het concilium plebis, de vergadering die hen jaarlijks koos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

censor

A

Magistraat, o.a. belast met het aanvullen van de Senaat met waardige leden, de
indeling van het volk in klassen en het verpachten van de belastingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

ager publicus

A

Staatsland: land dat na een gewonnen oorlog in beslag genomen was; eigendom
van de staat. Werd gebruikt voor kolonies of verpacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

municipium

A

Romeinse stad buiten Rome zelf, niet als kolonie gesticht. Mv.: municipia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

colonia Romana

A

Vestiging van Romeinse burgers binnen Romeins kerngebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

colonia Latina

A

Vestiging van Romeinen en Latijnen buiten Romeins kerngebied. De kolonisten
verloren hun vol burgerrecht maar kregen dat bij terugkeer naar Rome terug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
romanisering
Overname van Romeinse cultuur, taal en gewoonten door van oorsprong niet-Romeinse bevolkingen.
26
plebejer
Niet-patriciër.
27
plebs
De groep plebejers
28
twaalf tafelen
Oudste optekening van Romeinse rechtsregels (451); het strafprincipe was nog directe vergelding.
29
Lex Hortensia
Wet die in 287 v.Chr. het concilium plebis tot officiële volksvergadering maakte; zijn besluiten kregen wettelijke kracht
30
Leges Liciniae Sextiae
Wetten die in 367 v.Chr. bepaalden dat één van de twee consuls een plebejer moest zijn. Het ambt van praetor werd ingesteld en burgers mochten niet onbeperkt staatsland hebben.
31
cursus honorum
Ambtenloopbaan, liep van quaestor tot consul; elk ambt werd een jaar bekleed. Daartussen was de betrokkene alleen senator of ging hij buiten Rome vechten of besturen
32
nobilis
Aanzienlijke patriciër of plebejer. Uit de nobiles werden bijna alle consuls gekozen. Mv.: nobiles.
33
senator
Lid van de senaat, vrijwel altijd iemand uit een aanzienlijk geslacht die zich in lagere ambten en officiersfuncties bewezen had. Had grote invloed op financiën en buitenlandse politiek. Mv.: senatores.
34
eques
Lid van de tweede stand, de ridderstand; diende als officier in het leger en was verder in de republikeinse tijd grondbezitter of zakenman zonder publieke functie. Mv.: equites
35
tribunus militum
Krijgstribuun: officier in het leger. Elk legioen had er zes; deze staf van officieren regelde alles en gaf leiding in de strijd
36
cliens
Iemand uit een lagere stand die min of meer afhankelijk is van de patronage van een rijk en machtig man. Mv.: cliëntes
37
homo novus
Iemand die niet tot de nobiles behoort maar toch consul weet te worden.
38
centurio
Onderofficier in het leger, commandeerde een centuria, belangrijke rol in het dagelijks leven van de soldaten en in het gevecht. Mv.: centuriones.
39
triomftocht
Tocht van een commandant na een gewonnen oorlog: met zijn leger, de gevangenen en de buit trok hij door Rome naar het Capitool, om daar een deel van de buit aan Jupiter aan te bieden.
40
tributum
Vermogensbelasting
41
proletariër
Bezitloze burger.
42
decurion
Lid van de elite van de steden buiten Rome. Mv.: decuriones.
43
Sicilië
De eerste Romeinse provincie (241 v.Chr.); in de eerste Punische oorlog door Rome veroverd. Werd een graanschuur voor de groeiende stad Rome.
44
Syracuse
Stad op Sicilië, vanaf 263 v.Chr. een bondgenoot van Rome.
45
eerste Punische oorlog
Oorlog tussen twee opkomende grootmachten, Rome en Carthago, 264-241 v.Chr. Rome bouwde een vloot en had er succes mee tegen de sterke Carthaagse vloot.
46
provincia
Provincie: ambtsgebied van een magistraat met imperium die daar ging regeren. Later werd het gebied zelf zo aangeduid. Romeinse stadhouders hielden toezicht
47
publicanus
Particulier die de belastingen in provincies pachtte. Gaf de staat een voorschot en haalde dat met hulp van de plaatselijke notabelen en personeel met winst terug. Mv.: publicani.
48
tweede Punische oorlog
Oorlog tussen Rome en Carthago, 218-201 v.Chr. Na strijd in Italië, Spanje, Sicilië en Noord-Afrika won Rome. Carthago werd beperkt tot Tunesië en betaalde nog 50 jaar lang schatting
49
Hannibal
Carthaagse veldheer, trok van Spanje over Alpen naar Italië en versloeg er het ene Romeinse leger na het andere (218-216 v.Chr.). Werd uiteindelijk teruggedrongen naar Zuid-Italië.
50
P. Cornelius Scipio
Romeinse veldheer, versloeg in 202 v.Chr. Hannibal bij Zama in Noord-Afrika. Rome won daardoor de tweede Punische oorlog.
51
Galliërs
Stammen die na 400 v.Chr. de Povlakte beheersten. Hielden strooptochten door Italië en namen in 386 v.Chr. zelfs Rome in. In de derde eeuw v.Chr. wist Rome hen te onderwerpen.
52
Gallia Narbonensis
Het mediterrane deel van Gallië. Welvarend gebied van Keltische stammen, met aan de kust de oude Griekse kolonie Massilia. Gallia Narbonensis werd in 121 v.Chr. een Romeinse provincie.
53
Gaius Flaminius
Romeinse veldheer, versloeg in 197 v.Chr. Macedonië en hergaf in 196 v.Chr. de Grieken hun vrijheid, maar onder Romeins toezicht.
54
derde Punische oorlog
Oorlog tussen Rome en Carthago, 149-146 v.Chr., waarin de strijd definitief werd beslecht. Rome vernietigde Carthago.
55
Africa
Naam van de Romeinse provincie die in 146 v.Chr. gevestigd werd op het gebied van Carthago (ongeveer het huidige Tunesië, met Tripoli in Libië erbij).
56
Pergamum
Koninkrijk in het noordwesten van Klein-Azië, bondgenoot van Rome van 215- 133 v.Chr. Kwam daarna als erfenis in Romeinse handen.
57
Asia
Naam van de Romeinse provincie die in 129 v.Chr. gevestigd werd op het westelijk deel van Pergamum. Tussen 133 en 129 v.Chr. moest Rome er een opstand neerslaan.
58
Scipio Aemilianus
Romeinse veldheer, bezegelde in Noord-Afrika (146 v.Chr.) en Spanje (133 v.Chr.) de Romeinse overwinning
59
villae
Middelgrote grondbezittingen, waarop geproduceerd werd voor de markt. Bestond uit een centrale hof met gespecialiseerde slaven en omliggende boerderijen.
60
Polybius
Grieks geschiedschrijver die over Griekse en Romeinse geschiedenis schreef (ca. 200-120 v.Chr.).
61
Marcus Porcius Cato
Aanzienlijke senator (234-149 v.Chr.). Conservatief, had reserves bij de intocht van de Griekse cultuur in Rome.
62
Spartacus
Aanvoerder van slavenopstanden in Italië tussen 73 en 71 v.Chr.
63
Tiberius en Gaius Gracchus
Twee broers, voorname senatoren, die arme boeren en andere burgers te hulp kwamen met hun hervormingen. Ze werden vermoord door conservatieve senatoren, die vreesden dat zij tirannen zouden worden.
64
optimates
Conservatieve senatoren, letterlijk ‘de besten’. Wilden op de traditionele manier politiek bedrijven en besluiten nemen.
65
populares
Senatoren die politiek wilden bedrijven en besluiten wilden nemen via de volksvergadering.
66
Numidiërs
Bondgenoten van Rome in Noord-Afrika, die zich achtergesteld voelden en onder hun koning Iugurtha (115-104 v.Chr.) oorlog voerden tegen Rome, totdat Gaius Marius hen versloeg.
67
Kimbren en Teutonen
Germaanse stammen die naar Romeins gebied wilden verhuizen. Ze versloegen een Romeins leger en bedreigden Rome totdat Gaius Marius ze vernietigde (102 en 101 v.Chr.).
68
Gaius Marius
Romeinse veldheer en politicus, leefde van 157-86 v.Chr. Bekend om zijn legerhervorming: hij rekruteerde veel soldaten onder de armste burgers. Hij trainde ze goed en bracht uniformiteit in het leger.
69
Bondgenotenoorlog
Opstand van Italische bondgenoten, die zich achtergesteld voelden, 91-88 v.Chr. Rome won; de Italiërs kregen Romeins burgerrecht
70
Mithradates
Koning van Pontus, ca. 120-63 v.Chr. Stichtte een rijk langs de oostkust van de Zwarte Zee en op de Krim. Begon in 88 v.Chr. een oorlog tegen Rome met de moord op zo veel mogelijk Romeinen.
71
eerste burgeroorlog
Oorlog tussen twee militaire leiders, Marius en Sulla, met hun legers. De optimates steunden Sulla, de populares Marius. De aanleiding was een twist om het oppercommando tegen Mithradates.
72
Sulla
Lucius Cornelius Sulla (139-78 v.Chr.), generaal in de Numidische oorlog, de Bondgenotenoorlog en de Mithradatische oorlog. Wilde na de eerste burgeroorlog als dictator het oude bestel herstellen.
73
Gnaeus Pompeius
Succesvol veldheer, leefde van 106-48 v.Chr. Streed in Spanje, tegen de zeerovers en tegen Mithradates. Voegde Syrië en Palestina aan het Romeinse rijk toe.
74
Marcus Licinius Crassus
Politicus, 115-53 v.Chr. Hielp Sulla in de burgeroorlog en vernietigde het slavenleger van Spartacus, maar verloor van de Parthen in 53 v.Chr. Was door grondspeculatie de rijkste man van Rome
75
Gaius Julius Caesar
Politicus en groot generaal, leefde van 100-44 v.Chr. Veroverde Gallië tot aan de Rijn en overwon in een intensieve burgeroorlog al zijn tegenstanders. Werd vermoord omdat hij een tiran leek te worden.
76
eerste driemanschap
Particuliere politieke afspraak tussen Pompeius, Crassus en Caesar in 60 v.Chr., om samen invloed uit te oefenen in het Romeinse bestel.
77
Catilina
Verarmde patriciër die leefde van 108-62 v.Chr. Had niet veel succes in zijn loopbaan en smeedde in 63 v.Chr. een samenzwering. Werd door Cicero ontdekt.
78
Cicero
Marcus Tullius Cicero (106-43 v.Chr.) was redenaar en schrijver. Probeerde als politicus de republiek te redden, maar werd in 43 v.Chr. slachtoffer van de caesariaanse leiders.
79
caesarianen
De erfgenamen van Julius Caesar, onder meer Marcus Antonius en Gaius Julius Octavianus, Caesars adoptiefzoon.
80
Clodius
Publius Clodius (93-52 v.Chr.), demagoog en politicus die afkomstig was uit een geslacht van nobiles, maar toch via het volk politiek bedreef. Vijand van Cicero.
81
Brutus en Cassius
Twee nobiles, vermoordden Caesar in 44 v.Chr. Zij vluchtten naar de oostelijke provincies, waar ze een leger bijeenbrachten dat tegen de caesarianen vocht (42 v.Chr., slag bij Philippi).
82
Marcus Antonius
Politicus en generaal, erfgenaam en opvolger van Caesar. Leefde van 83-30 v.Chr. Versloeg met Octavianus de republikeinen, maar ging daarna samen met de Ptolemeïsche koningin Cleopatra. Ze werden bij Actium verslagen door Octavianus.
83
Marcus Aemilius Lepidus
Handlanger van Caesar. Vormde met Octavianus en Marcus Antonius het tweede driemanschap (43 v.Chr.). Raakte snel op de achtergrond.
84
Gaius Octavius
Achterneef van Caesar, leefde van 63 v.Chr.-14 n.Chr. Belangrijke caesariaanse leider in de burgeroorlogen van 43-30 v.Chr. Werd geadopteerd door Caesar en heette toen Octavianus.
85
Octavianus
De naam die Octavius kreeg als adoptiefzoon van Julius Caesar, voluit: Gaius Julius Caesar Octavianus. Werd keizer in 27 v.Chr. en kreeg toen de naam Gaius Julius Caesar Octavianus Augustus.
86
Julische huis
De dynastie van Gaius Julius Caesar Octavianus, genoemd naar zijn gensnaam. Regeerde tot 68 n.Chr
87
tweede driemanschap
Politieke afspraak tussen Marcus Antonius, Octavianus en Lepidus (43 v.Chr.).
88
Actium
Plaats aan een baai in Noordwest-Griekenland. Hier vond in 31 v.Chr. de grote zeeslag plaats waarin Antonius en Cleopatra verslagen werden door Octavianus.
89
Maecenas
Vriend van Octavianus/Augustus, leefde van 68-8 v.Chr. Vervulde geen ambten, maar had veel invloed. Ondersteunde schrijvers en kunstenaars financieel en luisterde zo het hof van Augustus op
90
Agrippa
Marcus Vipsanius Agrippa, vriend van Octavianus/Augustus, leefde van 63-12 v.Chr. Was een uitstekende generaal en organisator. Trouwde met Augustus’ dochter Julia, en zorgde met zijn zes kinderen voor de voortzetting van de Julische dynastie.
91
Sallustius
Romeins geschiedschrijver (86-35 v.Chr.). Schreef over de oorlog in Numidië (111-105) en over de samenzwering van Catilina.
92
Augustus
Gaius Julius Caesar Octavianus Augustus, eerste Romeinse keizer (27 v.Chr.-14 n.Chr.). Grondlegger van het principaat. Veroverde Egypte, Noordwest-Spanje, de Alpengebieden, de Balkan en de landen langs de Donau (9 n.Chr.).
93
Teutoburgerwoud
Gebied bij Osnabrück in Duitsland, waar in 9 n.Chr. drie Romeinse legioenen vernietigd werden.
94
keizerlijke provincies
Provincies waar de keizer direct stadhouders kon benoemen, die eigenlijk zijn vervangers waren. Onder Augustus lagen vooral daar de legioenen.
95
senaatsprovincies
Provincies die theoretisch onder de senaat vielen, maar waar in feite ook de keizer de baas was. Er lagen niet veel troepen.
96
proconsuls
Titel die oud-praetoren en oud-consuls kregen als ze stadhouder van een senaatsprovincie werden
97
Principaat
Gematigde vorm van monarchie in het Romeinse rijk, 27 v.Chr.-284 n.Chr. Periode van economische bloei, met handelsexpansie en groei van steden. Ook toen waren er echter zeer veel armen en slaven.
98
Rescripten
Antwoorden van keizers en stadhouders op verzoekschriften van burgers en steden uit het hele rijk.
99
Keizerlijke secretarieën
Bureaus die de keizers hielpen bij hun administratie en het opstellen van brieven en antwoorden op petities.
100
Claudius
Keizer van 41-54 v.Chr.; legde het accent op de keizerlijke bureaus, die bestonden uit geschoolde slaven en vrijgelatenen. Liet Brittannië veroveren.
101
Aerarium
Staatskas, werd gevuld met grondbelasting, pacht van staatsland, krijgsbuit en schattingen; vanaf 241 v.Chr. kwam daar ook belasting uit veroverde provincies bij.
102
Nero
Keizer, regeerde van 54-68 n.Chr. Kenmerkte zich door willekeur en despotisme, maar ook door een sterke bevordering van de Griekse cultuur binnen het Romeinse rijk.
103
Kandidaten stellen
Bepalen wie met voorkeur naar een ambt of positie mag dingen.
104
Senaatbesluiten
Adviezen van de senaat (senatus consulta), die kracht van wet kregen; ze ontstonden op basis van keizerlijke voorstellen.
105
Romeinse wetten
Wetten die werden vastgesteld door één van de volksvergaderingen; kwamen na Augustus' regeerperiode nauwelijks meer voor.
106
Keizerlijke edicten
Bindende, wetskrachtige uitspraken van de keizers, toegezonden aan alle stadhouders en soms ook aan de steden.
107
Pretorianen
Soldaten van de keizerlijke garde in Italië, die vanaf de tijd van keizer Tiberius (14-37 n.Chr.) bij Rome geconcentreerd was.
108
Vergilius
Beroemde dichter, schreef het epos de 'Aeneïs'. Leefde 70-19 v.Chr.
109
Horatius
Beroemde dichter uit de tijd van Augustus, leefde 65-8 v.Chr.
110
Livius
Romeins geschiedschrijver, schreef over koningstijd, republiek en vroegste keizertijd. Leefde 59 v.Chr.-17 n.Chr.
111
Tacitus
Romeins geschiedschrijver, schreef over het Julisch-Claudische huis, de Flavische keizers, de Germanen en Brittannië. Leefde 55-120 n.Chr.
112
Tiberius
Opvolger van Augustus. Regeerde 14-37 n.Chr. Hield het principaat zoals Augustus het ingericht had. Stopte in 17 n.Chr. met de expansie in Germanië.
113
Bataven
Deel van een stam, werd door Caesar als vazal en buffer tussen Tiel en Kleef aan de grens geplaatst. Ze leverden goede troepen aan de Romeinen, maar kwamen in 69 n.Chr. in opstand vanwege hun slechte behandeling.
114
BRittannië
Romeinse provincie, veroverd tussen 42 en 84 n.Chr.
115
Vierkeizerjaar
Het jaar 69 n.Chr., waarin na de dood van Nero vier keizers om de macht streden: Galba, Otho, Vitellius en Vespasianus. Vespasianus en zijn zoon Titus kwamen als winnaar uit de bus.
116
Titus
Zoon van Vespasianus, keizer van 79-81 n.Chr. Verwoestte in 70 n.Chr. Jeruzalem. Met de buit uit Judaea bouwde hij het Colosseum.
117
Colosseum
Het grote amfitheater in Rome voor spelen met beesten en gladiatoren, gebouwd door Titus.
118
Flavische huis
Dynastie gesticht door Vespasianus na het vierkeizerjaar, regeerde van 69-98 n.Chr. Zijn tweede zoon, Domitianus, regeerde van 81-96 n.Chr. als een despoot en liet zich heer en god noemen.
119
Trajanus
Keizer van 98-117 n.Chr. Veroverde Dacië en een deel van Arabië. Overwon de Parthen, maar na zijn dood ging het gebied dat hij op hen veroverd had weer verloren.
120
Hadrianus
Keizer van 117-138 n.Chr., hervormde de keizerlijke bureaus en plaatste ze onder toezicht van bestuurders uit de ridderstand.
121
Cultuurtalen
De talen van de Romeinse elite: Grieks en in het westen ook Latijn. Het gewone volk sprak een van de vele lokale en regionale talen.
122
Spelen
Toneelspel, wagenrennen en spel met dieren en gladiatoren; vonden in de keizertijd plaats in stenen theaters en amfitheaters. Gladiatoren vochten tot de dood, tenzij ze gratie kregen.
123
Circus Maximus
Arena aan de voet van de keizerlijke paleizen op de Palatijn, waar wagenrennen plaatsvonden.
124
Galenus
Geneeskundige en filosoof met grote invloed in het latere Europa. Leefde ca. 129-199 n.Chr.
125
Ptolemaeus
Geograaf met grote invloed in Europa, leefde in het midden van de 2e eeuw n.Chr.
126
Jupiter
Oppergod van de Romeinen, had een tempel op het Capitool in Rome. Equivalent van de Griekse god Zeus.
127
Juno
Godin van huwelijk en geboorte, gemalin van Jupiter en had ook een tempel op het Capitool in Rome. Equivalent van de Griekse godin Hera.
128
Minerva
Godin van kunsten en wetenschappen, maar ook van de oorlog. De derde godheid van het Capitool.
129
Mars
God van oorlog, maar ook van groeikracht in de natuur.
130
Sibyllijnse Boeken
Collectie oude spreuken die priesters als orakel gebruikten in grote nood.
131
Hercules
Halfgod die door zijn werken de wereld bewoonbaar maakte. Krachtige held, populair onder soldaten.
132
Aesculapius
Geneesheer onder de goden.
133
Dioscuren
Tweelinggoden, redders in nood.
134
Bacchus
God van wijn, roes en groeikracht in de natuur, van de overwinning van het leven op de dood. Ter ere van hem werden extatische rituelen (bacchanalia) gehouden.
135
Demeter
Grieks-Romeinse godin van de vruchtbaarheid, in het Latijn: Ceres. Mensen konden zich laten inwijden in haar mysteriën in Eleusis bij Athene.
136
Isis en Osiris
Een van oorsprong Egyptisch godenpaar. Mensen konden zich in hun mysteriën inwijden om deel te krijgen aan leven na de dood.
137
Horus
Zoon van Isis en Osiris, een heldhaftige strijder tegen kwade machten.
138
Mysteriën
Een geheel van reinigingen, rituelen en magisch toneelspel, waarmee mensen dichter bij de goden konden komen en deel konden krijgen aan de overwinning van het leven op de dood.
139
Mithras
Heroïsche god, van oorsprong Indisch en Perzisch. Strijder tegen de kwade machten; populair bij soldaten.
140
Cybelecultus
Vruchtbaarheidscultus, van oorsprong Klein-Aziatisch, met extatische rituelen (vgl. Bacchus).
141
christendom
Godsdienst die Jezus Christus als Gods zoon ziet en als verlosser van zonden en redder van de wereld.
142
Jezus
Stichter van het christendom, leefde onder Augustus en Tiberius in Palestina. Verkondigde de komst van het rijk van God en redding via zijn eigen dood en opstanding.
143
Petrus
Eén van Jezus’ eerste leerlingen; predikte als apostel, niet alleen onder Joden maar ook onder heidenen. Geldt als de eerste leider (bisschop) van de christelijke gemeente in Rome.
144
Apostel
Volgeling van Jezus die na diens dood het christendom verspreidde.
145
Bisschop
Leider van de christelijke gemeenten.
146
Presbyter
Leider van de christelijke gemeenten, stond onder de bisschop.
147
Paulus
Een apostel die in Klein-Azië, Griekenland en Rome de christelijke boodschap verspreidde, onder zowel Joden als niet-Joden.
148
Marcus Aurelius
Keizer van 161-180 n.Chr., van 161-169 n.Chr. samen met Lucius Verus. Marcus Aurelius was een intellectueel, maar heeft bijna zijn hele regering besteed aan het vechten tegen Germaanse invallers.
149
Lucius Verus
Medekeizer van Marcus Aurelius van 161-169. Behaalde een grote overwinning op de Parthen.
150
Franken
Naam van alle Germanen in het noordwesten van het Germaanse gebied in de derde eeuw n.Chr., incl. de Friezen. In de vierde eeuw werden de Saksen en Friezen als aparte stammen beschouwd.
151
Alamannen
Germanen uit de Elbestreek, die naar het zuidwesten verhuisden en daar druk uitoefenden op de Romeinse rijksgrens tussen Donau en Rijn.
152
Nieuw-Perzische rijk
Rijk van 226-642 n.Chr. onder de dynastie van de Sassaniden. De eerste twee koningen uit die dynastie hebben herhaaldelijk met succes tegen de Romeinen gestreden.
153
Zoroastrisme
Perzische religie onder de Sassaniden, de verering van de god Ahura Mazda en diens heilige element, het vuur.
154
Mazdaïsme
Synoniem van zoroastrisme.
155
Severische huis
Dynastie gesticht door Septimius Severus (193-211 n.Chr.). Zijn opvolgers waren Caracalla (ofwel Antoninus, 211-217), Elagabalus (218-222) en Severus Alexander (222-235).
156
Crisis van de derde eeuw
Periode van 230-284 n.Chr. waarin Rome met veel oorlog te maken had, en binnen het rijk met verwoestingen en met daaropvolgende hongersnoden en epidemieën. De eigenlijke crisisperiode was 249-268.
157
Soldatenkeizers
Keizers die tussen 235 en 284 n.Chr. relatief kort na elkaar door hun legers op de troon gezet werden, maar weer verdwenen als zij hun oorlogen niet wonnen of de legers niet goed verzorgden
158
Diocletianus
Keizer die alleen begon, maar uiteindelijk regeerde samen met medekeizer Maximianus in het westen en twee onderkeizers: Galerius in het oosten en Constantius Chlorus in het westen.
159
Curialis
Plaatselijke notabele, belast met lokaal bestuur, belastinginning voor het rijk en organisatie en financiering van het plaatselijke openbare leven. Werd ook decurio genoemd.
160
Diocees
Aantal bij elkaar horende provincies; onder Diocletianus en zijn medekeizers werden de provincies kleiner en gebundeld in diocesen; meerdere diocesen vormden een prefectuur.
161
Prefectuur
Aantal bij elkaar horende diocesen. Van west naar oost kwamen er vier prefecturen met als hoofdsteden Trier, Milaan, Sirmium (bij Belgrado) en Nicomedia.
162
Constantijn de Grote
Keizer van 306-337, tot 324 met medekeizers en daarna alleen. Keerde terug naar dynastieke opvolging. Ging over op het christendom, bracht een nieuw geldstelsel en legde in de defensie het accent op de mobiele legers van de keizers.
163
Constantius II
Keizer, opvolger van Constantijn de Grote van 337 tot 361 (tot 350 alleen in de oostelijke rijkshelft).
164
Julianus
Keizer, een van de opvolgers van Constantijn de Grote (361-363). Viel af van het christendom en keerde terug naar de oude goden. Voerde oorlog tegen Germanen en Perzen.
165
Christenvervolgingen
Vervolging van christenen omdat zij de oude goden verwierpen, vooral onder Decius (250), Valerianus (257-260) en Diocletianus (303-305). Vanaf 312 was de keizer christelijk en groeide de religie snel in het hele rijk.
166
Arius
Christen die betoogde dat Jezus een schepsel was, terwijl de meerderheid hem als Zoon van God zag.
167
Nicaea
Griekse stad in het noordwesten van Klein-Azië, waar in 325 een concilie van kerkleiders plaatsvond. De bisschoppen stelden een geloofsbelijdenis op (het credo) en veroordeelden Arius.
168
Constantinopel
Nieuwe hoofdstad, gesticht door Constantijn de Grote in 330. Aanvankelijk waren de keizers vaak niet daar, maar op mars of buiten de grenzen. Rome bleef een belangrijke stad met grote symboolwaarde.
169
Byzantium
De oude naam van Constantinopel, oude Griekse kolonie.
170
Volksverhuizing
Beweging van volken, stammen en krijgersbendes in de vijfde eeuw. Franken, Alamannen, Visigoten en Ostrogoten, Vandalen en anderen vestigden zich in het West-Romeinse rijk. Brittannië werd aangevallen door Saksen en bendes uit Schotland en Ierland.
171
Eusebius
Auteur van de eerste kerkgeschiedenis, leefde van ca. 260-340. Ontwierp de ideologie van Constantijn de Grote: één God in de kosmos, en op aarde één rijk en één keizer als Gods evenbeeld.
172
Augustinus
Een van de grootste kerkvaders in de westelijke rijkshelft, 354-429. Auteur van een enorm oeuvre, dat veel invloed in Europa gehad heeft.
173
Plotinus
Stichter van een nieuwe vorm van het platonisme, het neoplatonisme. Leefde in Rome, 204-270.
174
Theodosius I
Keizer van 379-395, tot 394 alleen van de oostelijke rijkshelft. Hij koos in 380 tegen het arianisme en verbood in 391 alle heidense cultussen.
175
Slag bij Adrianopel
Veldslag in 378 waarin de Visigoten de Oost-Romeinse keizer Valens versloegen. Dit was het begin van de grote volksverhuizing.
176
Aëtius
Belangrijk leider in het West-Romeinse rijk, 390-454. Hij trachtte de Romeinse positie in Gallië te handhaven door verdragen met Germanen te sluiten en versloeg de Hunse koning Attila.
177
Valentinianus III
West-Romeins keizer van 425-455. Vermoordde Aëtius en werd zelf korte tijd later vermoord.
178
Ravenna
Hoofdstad van het West-Romeinse rijk in de vijfde eeuw, dat na de crisis van 406-413 en het verlies van Noord-Afrika beperkt was tot Italië en de omliggende eilanden, met nog wat invloed in Gallië.
179
Odoakar
Germaanse legerleider die in 476 het West-Romeinse keizerschap beëindigde en zelf koning van de Germanen in Italië werd.
180
Theoderik
Koning van de Ostrogoten, die eind vijfde eeuw Italië gingen beheersen en Odoakar van het toneel lieten verdwijnen. Theoderik regeerde in de jaren 493- 526.
181
Justinianus
Keizer van 527-565. Heerste over het Oost-Romeinse rijk, maar heroverde Italië, delen van Noord-Afrika en de zuidelijke kustgebieden van Spanje. Liet het Romeinse recht optekenen in het Corpus iuris civilis.
182
Markteconomie
Economisch stelsel waarbij de productiemiddelen in handen zijn van private personen of maatschappijen, gericht op streven naar winst. Prijzen worden bepaald volgens de wet van vraag en aanbod.