Oudheid I Flashcards

1
Q

Steentijd

A

Oudste periode in de menselijke beschaving, toen mensen stenen werktuigen gebruikten. Verdeeld in oude, midden- en nieuwe steentijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Neolithicum

A

Nieuwe steentijd, ca. 10.000-3200 v.Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Neolithische revolutie

A

Uitvinding van de landbouw, ca. 10.000 v.Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Regenlandbouw

A

Landbouw die afhankelijk is van regenval (min. 250 mm per jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Irrigatielandbouw

A

Landbouw die afhankelijk is van irrigatie door overstromingen van rivieren en/of het aanleggen van kanalen en dijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bronstijd

A

De periode waarin de mens gebruikmaakte van bronzen werktuigen (in het Nabije Oosten ca. 3200-1200 v.Chr.). Brons is een legering van koper en tin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Chalcolithicum

A

De overgangstijd tussen steentijd en bronstijd (ca. 3400-3000 v.Chr.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mesopotamië

A

‘Gebied tussen de rivieren’, land tussen de Eufraat en de Tigris, ongeveer het huidige Irak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Klein-Azië

A

Gebied tussen Zwarte Zee, Egeïsche Zee en Middellandse Zee, ongeveer het huidige Turkije

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Levant

A

Westelijk Azië, ongeveer het huidige Syrië, Libanon, Israël en Jordanië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vroege bronstijd

A

Periode waarin bronzen werktuigen gebruikt werden in het Nabije Oosten, ongeveer het derde millennium v.Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sumeriërs

A

Het oudste bij name bekende volk in Zuid-Mesopotamië (3e millennium v.Chr.). Leefden in stadstaten en tempelsteden als Ur, Uruk en Nippur. Ze spraken de oudst bekende taal en ontwikkelden spijkerschrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Akkadiërs

A

Volk dat laat in het 3e millennium opkwam rond de stad Akkad in Mesopotamië. Sprak Semitisch en gebruikte spijkerschrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sargon

A

Koning Akkad (ca. 2350 v.Chr.), stichtte het eerste ‘wereldrijk’ in Mesopotamië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Derde dynastie van Ur

A

Sumerische dynastie in de stad Ur (ca. 2100 v.Chr.) die een groot deel van Mesopotamië onderwierp en een uitgebreide paleisadministratie heeft nagelaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Amorieten

A

West-Semitisch volk dat zich rond 2000 v.Chr. in Mesopotamië begon te vestigen, met name in Babylon, Assur en Mari

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Oude rijk (Egypte)

A

De eerste bloeiperiode van Egypte: 2600-2150 v.Chr., 4e dynastie. De hoofdstad was Memphis. Tijd van de piramiden bij Gizeh

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Cheops

A

Koning van Egypte, bouwer van de grootste piramide bij Gizeh

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Eerste tussenperiode

A

Periode zonder eenheid in Egypte, ca. 2150-2000 v.Chr. De gouwvorsten waren zelfstandig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hiërogliefenschrift

A

Egyptisch schrift, gekenmerkt door tekens in de vorm van kleine plaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Spijkerschrift

A

Mesopotamisch schrift met spijkervormige tekens op kleitabletten. De tekens waren deels hele woorden, deels lettergrepen. Werd gebruikt voor het Sumerisch, Akkadisch en Hethitisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Middenrijk (Egypte)

A

Tweede bloeiperiode van Egypte: ca. 2000-1800 v.Chr., 12e dynastie. De hoofdstad was Thebe. Tijd van bloei van de Egyptische literatuur en van de eerste expansie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Thebe

A

Stad in zuidelijk Egypte. Hoofdstad tijdens het Middenrijk en het Nieuwe Rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Tweede tussenperiode

A

Tweede periode van politieke versplintering in Egypte, ca. 1800-1550 v.Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hyksos
Volk uit Azië dat zich in de tweede tussenperiode in de delta in Egypte vestigde en de macht kreeg in Egypte
26
Assyrië
Staat in noordelijk Mesopotamië rond de stad Assur; later ook rond Nineve
27
Oud-Assyrische periode
Eerste bloeiperiode van Assyrië, ca. 2000-1750 v.Chr. Assur was rond 1900 v.Chr. een belangrijke handelsstad. Later, rond 1800, heerste de Amoriet Samsi-Adad I over Assyrië
28
Midden-Assyrische periode
Periode waarin Assyrië een redelijk belangrijke territoriale staat was, ca. 1600-1200 v.Chr.
29
Babylonië
Staat in zuidelijk Mesopotamië, rond de stad Babylon
30
Oud-Babylonische periode
Bloeitijd van Babylonië onder Hammurabi, bekend van zijn wetboek. ca. 1800-1600 v.Chr. (middenbronstijd).
31
Midden-Babylonische periode
Periode waarin Babylonië een aanzienlijke territoriale staat was in zuidelijk Mesopotamië, overheerst door Kassieten. ca. 1600-1200 v.Chr.
32
Hammurabi
Koning van Babylonië in het Oud-Babylonische rijk, 18e eeuw v.Chr. Bekend van zijn wetboek
33
Concert der mogendheden
Evenwicht tussen een aantal grote mogendheden, ca. 1600-1200 v.Chr.: Egypte, het Hethitische rijk, Assyrië, Babylonië en Mitanni. Periode wordt ook Amarnatijd genoemd
34
Amarnatijd
Periode van het concert der mogenheden, genoemd naar El-Amarna in Egypte, waar brieven zijn gevonden in Babylonisch spijkerschrift van vazalvorsten en koningen van grote mogendheden (ca. 1600-1200).
35
Nieuwe rijk (Egypte)
Derde bloeiperiode van Egypte, ca. 1550-1100 v.Chr. Hoofdstad was Thebe, later ook Memphis. 18e en 19e dynastie. Sterke expansie richting het zuiden en Azië
36
Farao
Koningstitel in Egypte
37
Hatsepsut
Vrouwelijke farao uit de 18e dynastie, moeder van Thutmosis III
38
Thutmosis III
Farao uit de 18e dynastie, ca. 1450 v.Chr. Veroverde de Levant tot aan de Eufraat en ten zuiden van Egypte
39
Strijdwagen
Snelle wagen met twee paarden, strijdmiddel dat opkwam in de late bronstijd (1600-1200). Werd gebruikt door de elite in alle grote mogendheden
40
Achnaton
Farao uit de 18e dynastie, ca. 1360 v.Chr. Bekend door godsdiensthervorming rond de zonnegod Aton. Min of meer monotheïstisch. Bouwde de stad Achet-Aton (Amarna)
41
Aton
God, door Achnaton verheven tot oppergod
42
Tut-anch-amon
Farao uit de 18e dunastie, regeerde kort na Achnation. Schafte de Aton-suprematie weer af; oude goden keerden op hun plaats terug
43
Ramses II
Farao uit de 19e dynastie (1279-1213). Stuitte op de Hethieten bij Kades en sloot een vredesverdrag met hen (1259). Bouwer van de tempels te Abu Simbel
44
Kassieten
Volk dat Babylonië overheerste in de late bronstijd
45
Knossos
Belangrijke stad op Kreta in de late bronstijd, laat-Minoïsche beschaving
46
Mycene
Belangrijke stad in Griekenland in de late bronstijd. Centrum van de paleis-economie. In ca. 1450 v.Chr. veroverden de Myceners Kreta.
47
Lineair A
Syllabisch schrift uit Kreta, tot op heden niet ontcijferd
48
Lineair B
Syllabisch schrift uit Griekenland (vooral Mycene en Pylos); Grieks; na 1450 ook naar Kreta gebracht
49
El-Amarna
Moderne naam voor Achet-Aton, gebouwd door de Egyptische koning Achnaton (ca.1360 v.Chr.). Bekend door vondst van honderden brieven van (vazal)koningen uit West-Azië
50
Zeevolken
Volken die rond 1200 v.Chr. vanaf de Middellandse Zee het Nabije Oosten aanvielen. Het hele gebied had te maken met onrust en verzwakking of verdwijning van grote rijken. Veel migratie
51
IJzertijd
Periode dat ijzer gebruikt werd voor wapens en gebruiksvoorwerpen. In het Midden-Oosten vanaf ca. 1200.; in Europa later. Het eind van de ijzertijd is eigenlijk niet vast te stellen.
52
Donkere eeuwen
Periode van ca. 1200 tot 900 v.Chr., waarin het hele oostelijke Middellandse Zeegebied het zwaar heeft. Grote mogendheden verdwenen, verloren gebied, waren zwak en hadden last van invallen
53
Nieuw-Assyrische rijk
Periode waarin Assyrië zich ontwikkelde tot grote mogendheid (9e-7e eeuw), Organisator was Tiglath-Pileser III; Sanherib maakte Nineve hoofdstad, Esarhaddon veroverde Egypte. In 612 viel Nineve
54
David
Koning van Israël rond 1000 v.Chr. Hij maakte Jeruzalem hoofdstad. De omvang van zij rijk is sterk omstreden
55
Israël
Koninkrijk in de Levant onder David, met als hoofdstad Jeruzalem. Later een kleiner koninkrijk (naast Juda), met als hoofdstad Samaria. In 722 werd Israël een Assyrische provincie
56
Juda
Israëlitische stam. Ook de naam van een koninkrijk met als hoofdstad Jeruzalem (na Salomo tot 586 v.Chr.). Daarna werd Juda een provincie van resp. het Nieuw-Babylonische, Perzisch, Ptolemeïsche en Seleucidische rijk
57
Tiglath-Pileser III
Koning van Assyrië (745-727). Groot veroveraar, veroverde o.a. Babylonië. Consolideerde het Nieuw-Assyrische rijk door vazalvorstendommen om te zetten in provincies
58
Assurbanipal
De laatste grote koning van Assyrië (ca. 669-631). Bekend om zijn bibliotheek
59
Derde tussenperiode
Derde periode van zwak en versplinterd bestuur in Egypte na de tijd van de Zeevolken (ca. 1100-715 v.Chr.). Libiërs vestigden zich in de delta; tussen 950 en 730 waren de farao's Libisch
60
Late periode (Egypte)
Periode waarin Egypte geregeld te maken had met buitenlandse overheersers: het Nubische rijk van Napata, Assyrië en Perzië. Er was een relatieve bloeitijd onder de Saïtische 26e dynastie (664-525 v.Chr.).
61
Nieuw-Babylonische rijk
Overheerste West-Azië van ca. 612 tot 539. De bekendste koning was Nebukadnessar. Juda werd een Babylonische provincie
62
Nebukadnessar II
Sterkste koning van het Nieuw-Babylonische rijk, regeerde van 605 tot 562. Herbouwde Babylon en voerde de Judeeërs weg in ballingschap (597 resp. 586)
63
Achaemenidische rijk
Oud-Perzische rijk, overheerste West-Azië en tijdelijk Egypte tussen 539 en 331 v.Chr. hoofdsteden Susa en Persepolis in Zuidwest-Iran
64
Cyrus de Grote
Stichter van het Perzische rijk. Beëindigde de Medische overheersing in Iran en veroverde Babylon in 539 v.Chr. stond terugkeer van ballingen
65
Cyruscilinder
Document in cilindervorm uit Babylon, waarin Cyrus de verovering van Babylon verdedigt met een beroep op de Babylonische oppergod Marduk. Ten onrechte beschouwd als een verklaring van mensenrechten
66
Cambyses
Perzische koning, veroverde Egypte in 525 v.Chr.
67
Darius I
Perzische koning, kwam in 522 na een staatsgreep aan de macht en verdedigde dat in de Bisotun-inscriptie. Organiseerde een veldtocht tegen Griekenland
68
Satrapie
Term voor 'provincie' in het Achaemenidische of Oud-Perzische rijk, ook gebruikt voor provincies in het Seleucidische rijk
69
Satraap
Gouverneur van een satrapie
70
Bisotun-inscriptie
Inscriptie aangebracht in de bergen bij Bisotun, waarin Daarin Darius I zijn staatsgreep verdedigt. In drie talen: Elamitisch, Babylonisch en Oudperzisch. Op basis hiervan zijn spijkerschrifttalen ontcijferd
71
Xerxes
Koning van het Achaemenidische (Perzische) rijk. Versloeg de Grieken bij Thermopylae in 480 en veroverde Athene. Zijn vloot werd verslagen bij Salamis (480) en zijn leger bij Plataeae (479)
72
Persis
Kernland van het Achaemenidische rijk, nu Fars in Zuidwest-Iran
73
Zarathustra/Zoroaster
Perzische profeet (ca. 1000 v.Chr.) die Ahura Mazda als enige te vereren god propageerde (zoroastrisme). In hoeverre Perzische koningen zoroastriërs waren is omstreden
74
Avesta
Heilige geschriften van de zoroastriërs
75
Alexander de Grote
Koning van Macedonië (336-323). Veroverde het gehele Perzische rijk en maakte de Griekse wereld ondergeschikt. Luidde de hellenistische periode in
76
Polytheïsme
'Veelgodendom', een religieus systeem dat veel goden kent
77
Gilgames-epos
Babylonisch epos over Gilgames, de koning van Uruk, die trachtte de onsterfelijkheid te bereiken. De standaardeditie staat op naam van Sin-leqi-unninni (ca. 1100 v.Chr.) en is gevonden in Assurbanipal
78
Henotheïsme
Religieus systeem waarbij slecht één god vereerd wordt in de erkenning dat er meer goden bestaan
79
Monotheïsme
Religieus systeem dat maar één god erkent
80
Marduk
Stadsgod van Babylon, oppergod van de Babyloniërs
81
Assur
Stadsgod van de Assyrische stad Assur, oppergod van de Assyriërs
82
Istar
Godin van de planeet Venus; godin van de seksuele liefde en de vechtkunst
83
Ra
Zonnegod in Egypte; vooral in de delta
84
Amon
Stadsgod van Thebe in Opper-Egypte, oppergod van Egypte vanaf het Middenrijk, ook wel met Ra gelijkgesteld als Amon-Ra
85
Osiris
Egyptische god van de onderwereld
86
Isis
Egyptische godin, zus en gemalin van Osiris, godin van moederschap en magie. Kreeg grote populariteit, ook buiten Egypte, in de hellenistische en Romeinse wereld
87
Aton
Zonneschijf, door Achnaton tot oppergod verheven
88
Sociale stratificatie
Onderscheid tussen groepen mensen op grond van afkomst, rijkdom en status in een 'gelaagde samenleving'
89
Redistributie-economie
Economisch model waarin de staat of de tempel alle grond bezit, de opbrengsten grotendeels inneemt en gedistribueerd onder ambtenaren, het leger en gunstelingen
90
Aziatische productiewijze
Economisch model bedacht door Karl Marx. AKA Redistributie-economie
91
Karl Wittfogel
Duitse geleerde, bedenker van het begrip 'hydraulische maatschappij' voor maatschappijen die een staatsgeleide economie kenden t.b.v. irrigatiewerken
92
Karl Polanyi
Hongaars/Amerikaanse antropoloog, meende dat de markt niet iets is van alle tijden en dat vooral in het oude Nabije Oosten sprake zou zijn van een marktloze economie
93
Subsistence farming
Agrarische bedrijfsvoering die gericht is op 'autarkie', d.w.z. dat de boer van de opbrengst van zijn land leeft en niet (in de eerste plaats) produceert voor de markt
94
Peasant
Boer die op zijn eigen grond woont en leeft van de opbrengst ervan
95
Slaaf
Arbeidskracht die volledig eigendom is van een particuliere eigenaar. Kan als handelswaar gebruikt worden. Ook 'chattel slave' genoemd
96
Schuldgebondene/schuldknecht
Persoon die schulden moet afbetalen door voor de schuldeiser te werken. Ook 'schuldknecht' genoemd
97
Horige/serf
Persoon die op enigerlei wijze afhankelijk is van anderen en verplicht kan worden werkzaamheden te verrichten voor zijn meester. Niet verhandelbaar als slaaf.
98
Autarkie
'Zelfvoorzienendheid', het idee dat een boer, tempel of staat genoeg produceert om in zijn eigen onderhoud te voorzien
99
Geld
Voorwerpen van waarde met drie functies: betaalmiddel, rekeneenheid en middel om een vermogen op te bouwen
100
Monetisering
Mate waarin geld een rol speelt in de economie
101
traditioneel koningschap
Traditionele staatvorm waarin de koning drie functies heeft: legeraanvoerder, hogepriester, opperrechter
102
Vazalvorstendom
Vorstendom dat ondergeschikt is aan een groter rijk (imperium). De lokale vorst mag op de troon blijven zitten, mits hij loyaal is, geen eigen buitenlands beleid voert en belastingen betaalt
103
Provincie
Gebied binnen een groot rijk (imperium) dat bestuurd wordt door een gouverneur of stadhouder die door de regering van het imperium is aangesteld
104
Homerus
Dichter aan wie twee grote Griekse epen worden toegeschreven: de Ilias en de Odyssee. Over Homerus zelf is weinig bekend
105
Donkere eeuwen (Griekenland)
Periode in de Griekse geschiedenis na de val van de Myceense beschaving, waarin sprake was van verarming en bevolkingsdaling
106
Primus inter pares
'De eerste onder zijn gelijken'. Gebruikt voor koningen die geen absolute macht hebben maar aanvoerder zijn van min of meer gelijkwaardige edelen
107
Archaïsche periode
Periode van de opkomst van de Griekse stadstaat (polis), ca. 750-500 v.Chr.
108
Aristocratie
'Regering door de besten', regering van 'edelen': mensen die voorrechten genoten door hun afkomst
109
Oligarchie
'Regering door weinigen', regering van een kleine groep mensen die niet van adellijke afkomst hoeven te zijn. Vermogen was meestal het criterium
110
Hoplieten
Zwaargewapende Griekse voetsoldaten, die in slagorde (falanx) streden
111
Falanx
Griekse slagorde van zwaargewapende voetsoldaten (hoplieten)
112
Polis
Letterlijk: 'stad', in de wetenschap gebruikt voor de Griekse stadstaat, een gemeenschap van burgers. Mv.: poleis
113
Polites
Burger van een Griekse polis met politieke rechten, zoals stemrecht. Mv.: politai
114
Agora
Verzamelplaats, plein in Griekse stadstaat waar politieke vergadering werden gehouden. Ook:. marktplaats
115
Akropolis
Versterkte hoogte in een stad. Vaak staan er tempels op
116
Oikos
Letterlijk: 'huis', een huishouden bestaande uit een gezin van vader, moeder, kinderen, kleinkinderen, en eventuele afhankelijke boeren en slaven
117
Dèmos
Mannelijke burgers met stemrecht
118
Democratie
Regering door de dèmos. In een democratie heeft de dèmos, in volksvergadering bijeen, het laatste woord
119
Ethnos
Letterlijk: 'volk', een samenwerkingsverband van een aantal kleinere gemeenschappen in landelijke, minder ontwikkelde gebieden
120
Kolonie/apoikia
Volksplanting vanuit een Griekse polis ergens in het Middellandse Zeegebied. De kolonie werd een zelfstandige nieuwe polis met slechts culturele en religieuze banden met de moederstad
121
Nouveau riche
'Nieuwe rijken', mensen die niet tot de oude aristocratie behoorden, en zich op een of andere manier toch verrijkt hadden (maar toch lang buitenstaanders bleven in de elite). Mv.: nouveaux riches
122
Hesiodus
Dichter uit de archaïsche periode. Schreef werken en dagen (over het boerenleven) en theogonie (over het ontstaan van de godenwereld)
123
Lyriek
Dichtvorm: korte gedichten met persoonlijke uitingen van de gemoedstoestand van de dichter, bijvoorbeeld liefdeslyriek
124
Oriëntaliserende stijl
Stijlvorm in de Griekse vaasschilderkunst, gekenmerkt door oosterse fabeldieren
125
Roodfigurige stijl
Stijlvorm in de Griekse vaasschilderkunst, gekenmerkt door rode figuren op een zwarte achtergrond
126
Zwartfigurige stijl
Stijlvorm in de Griekse vaasschilderkunst, gekenmerkt door zwarte figuren, meestal op een rode achtergrond
127
Dorische stijl
Stijlvorm in de Griekse bouwkunst, gekenmerkt door het gladde kapiteel van de zuilen
128
Ionische stijl
Stijlvorm in de Griekse bouwkunst, gekenmerkt door kapitelen in de vorm van voluten
129
Korinthische stijl
Bouwstijl in de Griekse bouwkunst, herkenbaar aan de kapitelen in de vorm van acanthusbladeren
130
Antropomorf
'Mensvormig', wordt gezegd van goden
131
Orfisme
Godsdienstige stroming, genoemd naar de mythische zanger Orpheus. Benadrukte de scheiding van lichaam en ziel en zag het lichaam als de kerker van de ziel
132
Zeus
Griekse oppergod; troonde op de berg Olympus en had een heiligdom in Olympia. God van de donder
133
Hera
Griekse godin, echtgenote van oppergod Zeus. Beschermster van het huwelijk
134
Athena
Stadsgodin van de stad Athene. Godin van de listige strijd en het ambacht. Vaak afgebeeld in wapenrusting
135
Apollo
God van het licht, de orde en het verstand. God van het Orakel van Delphi
136
Dionysus
God van de wijn, de roes en onstuimige krachten in de natuur
137
Herakles
Zoon van Zeus en een sterfelijke vrouw. Geroemd om zijn twaalf zware werken (o.a. het verslaan van monsters), waardoor hij de aarde leefbaarder maakte. Latijn: Hercules
138
Pythagoras
Griekse filosoof, werkzaam in Italië. Orfist. Geloofde in indeling in kosmos in zeven sferen volgens wiskundige ordening. De ‘stelling van Pythagoras’ is later aan hem toegeschreven
139
Tirannie
Staatvorm waarbij iemand (een tiran) wederrechtelijk de macht aan zich getrokken heeft. Grieks: tyrannis
140
Cypselus
Tiran van Korinthe (ca. 657-625 v.Chr.)
141
Polycrates
Tiran van Samos (ca. 535-525 v.Chr.), maakte van Samos een machtsfactor in de Egeïsche Zee (tussen het Perzische rijk en Egypte). Bouwde een grote tempel voor Hera
142
Spartiaten
Spartanen, burgers van Sparta met volledig burgerrecht
143
Perioiken
'Omwonenden', vrije inwoners van steden rondom Sparta. Hadden geen burgerrecht in Sparta
144
Heloten
Rechteloze, onderworpen bevolking van Sparta, te typeren als ‘horigen’. Leefden op voorvaderlijke grond die was toegewezen aan een Spartaan. Aan hem moesten ze een deel van de opbrengst afdragen
145
Volksvergadering
Vergadering van het volk met burgerrecht (dus niet een volksvertegenwoordiging). Grieks: ekklesia
146
Gerousia (Sparta)
Raad van ouden in Sparta van dertig leden: 2 koningen en 28 Spartanen van 60 jaar en ouder. Voor het leven gekozen door de volksvergadering
147
Eforen
'Opzichters', bestuurders van Sparta. Jaarlijks werden er vijf eforen door de volksvergadering gekozen
148
Archonten
Leiders van Athene. Jaarlijks werden er negen gekozen door de volksvergadering. Aanvankelijk alleen uit adellijke families, vanaf Solon uit de twee hoogste vermogensklassen. Vanaf 487 v.Chr. door loting aangewezen
149
Areopagus
Raad van edelen, later een raad van afgetreden archonten in Athene. Vergaderde op de Aresheuvel, toetste tot 451 v.Chr. wetgeving: ook een rechtbank voor moordzaken
150
Eupatriden
'Mensen met de goede vaders'; adellijke elite in Athene (geboorte-adel)
151
Hèliaia
Volksrechtbank te Athene
152
Cylon
Atheense edelman die in 632 v.Chr. vergeefs een tirannie probeerde te vestigen in Athene
153
Draco
Atheense wetgever rond 622 v.Chr. Liet het recht optekenen en beperkte daarmee de adellijke willekeur. Schafte bloedwraak af. Zijn wetten golden als 'draconisch', streng
154
Solon
Atheense archont met speciale bevoegdheden (594 v.Chr.). Deelde de burgers in vier vermogensklassen in en schafte de schuldgebondenheid en de status van hektèmoros af
155
Hektèmoros
'Zesdedeler', boer die een zesde deel van zijn oogst moest afstaan aan grote landheren. deze status is afgeschaft door Solon in 594 v.Chr.
156
Burger
Iemand met volledig burgerrecht; de exacte rechten verschillen per staat. Grieks: 'polites', 'Atheners', 'Spartanen
157
Seisachtheia
'Afschudding van de lasten', afschaffing van de schuldgebondenheid in Athene door Solon in 594 v.Chr.
158
Pisistratus
Tiran in Athene (561; 546-528 v.Chr.). Beperkte de macht van de adel in Athene, o.a. door het rondzenden van eigen rechters. Bewapende zijn aanhang als hopliet
159
Cleisthenes
Atheens staatsman (508 v.Chr.). Deelde Attica in in fylen, trittyës en demen. Uit de fylen werden strategen gekozen; de volksvergadering kreeg het laatste woord
160
Fyle
Aanvankelijk 'stam', vanaf 508 v.Chr. een district in Attica. Cleisthenes deelde Attica in in tien fylen
161
Trittys
Deel van een fyle (district) in Attica. Elke fyle bestond uit drie trittyës, dus er waren er dertig in totaal. Ingesteld door Cleisthenes in 508 v.Chr.
162
Deme
Dorp of stadswijk in Attica, de kleinste onderafdeling van een fyle. Ingesteld door Cleisthenes in 508 v.Chr.
163
Boulè
Raad in Athene, onder Solon van 400 leden (bestond naast de Areopagus) en onder Cleisthenes van 500 leden (50 per fyle). Bereidde de volksvergadering voor
164
Strategen
Atheense legeraanvoerders, jaarlijks werden er tien gekozen door de volksvergadering (1 per fyle). Waren herkiesbaar; de functie bracht ook politiek gezag
165
Klassieke periode
Bloeitijd van de klassieke cultuur in Griekenland, vooral in Athene. Van Cleisthenes tot Alexander de Grote, ca. 500-330 v.Chr.
166
Perzische oorlogen
Conflicten tussen het Perzische rijk en de Griekse wereld. Bekende slagen zijn die bij Marathon (Darius I, 490) bij Thermopylae en bij Salamis (Xerxes, 480) en bij Plataeae (479)
167
Miltiades
Atheense aanvoerder in de slag bij Marathon tegen het Perzische invasieleger (490 v.Chr.)
168
Thermopylae
Pas aan de oostkust van Griekenland, waar de Perzen o.l.v. Xerxes wonnen van de Grieken o.l.v. de Spartaan Leonidas. Hierna namen de Perzen Athene in en verwoestten ze de stad (480 v.Chr.)
169
Leonidas
Koning van Sparta, die zich in 480 v.Chr. bij Thermopylae doodvocht tegen het Perzische invasieleger
170
Salamis
Eiland vlak bij Athene, waar een Griekse vloot o.l.v. de Athener Themistocles een overwinning boekte op de Perzische vloot (480 v.Chr.)
171
Plataeae
Plaats in Midden-Griekenland, waar Griekse troepen o.l.v. de Spartaan Pausanias het Perzische landleger definitief versloegen, zodat dat zich uit Griekenland terugtrok (479 v.Chr.)
172
Themistocles
Atheense strateeg die voorstelde de zilvervondsten uit Laureion te gebruiken voor de bouw van een vloot. Versloeg als vlootvoogd de Perzische vloot bij Salamis in 480 v.Chr.
173
Cimon
Atheense strateeg die sympathiseerde met Sparta. Kwam Sparta te hulp in de opstand van de heloten, maar werd door Sparta weer teruggestuurd. Dit leidde tot oorlog met Sparta (461-446)
174
Pericles
Atheense strateeg die Athene machtig maakte m.b.v. de Delisch-Attische Zeebond (477 en later). Dit leidde tot oorlog met Sparta (Peloponnesische oorlog). Bouwde het Parthenon. Hij stierf in 429 v.Chr.
175
Liturgie
'Dienst aan het volk', de plicht van rijke Atheners tot het financieren van publieke werken, zoals de uitrusting van een oorlogsschip, een theatervoorstelling of een gebouw
176
Delisch-Attische Zeebond
Bond van Griekse stadstaten onder de praktische leiding van Athene, teneinde de oorlog tegen Perzië voort te zetten (477-404 v.Chr.). Werd snel een instrument in het imperialisme van Athene
177
Peloponnesische bond
Bond van Sparta met diverse stadstaten op de Peloponnesus, waaronder Korinthe. Argos deed niet mee. Opgeheven in 371 v.Chr. na de verloren oorlog met Thebe (Epaminondas)
178
Peloponnesische oorlog
Oorlog tussen Athene met bondgenoten (Delisch-Attische Zeebond) en Sparta met bondgenoten (Peloponnesische bond), 431-404 v.Chr. Gewonnen door Sparta met Perzische hulp
179
Alcibiades
Atheense strateeg die overliep naar Sparta in de Peloponnesische oorlog (415 v.Chr.). Vandaar vluchtte hij naar Perzië, maar hij keerde weer terug naar Athene in 411 v.Chr., om de oligarchische staatsgreep te stoppen
180
Lysander
Spartaanse admiraal die in 404 de Atheense vloot versloeg bij het riviertje Aigospotamoi. Dit betekende de definitieve Spartaanse overwinning in de Peloponnesische oorlog
181
Aigosmotamoi
Riviertje dat uitkwam in de Dardanellen. Hier versloeg de Spartaan Lysander de Atheense vloot in 404 v.Chr.
182
Tweede Attische Zeebond
Bond van Athene met diverse Griekse stadstaten, gericht tegen Sparta (377-355 v.Chr.)
183
Epaminondas
Thebaanse leider, beëindigde de Spartaanse hegemonie in de slag bij Leuctra (371 v.Chr.). Sneuvelde in 362 v.Chr. in de slag bij Mantinea tegen een verenigd Atheens-Spartaans leger
184
Leuctra
Dorp in Boeotië (Midden-Griekenland) waar de Thebaanse leider Epaminondas een Spartaans leger versloeg, waardoor de Spartaanse hegemonie in Griekenland doorbroken werd (371 v.Chr.)
185
Philippus II
Koning van Macedonië (359-336 v.Chr.), breidde zijn macht over Griekenland uit door een Thebaans/Atheens leger bij Chaeronea te verslaan (338). Werd 'hegemon' in de Korinthische bond (337)
186
Chaeronea
Stadje in Midden-Griekenland (Boeotië), waar Philippus II van Macedonië in 338 v.Chr. een Thebaans/Atheens leger versloeg en zo de hegemonie in Griekenland kreeg
187
Korinthische bond
Bondgenootschap van Griekse staten (maar niet Sparta) o.l.v. Philippus II van Macedonië, opgericht in 337 v.Chr. Philippus zelf werd de leider
188
Demosthenes
Atheense redenaar (384-322 v.Chr.) die zich fel verzette tegen de groeiende invloed van Philippus van Macedonië en Alexander de Grote op de Griekse wereld
189
Isocrates
Atheense redenaar (436-338 v.Chr.) die een voorstander was van Griekse samenwerking onder leiding van Macedonië en van een aanval op het Perzische rijk
190
Cleon
Invloedrijke Politicus die door zijn overtuigingskracht tussen 429 en 422 de volksvergadering naar zijn hand kon zetten. Radicale democraat. Gold als 'demagoog'
191
Demagoog
Letterlijk: 'leider van de dèmos'. wordt gezegd van politici zoals Cleon, die hun macht ontleenden aan hun overtuigingskracht in de volksvergadering (dus niet aan hun ambt als archont of strateeg). Grieks: demagogos
192
Panathenaeën
Spelen te Athene ter ere van de stadsgodin Athena. Bevorderd door de tirannen om de gemeenschapszin te versterken. Ook in democratisch Athene een belangrijk nationaal feest
193
Tragedie
Toneelstuk waarin de spanning tussen goddelijk lot en menselijk streven zichtbaar werd. de thema's werden vaak uit de Griekse mythologie gekozen
194
Aeschylus
Atheense tragediedichter (525-455 v.Chr.). Schrijver van de trilogie 'Oresteia' en 'De Perzen'
195
Sophocles
Atheense tragediedichter (495-406 v.Chr.). Schrijver van 'Oedipus Tyrannus' en 'Electra'
196
Euripides
Atheense tragediedichter (480-407 v.Chr.). Schrijver van 'Orestes' en 'De Bacchanten'
197
Komedie
Blijspel, politiek cabaret
198
Aristophanes
Atheense komediedichter (460-ca. 386 v.Chr.) schreef o.a. 'Lysistrata'als kritiek op de Peloponnesische oorlog
199
Retorica
'Welsprekendheid'. Spreek- en schrijfvaardigheid in de Griekse democratie en het filosofisch debat. Werd onderwezen door rondreizende leraren, 'sofisten'
200
Sofisten
Rondtrekkende leraren in de welsprekendheid en denkers op het gebied van staat, maatschappij, taal en normen voor menselijk gedrag
201
Retor
Redenaar, leraar in de retorica in een school met een vaste standplaats. Een bekende retor was Isocrates
202
Socrates
Filosoof (469-399 v.Chr.), geloofde in absolute zedelijke wetten en trachtte die in dialogen naar boven te krijgen. Leermeester van Plato
203
Plato
Filosoof (429-347 v.Chr.), bekend van de 'ideeënleer'. Schreef ook over staatsinrichting, bijv. in de 'Politeia'. Hij schreef in dialoogvorm, meestal met Socrates als hoofdpersoon, van wie hij een leerling was
204
Ideeënleer
Plato's leer van de 'ideai', ideeën, 'grondvormen'. Alle verschijnselen op aarde zijn een afspiegeling van bovennatuurlijke grondvormen
205
Academie
School die Plato stichtte rond 390 v.Chr.; is tot 529 n.Chr. een centrum gebleven voor Platonische wijsbegeerte. Plato's volgelingen werden academici genoemd
206
Aristoteles
Filosoof (384-322 v.Chr.), groot denker op het gebied van de staatskunde (Politica) en grondlegger van de moderne logica (Organon). Leerling van Plato. Stichtte een school: het Lyceum
207
Lyceum
School die Aristoteles stichtte
208
Herodotus
Geschiedschrijver en etnograaf uit Halicarnassus (ca. 484-424 v.Chr.). Schrijver van de Historiën over de tegenstellingen tussen Azië en Europa, uitmondend in de Perzische oorlogen
209
Thucydides
Atheense geschiedschrijver (ca. 460-400 v.Chr.). Schreef over de Peloponnesische oorlog. Hij onderscheidde de dieperliggende oorzaak van het conflict van de concrete aanleidingen
210
Dionysius I
Tiran van Syracuse op Sicilië (405-367 v.Chr.). Probeerde Syracuse tot leidende stadstaat te maken op Sicilië (405-367 v.Chr.) Probeerde Syracuse tot leidende stadstaat te maken op Sicilië en in Zuid-Italië
211
Hellenistische tijd
Periode tussen Alexander de Grote en de ondergang van het laatste hellenistische rijk: Ptolemeïsch Egypte, ca. 330-30 v.Chr.
212
Alexander de Grote
Koning van Macedonië (336-323 v.Chr.), veroverde het hele Perzische rijk. Stichtte o.a. Alexandrië in Egypte. Stierf in 323 v.Chr. te Babylon zonder duidelijke ergenaam
213
Slag bij Gaugamela
Veldslag tussen de legers van Alexander de Grote en Darius III bij het dorpje Gaugamela in Noord-Irak (331 v.Chr.). Darius werd verslagen en vluchtte. Cruciale slag in de val van het Perzische rijk
214
Antigonus de Eenogige
'Strateeg van Azië', die probeerde de enige opvolger te worden van Alexander de Grote. Sneuvelde in 301 bij Ipsus
215
Diadochenoorlogen
Strijd na de dood van Alexander de Grote in 323 v.Chr. tussen zijn generaal, m.n. Antigonus de Eenogige, Seleucus en Ptolemaeus. Eindigden in 301 toen Antigonus bij Ipsus sneuvelde
216
Seleucus
Satraap van Babylonië (321-316), zelfbenoemde 'strateeg van Azië'in navolging van Antigonus. Nam in 305 v.Chr. de koningstitel aan en stichtte het Seleucidische rijk. Vermoord in 281 v.Chr.
217
Ptolemaeus I
Satraap van Egypte vanaf 323, nam de koningstitel aan in 305 v.Chr. en stichtte het Ptolemeïsche rijk
218
Seleucidische rijk
Rijk gesticht door Seleucus I, ook wel Azië genoemd. Omvatte het grootste deel van het rijk van Alexander in Azië. Hoofdsteden: Seleucia aan de Tigris en Antiochië aan de Orontes
219
Ptolemeïsche rijk
Rijk gesticht door Ptolemaeus I. Kernland was Egypte, maar ook delen van de Levant, Klein-Azië en Griekse eilanden. Hoofdstad: Alexandrië in Egypte
220
Antigonidische rijk
Rijk gesticht door Antigonus Gonatas, een kleinzoon van Antigonus de Eenogige in 277. Kernland was Macedonië. Beheerste grote delen van Griekenland
221
Agis IV
Koning van Sparta (244-241), probeerde in Sparta broodnodige hervormingen door te voeren, zoals vergroting van het aantal Spartanen en landverdeling
222
Cleomenes III
Koning van Sparta (236-222), streefde naar vergroting van het aantal Spartanen en landverdelingen. sneuvelde in 222 bij Sellasia in een oorlog tegen de Macedonische koning Antigonus III Doson
223
Aetolische bond
Bondstaat in Griekenland ten noorden van de Korintische Golf. Bloeide in de Hellenistische periode. De inwoners hadden dubbel burgerrecht: van hun eigen stad en van de bond
224
Achaeïsche bond
Bondsstaat in Griekenland ten zuiden van de Korinthische Golf. Bloeide in de hellenistische periode. De inwoners hadden dubbel burgerrecht: van hun eigen stad en van de bond
225
Antiochus III de Grote
Koning van het Seleucidische rijk (222-187 v.Chr.). Veroverde ca. 200 Zuid-Syrië en Palestina op de Ptolemeeën. Zijn invasie in Griekenland werd door de Romeinen gestuit (191 bij Thermopylae)
226
Antiochus IV Epiphanes
Koning van het Seleucidische rijk (222-187 v.Chr.). Veroverde ca. 200 Zuid-Syrië en Palestina op de Ptolemeeën. Zijn invasie in Griekenland werd door de Romeinen gestuit (191 bij Thermopylae)
227
Antiochus IV Epiphanes
Koning van het Seleucidische rijk (175-164). Veroverde tijdelijk Egypte (169/8 v.Chr.), maar moest op last van de Romeinen terug. Onder zijn bewind was de opstand in Judea
228
Judas de Makkabeeër
Joodse (Judese) opstandelingenleider tegen Antiochus IV, nadat deze in 168 v.Chr. de tempel in Jeruzalem ontwijd had. slaagde in herinwijding in 164 v.Chr.
229
Ptolemaeus II
Koning van Egypte van 282 tot 246 v.Chr., de bloeitijd van het Ptolemeïsche rijk. Alexandrië werd de stad van wetenschap en cultuur dankzij het Museum in Alexandrië
230
Museum
Centrum van wetenschap te Alexandrië, gesticht door Ptolemaeus I of II
231
Politeuma
Organisatie van een veelal etnische groep niet-burgers in een stad met een Griekse constitutie. Mv.: politeumata
232
Gymnasium
School voor sport, militaire training en cultuur in Griekse steden. Kenmerk van 'Grieksheid' van een stad. Alleen mannelijke burgers hadden er toegang
233
Papyrus
Materiaal waarop geschreven werd, gemaakt van de papyrusplant. 'Een papyrus' is ook wel een document dat op papyrus geschreven is. Mv.: papyri
234
Heersercultus
Cultus ten bate van een koning in de hellenistische tijd. We onderscheiden spontane stedelijke culten en opgelegde staatscultussen in het hele rijk
235
Mysteriegodsdienst
geheime cultus voor ingewijden rondom een bepaalde godheid, zoals de cultus van Demeter in Eleusis. In de hellenistische en Romeinse tijd kwamen er steeds meer mysterieculten
236
Stoa
Filosofische stroming uit de hellenistische periode, ging ervan uit dat de kosmos geregeerd werd door de logos, 'goddelijke rede', ook wel theos, 'god' genoemd. Volgelingen waren 'stoïcijnen'
237
Zeno van Citium
(335-262 v.Chr.) Stichter van de filosofische school 'de stoa' in Athene
238
Epicurus
(341-270 v.Chr) Filosoof uit de hellenistische periode; leerde dat genot het hoogste doel was in het leven. Geloofde dat de kosmos bestond uit atomen die door toeval samenklonterden of uiteenvielen
239
Cynici
Letterlijk: 'hondsen'. Een filosofische stroming in de hellenistische periode die leerde dat de mens het best af was als hij geen behoeften meer had
240
Diogenes van Sinope
(404-323 v.Chr) Stichter van de filosofische school van de cynici
241
Koinè-Grieks
Letterlijk: 'algemeen Grieks'. Variant van de Griekse taal die in de hellenistische tijd dominant werd
242
Diodorus siculus
(90-30 v.Chr.). Griekse geschiedschrijver uit Sicilië, de eerste eeuw v.Chr. Schreef een wereldgeschiedenis vanaf de oertijd tot zijn eigen tijd
243
Polybius
(203-120 v.Chr.). Griekse geschiedschrijver uit Megalopolis (Achaeïsche bond), die in 167 v.Chr. als gijzelaar naar Rome werd gebracht. Hij verklaarde het succes van Rome door zijn 'gemengde constitutie'
244
Berossus
Babylonische geleerde, begin derde eeuw v.Chr., schreef in het Grieks de babyloníaca, over de geschiedenis en de cultuur van Babylonië vanaf de oertijd tot ongeveer Alexander de Grote
245
Manetho
Egyptische priester, begin derde eeuw v.Chr., schreef in het Grieks de Aegyptíaca, over de geschiedenis en cultuur van Egypte vanaf de oertijd tot ongeveer Alexander de Grote
246
Flavius Josephus
Judese priester uit de eerste eeuw n.Chr. Schreef in het Grieks o.a. Joodse Oudheden, over de geschiedenis van Israël en het Joodse volk, voornamelijk op basis van de Hebreeuwse Bijbel (het Oude Testament.)
247
Euclides
4e en 3e eeuw v.Chr. Wiskundige te Alexandrië in de hellenistische tijd. Grondlegger van de moderne wiskunde
248
Aristarchus van Samos
(310-230 v.Chr.). Griekse geleerde uit de hellenistische tijd; stelde dat de zon het centrum van het heelal was en dat de aarde daaromheen draaide. Werkte in Alexandrië
249
Eratosthenes
(ca. 276-194 v.Chr.). Griekse geleerde uit Cyrene (Libië), die eind derde eeuw v.Chr. in Alexandrië werkte. Berekende de omtrek van de aarde
250
Archimedes
Griekse natuurkundige uit Syracuse op Sicilië, die in Alexandrië werkte (ca. 287- 212 v.Chr.). Bekend door de berekening van het soortelijk gewicht van water
251
Claudius Ptolemaeus
Astronoom te Alexandrië, ca. 100-170 n.Chr. Verwierp de gedachte van Aristarchus van Samos dat de zon het middelpunt van het heelal was