Oudheid I Flashcards

1
Q

Steentijd

A

Oudste periode in de menselijke beschaving, toen mensen stenen werktuigen gebruikten. Verdeeld in oude, midden- en nieuwe steentijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Neolithicum

A

Nieuwe steentijd, ca. 10.000-3200 v.Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Neolithische revolutie

A

Uitvinding van de landbouw, ca. 10.000 v.Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Regenlandbouw

A

Landbouw die afhankelijk is van regenval (min. 250 mm per jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Irrigatielandbouw

A

Landbouw die afhankelijk is van irrigatie door overstromingen van rivieren en/of het aanleggen van kanalen en dijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bronstijd

A

De periode waarin de mens gebruikmaakte van bronzen werktuigen (in het Nabije Oosten ca. 3200-1200 v.Chr.). Brons is een legering van koper en tin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Chalcolithicum

A

De overgangstijd tussen steentijd en bronstijd (ca. 3400-3000 v.Chr.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mesopotamië

A

‘Gebied tussen de rivieren’, land tussen de Eufraat en de Tigris, ongeveer het huidige Irak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Klein-Azië

A

Gebied tussen Zwarte Zee, Egeïsche Zee en Middellandse Zee, ongeveer het huidige Turkije

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Levant

A

Westelijk Azië, ongeveer het huidige Syrië, Libanon, Israël en Jordanië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vroege bronstijd

A

Periode waarin bronzen werktuigen gebruikt werden in het Nabije Oosten, ongeveer het derde millennium v.Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sumeriërs

A

Het oudste bij name bekende volk in Zuid-Mesopotamië (3e millennium v.Chr.). Leefden in stadstaten en tempelsteden als Ur, Uruk en Nippur. Ze spraken de oudst bekende taal en ontwikkelden spijkerschrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Akkadiërs

A

Volk dat laat in het 3e millennium opkwam rond de stad Akkad in Mesopotamië. Sprak Semitisch en gebruikte spijkerschrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sargon

A

Koning Akkad (ca. 2350 v.Chr.), stichtte het eerste ‘wereldrijk’ in Mesopotamië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Derde dynastie van Ur

A

Sumerische dynastie in de stad Ur (ca. 2100 v.Chr.) die een groot deel van Mesopotamië onderwierp en een uitgebreide paleisadministratie heeft nagelaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Amorieten

A

West-Semitisch volk dat zich rond 2000 v.Chr. in Mesopotamië begon te vestigen, met name in Babylon, Assur en Mari

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Oude rijk (Egypte)

A

De eerste bloeiperiode van Egypte: 2600-2150 v.Chr., 4e dynastie. De hoofdstad was Memphis. Tijd van de piramiden bij Gizeh

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Cheops

A

Koning van Egypte, bouwer van de grootste piramide bij Gizeh

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Eerste tussenperiode

A

Periode zonder eenheid in Egypte, ca. 2150-2000 v.Chr. De gouwvorsten waren zelfstandig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hiërogliefenschrift

A

Egyptisch schrift, gekenmerkt door tekens in de vorm van kleine plaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Spijkerschrift

A

Mesopotamisch schrift met spijkervormige tekens op kleitabletten. De tekens waren deels hele woorden, deels lettergrepen. Werd gebruikt voor het Sumerisch, Akkadisch en Hethitisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Middenrijk (Egypte)

A

Tweede bloeiperiode van Egypte: ca. 2000-1800 v.Chr., 12e dynastie. De hoofdstad was Thebe. Tijd van bloei van de Egyptische literatuur en van de eerste expansie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Thebe

A

Stad in zuidelijk Egypte. Hoofdstad tijdens het Middenrijk en het Nieuwe Rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Tweede tussenperiode

A

Tweede periode van politieke versplintering in Egypte, ca. 1800-1550 v.Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hyksos

A

Volk uit Azië dat zich in de tweede tussenperiode in de delta in Egypte vestigde en de macht kreeg in Egypte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Assyrië

A

Staat in noordelijk Mesopotamië rond de stad Assur; later ook rond Nineve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Oud-Assyrische periode

A

Eerste bloeiperiode van Assyrië, ca. 2000-1750 v.Chr. Assur was rond 1900 v.Chr. een belangrijke handelsstad. Later, rond 1800, heerste de Amoriet Samsi-Adad I over Assyrië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Midden-Assyrische periode

A

Periode waarin Assyrië een redelijk belangrijke territoriale staat was, ca. 1600-1200 v.Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Babylonië

A

Staat in zuidelijk Mesopotamië, rond de stad Babylon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Oud-Babylonische periode

A

Bloeitijd van Babylonië onder Hammurabi, bekend van zijn wetboek. ca. 1800-1600 v.Chr. (middenbronstijd).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Midden-Babylonische periode

A

Periode waarin Babylonië een aanzienlijke territoriale staat was in zuidelijk Mesopotamië, overheerst door Kassieten. ca. 1600-1200 v.Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Hammurabi

A

Koning van Babylonië in het Oud-Babylonische rijk, 18e eeuw v.Chr. Bekend van zijn wetboek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Concert der mogendheden

A

Evenwicht tussen een aantal grote mogendheden, ca. 1600-1200 v.Chr.: Egypte, het Hethitische rijk, Assyrië, Babylonië en Mitanni. Periode wordt ook Amarnatijd genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Amarnatijd

A

Periode van het concert der mogenheden, genoemd naar El-Amarna in Egypte, waar brieven zijn gevonden in Babylonisch spijkerschrift van vazalvorsten en koningen van grote mogendheden (ca. 1600-1200).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Nieuwe rijk (Egypte)

A

Derde bloeiperiode van Egypte, ca. 1550-1100 v.Chr. Hoofdstad was Thebe, later ook Memphis. 18e en 19e dynastie. Sterke expansie richting het zuiden en Azië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Farao

A

Koningstitel in Egypte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hatsepsut

A

Vrouwelijke farao uit de 18e dynastie, moeder van Thutmosis III

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Thutmosis III

A

Farao uit de 18e dynastie, ca. 1450 v.Chr. Veroverde de Levant tot aan de Eufraat en ten zuiden van Egypte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Strijdwagen

A

Snelle wagen met twee paarden, strijdmiddel dat opkwam in de late bronstijd (1600-1200). Werd gebruikt door de elite in alle grote mogendheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Achnaton

A

Farao uit de 18e dynastie, ca. 1360 v.Chr. Bekend door godsdiensthervorming rond de zonnegod Aton. Min of meer monotheïstisch. Bouwde de stad Achet-Aton (Amarna)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Aton

A

God, door Achnaton verheven tot oppergod

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Tut-anch-amon

A

Farao uit de 18e dunastie, regeerde kort na Achnation. Schafte de Aton-suprematie weer af; oude goden keerden op hun plaats terug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Ramses II

A

Farao uit de 19e dynastie (1279-1213). Stuitte op de Hethieten bij Kades en sloot een vredesverdrag met hen (1259). Bouwer van de tempels te Abu Simbel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Kassieten

A

Volk dat Babylonië overheerste in de late bronstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Knossos

A

Belangrijke stad op Kreta in de late bronstijd, laat-Minoïsche beschaving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Mycene

A

Belangrijke stad in Griekenland in de late bronstijd. Centrum van de paleis-economie. In ca. 1450 v.Chr. veroverden de Myceners Kreta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Lineair A

A

Syllabisch schrift uit Kreta, tot op heden niet ontcijferd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Lineair B

A

Syllabisch schrift uit Griekenland (vooral Mycene en Pylos); Grieks; na 1450 ook naar Kreta gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

El-Amarna

A

Moderne naam voor Achet-Aton, gebouwd door de Egyptische koning Achnaton (ca.1360 v.Chr.). Bekend door vondst van honderden brieven van (vazal)koningen uit West-Azië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Zeevolken

A

Volken die rond 1200 v.Chr. vanaf de Middellandse Zee het Nabije Oosten aanvielen. Het hele gebied had te maken met onrust en verzwakking of verdwijning van grote rijken. Veel migratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

IJzertijd

A

Periode dat ijzer gebruikt werd voor wapens en gebruiksvoorwerpen. In het Midden-Oosten vanaf ca. 1200.; in Europa later. Het eind van de ijzertijd is eigenlijk niet vast te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Donkere eeuwen

A

Periode van ca. 1200 tot 900 v.Chr., waarin het hele oostelijke Middellandse Zeegebied het zwaar heeft. Grote mogendheden verdwenen, verloren gebied, waren zwak en hadden last van invallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Nieuw-Assyrische rijk

A

Periode waarin Assyrië zich ontwikkelde tot grote mogendheid (9e-7e eeuw), Organisator was Tiglath-Pileser III; Sanherib maakte Nineve hoofdstad, Esarhaddon veroverde Egypte. In 612 viel Nineve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

David

A

Koning van Israël rond 1000 v.Chr. Hij maakte Jeruzalem hoofdstad. De omvang van zij rijk is sterk omstreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Israël

A

Koninkrijk in de Levant onder David, met als hoofdstad Jeruzalem. Later een kleiner koninkrijk (naast Juda), met als hoofdstad Samaria. In 722 werd Israël een Assyrische provincie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Juda

A

Israëlitische stam. Ook de naam van een koninkrijk met als hoofdstad Jeruzalem (na Salomo tot 586 v.Chr.). Daarna werd Juda een provincie van resp. het Nieuw-Babylonische, Perzisch, Ptolemeïsche en Seleucidische rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Tiglath-Pileser III

A

Koning van Assyrië (745-727). Groot veroveraar, veroverde o.a. Babylonië. Consolideerde het Nieuw-Assyrische rijk door vazalvorstendommen om te zetten in provincies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Assurbanipal

A

De laatste grote koning van Assyrië (ca. 669-631). Bekend om zijn bibliotheek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Derde tussenperiode

A

Derde periode van zwak en versplinterd bestuur in Egypte na de tijd van de Zeevolken (ca. 1100-715 v.Chr.). Libiërs vestigden zich in de delta; tussen 950 en 730 waren de farao’s Libisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Late periode (Egypte)

A

Periode waarin Egypte geregeld te maken had met buitenlandse overheersers: het Nubische rijk van Napata, Assyrië en Perzië. Er was een relatieve bloeitijd onder de Saïtische 26e dynastie (664-525 v.Chr.).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Nieuw-Babylonische rijk

A

Overheerste West-Azië van ca. 612 tot 539. De bekendste koning was Nebukadnessar. Juda werd een Babylonische provincie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Nebukadnessar II

A

Sterkste koning van het Nieuw-Babylonische rijk, regeerde van 605 tot 562. Herbouwde Babylon en voerde de Judeeërs weg in ballingschap (597 resp. 586)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Achaemenidische rijk

A

Oud-Perzische rijk, overheerste West-Azië en tijdelijk Egypte tussen 539 en 331 v.Chr. hoofdsteden Susa en Persepolis in Zuidwest-Iran

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Cyrus de Grote

A

Stichter van het Perzische rijk. Beëindigde de Medische overheersing in Iran en veroverde Babylon in 539 v.Chr. stond terugkeer van ballingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Cyruscilinder

A

Document in cilindervorm uit Babylon, waarin Cyrus de verovering van Babylon verdedigt met een beroep op de Babylonische oppergod Marduk. Ten onrechte beschouwd als een verklaring van mensenrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Cambyses

A

Perzische koning, veroverde Egypte in 525 v.Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Darius I

A

Perzische koning, kwam in 522 na een staatsgreep aan de macht en verdedigde dat in de Bisotun-inscriptie. Organiseerde een veldtocht tegen Griekenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Satrapie

A

Term voor ‘provincie’ in het Achaemenidische of Oud-Perzische rijk, ook gebruikt voor provincies in het Seleucidische rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Satraap

A

Gouverneur van een satrapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Bisotun-inscriptie

A

Inscriptie aangebracht in de bergen bij Bisotun, waarin Daarin Darius I zijn staatsgreep verdedigt. In drie talen: Elamitisch, Babylonisch en Oudperzisch. Op basis hiervan zijn spijkerschrifttalen ontcijferd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Xerxes

A

Koning van het Achaemenidische (Perzische) rijk. Versloeg de Grieken bij Thermopylae in 480 en veroverde Athene. Zijn vloot werd verslagen bij Salamis (480) en zijn leger bij Plataeae (479)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Persis

A

Kernland van het Achaemenidische rijk, nu Fars in Zuidwest-Iran

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Zarathustra/Zoroaster

A

Perzische profeet (ca. 1000 v.Chr.) die Ahura Mazda als enige te vereren god propageerde (zoroastrisme). In hoeverre Perzische koningen zoroastriërs waren is omstreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Avesta

A

Heilige geschriften van de zoroastriërs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Alexander de Grote

A

Koning van Macedonië (336-323). Veroverde het gehele Perzische rijk en maakte de Griekse wereld ondergeschikt. Luidde de hellenistische periode in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Polytheïsme

A

‘Veelgodendom’, een religieus systeem dat veel goden kent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Gilgames-epos

A

Babylonisch epos over Gilgames, de koning van Uruk, die trachtte de onsterfelijkheid te bereiken. De standaardeditie staat op naam van Sin-leqi-unninni (ca. 1100 v.Chr.) en is gevonden in Assurbanipal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Henotheïsme

A

Religieus systeem waarbij slecht één god vereerd wordt in de erkenning dat er meer goden bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Monotheïsme

A

Religieus systeem dat maar één god erkent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Marduk

A

Stadsgod van Babylon, oppergod van de Babyloniërs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Assur

A

Stadsgod van de Assyrische stad Assur, oppergod van de Assyriërs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Istar

A

Godin van de planeet Venus; godin van de seksuele liefde en de vechtkunst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Ra

A

Zonnegod in Egypte; vooral in de delta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Amon

A

Stadsgod van Thebe in Opper-Egypte, oppergod van Egypte vanaf het Middenrijk, ook wel met Ra gelijkgesteld als Amon-Ra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Osiris

A

Egyptische god van de onderwereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Isis

A

Egyptische godin, zus en gemalin van Osiris, godin van moederschap en magie. Kreeg grote populariteit, ook buiten Egypte, in de hellenistische en Romeinse wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Aton

A

Zonneschijf, door Achnaton tot oppergod verheven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Sociale stratificatie

A

Onderscheid tussen groepen mensen op grond van afkomst, rijkdom en status in een ‘gelaagde samenleving’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Redistributie-economie

A

Economisch model waarin de staat of de tempel alle grond bezit, de opbrengsten grotendeels inneemt en gedistribueerd onder ambtenaren, het leger en gunstelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Aziatische productiewijze

A

Economisch model bedacht door Karl Marx. AKA Redistributie-economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Karl Wittfogel

A

Duitse geleerde, bedenker van het begrip ‘hydraulische maatschappij’ voor maatschappijen die een staatsgeleide economie kenden t.b.v. irrigatiewerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Karl Polanyi

A

Hongaars/Amerikaanse antropoloog, meende dat de markt niet iets is van alle tijden en dat vooral in het oude Nabije Oosten sprake zou zijn van een marktloze economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Subsistence farming

A

Agrarische bedrijfsvoering die gericht is op ‘autarkie’, d.w.z. dat de boer van de opbrengst van zijn land leeft en niet (in de eerste plaats) produceert voor de markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Peasant

A

Boer die op zijn eigen grond woont en leeft van de opbrengst ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Slaaf

A

Arbeidskracht die volledig eigendom is van een particuliere eigenaar. Kan als handelswaar gebruikt worden. Ook ‘chattel slave’ genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

Schuldgebondene/schuldknecht

A

Persoon die schulden moet afbetalen door voor de schuldeiser te werken. Ook ‘schuldknecht’ genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Horige/serf

A

Persoon die op enigerlei wijze afhankelijk is van anderen en verplicht kan worden werkzaamheden te verrichten voor zijn meester. Niet verhandelbaar als slaaf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

Autarkie

A

‘Zelfvoorzienendheid’, het idee dat een boer, tempel of staat genoeg produceert om in zijn eigen onderhoud te voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

Geld

A

Voorwerpen van waarde met drie functies: betaalmiddel, rekeneenheid en middel om een vermogen op te bouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

Monetisering

A

Mate waarin geld een rol speelt in de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

traditioneel koningschap

A

Traditionele staatvorm waarin de koning drie functies heeft: legeraanvoerder, hogepriester, opperrechter

102
Q

Vazalvorstendom

A

Vorstendom dat ondergeschikt is aan een groter rijk (imperium). De lokale vorst mag op de troon blijven zitten, mits hij loyaal is, geen eigen buitenlands beleid voert en belastingen betaalt

103
Q

Provincie

A

Gebied binnen een groot rijk (imperium) dat bestuurd wordt door een gouverneur of stadhouder die door de regering van het imperium is aangesteld

104
Q

Homerus

A

Dichter aan wie twee grote Griekse epen worden toegeschreven: de Ilias en de Odyssee. Over Homerus zelf is weinig bekend

105
Q

Donkere eeuwen (Griekenland)

A

Periode in de Griekse geschiedenis na de val van de Myceense beschaving, waarin sprake was van verarming en bevolkingsdaling

106
Q

Primus inter pares

A

‘De eerste onder zijn gelijken’. Gebruikt voor koningen die geen absolute macht hebben maar aanvoerder zijn van min of meer gelijkwaardige edelen

107
Q

Archaïsche periode

A

Periode van de opkomst van de Griekse stadstaat (polis), ca. 750-500 v.Chr.

108
Q

Aristocratie

A

‘Regering door de besten’, regering van ‘edelen’: mensen die voorrechten genoten door hun afkomst

109
Q

Oligarchie

A

‘Regering door weinigen’, regering van een kleine groep mensen die niet van adellijke afkomst hoeven te zijn. Vermogen was meestal het criterium

110
Q

Hoplieten

A

Zwaargewapende Griekse voetsoldaten, die in slagorde (falanx) streden

111
Q

Falanx

A

Griekse slagorde van zwaargewapende voetsoldaten (hoplieten)

112
Q

Polis

A

Letterlijk: ‘stad’, in de wetenschap gebruikt voor de Griekse stadstaat, een gemeenschap van burgers. Mv.: poleis

113
Q

Polites

A

Burger van een Griekse polis met politieke rechten, zoals stemrecht. Mv.: politai

114
Q

Agora

A

Verzamelplaats, plein in Griekse stadstaat waar politieke vergadering werden gehouden. Ook:. marktplaats

115
Q

Akropolis

A

Versterkte hoogte in een stad. Vaak staan er tempels op

116
Q

Oikos

A

Letterlijk: ‘huis’, een huishouden bestaande uit een gezin van vader, moeder, kinderen, kleinkinderen, en eventuele afhankelijke boeren en slaven

117
Q

Dèmos

A

Mannelijke burgers met stemrecht

118
Q

Democratie

A

Regering door de dèmos. In een democratie heeft de dèmos, in volksvergadering bijeen, het laatste woord

119
Q

Ethnos

A

Letterlijk: ‘volk’, een samenwerkingsverband van een aantal kleinere gemeenschappen in landelijke, minder ontwikkelde gebieden

120
Q

Kolonie/apoikia

A

Volksplanting vanuit een Griekse polis ergens in het Middellandse Zeegebied. De kolonie werd een zelfstandige nieuwe polis met slechts culturele en religieuze banden met de moederstad

121
Q

Nouveau riche

A

‘Nieuwe rijken’, mensen die niet tot de oude aristocratie behoorden, en zich op een of andere manier toch verrijkt hadden (maar toch lang buitenstaanders bleven in de elite). Mv.: nouveaux riches

122
Q

Hesiodus

A

Dichter uit de archaïsche periode. Schreef werken en dagen (over het boerenleven) en theogonie (over het ontstaan van de godenwereld)

123
Q

Lyriek

A

Dichtvorm: korte gedichten met persoonlijke uitingen van de gemoedstoestand van de dichter, bijvoorbeeld liefdeslyriek

124
Q

Oriëntaliserende stijl

A

Stijlvorm in de Griekse vaasschilderkunst, gekenmerkt door oosterse fabeldieren

125
Q

Roodfigurige stijl

A

Stijlvorm in de Griekse vaasschilderkunst, gekenmerkt door rode figuren op een zwarte achtergrond

126
Q

Zwartfigurige stijl

A

Stijlvorm in de Griekse vaasschilderkunst, gekenmerkt door zwarte figuren, meestal op een rode achtergrond

127
Q

Dorische stijl

A

Stijlvorm in de Griekse bouwkunst, gekenmerkt door het gladde kapiteel van de zuilen

128
Q

Ionische stijl

A

Stijlvorm in de Griekse bouwkunst, gekenmerkt door kapitelen in de vorm van voluten

129
Q

Korinthische stijl

A

Bouwstijl in de Griekse bouwkunst, herkenbaar aan de kapitelen in de vorm van acanthusbladeren

130
Q

Antropomorf

A

‘Mensvormig’, wordt gezegd van goden

131
Q

Orfisme

A

Godsdienstige stroming, genoemd naar de mythische zanger Orpheus. Benadrukte de scheiding van lichaam en ziel en zag het lichaam als de kerker van de ziel

132
Q

Zeus

A

Griekse oppergod; troonde op de berg Olympus en had een heiligdom in
Olympia. God van de donder

133
Q

Hera

A

Griekse godin, echtgenote van oppergod Zeus. Beschermster van het huwelijk

134
Q

Athena

A

Stadsgodin van de stad Athene. Godin van de listige strijd en het ambacht. Vaak
afgebeeld in wapenrusting

135
Q

Apollo

A

God van het licht, de orde en het verstand. God van het Orakel van Delphi

136
Q

Dionysus

A

God van de wijn, de roes en onstuimige krachten in de natuur

137
Q

Herakles

A

Zoon van Zeus en een sterfelijke vrouw. Geroemd om zijn twaalf zware werken
(o.a. het verslaan van monsters), waardoor hij de aarde leefbaarder maakte.
Latijn: Hercules

138
Q

Pythagoras

A

Griekse filosoof, werkzaam in Italië. Orfist. Geloofde in indeling in kosmos in
zeven sferen volgens wiskundige ordening. De ‘stelling van Pythagoras’ is later
aan hem toegeschreven

139
Q

Tirannie

A

Staatvorm waarbij iemand (een tiran) wederrechtelijk de macht aan zich getrokken heeft. Grieks: tyrannis

140
Q

Cypselus

A

Tiran van Korinthe (ca. 657-625 v.Chr.)

141
Q

Polycrates

A

Tiran van Samos (ca. 535-525 v.Chr.), maakte van Samos een machtsfactor in de Egeïsche Zee (tussen het Perzische rijk en Egypte). Bouwde een grote tempel voor Hera

142
Q

Spartiaten

A

Spartanen, burgers van Sparta met volledig burgerrecht

143
Q

Perioiken

A

‘Omwonenden’, vrije inwoners van steden rondom Sparta. Hadden geen burgerrecht in Sparta

144
Q

Heloten

A

Rechteloze, onderworpen bevolking van Sparta, te typeren als ‘horigen’. Leefden
op voorvaderlijke grond die was toegewezen aan een Spartaan. Aan hem moesten ze een deel van de opbrengst afdragen

145
Q

Volksvergadering

A

Vergadering van het volk met burgerrecht (dus niet een volksvertegenwoordiging). Grieks: ekklesia

146
Q

Gerousia (Sparta)

A

Raad van ouden in Sparta van dertig leden: 2 koningen en 28 Spartanen van 60 jaar en ouder. Voor het leven gekozen door de volksvergadering

147
Q

Eforen

A

‘Opzichters’, bestuurders van Sparta. Jaarlijks werden er vijf eforen door de volksvergadering gekozen

148
Q

Archonten

A

Leiders van Athene. Jaarlijks werden er negen gekozen door de volksvergadering. Aanvankelijk alleen uit adellijke families, vanaf Solon uit de twee hoogste vermogensklassen. Vanaf 487 v.Chr. door loting aangewezen

149
Q

Areopagus

A

Raad van edelen, later een raad van afgetreden archonten in Athene. Vergaderde op de Aresheuvel, toetste tot 451 v.Chr. wetgeving: ook een rechtbank voor moordzaken

150
Q

Eupatriden

A

‘Mensen met de goede vaders’; adellijke elite in Athene (geboorte-adel)

151
Q

Hèliaia

A

Volksrechtbank te Athene

152
Q

Cylon

A

Atheense edelman die in 632 v.Chr. vergeefs een tirannie probeerde te vestigen in Athene

153
Q

Draco

A

Atheense wetgever rond 622 v.Chr. Liet het recht optekenen en beperkte daarmee de adellijke willekeur. Schafte bloedwraak af. Zijn wetten golden als ‘draconisch’, streng

154
Q

Solon

A

Atheense archont met speciale bevoegdheden (594 v.Chr.). Deelde de burgers in vier vermogensklassen in en schafte de schuldgebondenheid en de status van hektèmoros af

155
Q

Hektèmoros

A

‘Zesdedeler’, boer die een zesde deel van zijn oogst moest afstaan aan grote landheren. deze status is afgeschaft door Solon in 594 v.Chr.

156
Q

Burger

A

Iemand met volledig burgerrecht; de exacte rechten verschillen per staat. Grieks: ‘polites’, ‘Atheners’, ‘Spartanen

157
Q

Seisachtheia

A

‘Afschudding van de lasten’, afschaffing van de schuldgebondenheid in Athene door Solon in 594 v.Chr.

158
Q

Pisistratus

A

Tiran in Athene (561; 546-528 v.Chr.). Beperkte de macht van de adel in Athene, o.a. door het rondzenden van eigen rechters. Bewapende zijn aanhang als hopliet

159
Q

Cleisthenes

A

Atheens staatsman (508 v.Chr.). Deelde Attica in in fylen, trittyës en demen. Uit de fylen werden strategen gekozen; de volksvergadering kreeg het laatste woord

160
Q

Fyle

A

Aanvankelijk ‘stam’, vanaf 508 v.Chr. een district in Attica. Cleisthenes deelde Attica in in tien fylen

161
Q

Trittys

A

Deel van een fyle (district) in Attica. Elke fyle bestond uit drie trittyës, dus er waren er dertig in totaal. Ingesteld door Cleisthenes in 508 v.Chr.

162
Q

Deme

A

Dorp of stadswijk in Attica, de kleinste onderafdeling van een fyle. Ingesteld door Cleisthenes in 508 v.Chr.

163
Q

Boulè

A

Raad in Athene, onder Solon van 400 leden (bestond naast de Areopagus) en onder Cleisthenes van 500 leden (50 per fyle). Bereidde de volksvergadering voor

164
Q

Strategen

A

Atheense legeraanvoerders, jaarlijks werden er tien gekozen door de volksvergadering (1 per fyle). Waren herkiesbaar; de functie bracht ook politiek gezag

165
Q

Klassieke periode

A

Bloeitijd van de klassieke cultuur in Griekenland, vooral in Athene. Van Cleisthenes tot Alexander de Grote, ca. 500-330 v.Chr.

166
Q

Perzische oorlogen

A

Conflicten tussen het Perzische rijk en de Griekse wereld. Bekende slagen zijn die bij Marathon (Darius I, 490) bij Thermopylae en bij Salamis (Xerxes, 480) en bij Plataeae (479)

167
Q

Miltiades

A

Atheense aanvoerder in de slag bij Marathon tegen het Perzische invasieleger (490 v.Chr.)

168
Q

Thermopylae

A

Pas aan de oostkust van Griekenland, waar de Perzen o.l.v. Xerxes wonnen van de Grieken o.l.v. de Spartaan Leonidas. Hierna namen de Perzen Athene in en verwoestten ze de stad (480 v.Chr.)

169
Q

Leonidas

A

Koning van Sparta, die zich in 480 v.Chr. bij Thermopylae doodvocht tegen het Perzische invasieleger

170
Q

Salamis

A

Eiland vlak bij Athene, waar een Griekse vloot o.l.v. de Athener Themistocles een overwinning boekte op de Perzische vloot (480 v.Chr.)

171
Q

Plataeae

A

Plaats in Midden-Griekenland, waar Griekse troepen o.l.v. de Spartaan Pausanias het Perzische landleger definitief versloegen, zodat dat zich uit Griekenland terugtrok (479 v.Chr.)

172
Q

Themistocles

A

Atheense strateeg die voorstelde de zilvervondsten uit Laureion te gebruiken voor de bouw van een vloot. Versloeg als vlootvoogd de Perzische vloot bij Salamis in 480 v.Chr.

173
Q

Cimon

A

Atheense strateeg die sympathiseerde met Sparta. Kwam Sparta te hulp in de opstand van de heloten, maar werd door Sparta weer teruggestuurd. Dit leidde tot oorlog met Sparta (461-446)

174
Q

Pericles

A

Atheense strateeg die Athene machtig maakte m.b.v. de Delisch-Attische Zeebond (477 en later). Dit leidde tot oorlog met Sparta (Peloponnesische oorlog). Bouwde het Parthenon. Hij stierf in 429 v.Chr.

175
Q

Liturgie

A

‘Dienst aan het volk’, de plicht van rijke Atheners tot het financieren van publieke werken, zoals de uitrusting van een oorlogsschip, een theatervoorstelling of een gebouw

176
Q

Delisch-Attische Zeebond

A

Bond van Griekse stadstaten onder de praktische leiding van Athene, teneinde de oorlog tegen Perzië voort te zetten (477-404 v.Chr.). Werd snel een instrument in het imperialisme van Athene

177
Q

Peloponnesische bond

A

Bond van Sparta met diverse stadstaten op de Peloponnesus, waaronder Korinthe. Argos deed niet mee. Opgeheven in 371 v.Chr. na de verloren oorlog met Thebe (Epaminondas)

178
Q

Peloponnesische oorlog

A

Oorlog tussen Athene met bondgenoten (Delisch-Attische Zeebond) en Sparta met bondgenoten (Peloponnesische bond), 431-404 v.Chr. Gewonnen door Sparta met Perzische hulp

179
Q

Alcibiades

A

Atheense strateeg die overliep naar Sparta in de Peloponnesische oorlog (415 v.Chr.). Vandaar vluchtte hij naar Perzië, maar hij keerde weer terug naar Athene in 411 v.Chr., om de oligarchische staatsgreep te stoppen

180
Q

Lysander

A

Spartaanse admiraal die in 404 de Atheense vloot versloeg bij het riviertje Aigospotamoi. Dit betekende de definitieve Spartaanse overwinning in de Peloponnesische oorlog

181
Q

Aigosmotamoi

A

Riviertje dat uitkwam in de Dardanellen. Hier versloeg de Spartaan Lysander de Atheense vloot in 404 v.Chr.

182
Q

Tweede Attische Zeebond

A

Bond van Athene met diverse Griekse stadstaten, gericht tegen Sparta (377-355 v.Chr.)

183
Q

Epaminondas

A

Thebaanse leider, beëindigde de Spartaanse hegemonie in de slag bij Leuctra (371 v.Chr.). Sneuvelde in 362 v.Chr. in de slag bij Mantinea tegen een verenigd Atheens-Spartaans leger

184
Q

Leuctra

A

Dorp in Boeotië (Midden-Griekenland) waar de Thebaanse leider Epaminondas een Spartaans leger versloeg, waardoor de Spartaanse hegemonie in Griekenland doorbroken werd (371 v.Chr.)

185
Q

Philippus II

A

Koning van Macedonië (359-336 v.Chr.), breidde zijn macht over Griekenland uit door een Thebaans/Atheens leger bij Chaeronea te verslaan (338). Werd ‘hegemon’ in de Korinthische bond (337)

186
Q

Chaeronea

A

Stadje in Midden-Griekenland (Boeotië), waar Philippus II van Macedonië in 338 v.Chr. een Thebaans/Atheens leger versloeg en zo de hegemonie in Griekenland kreeg

187
Q

Korinthische bond

A

Bondgenootschap van Griekse staten (maar niet Sparta) o.l.v. Philippus II van Macedonië, opgericht in 337 v.Chr. Philippus zelf werd de leider

188
Q

Demosthenes

A

Atheense redenaar (384-322 v.Chr.) die zich fel verzette tegen de groeiende invloed van Philippus van Macedonië en Alexander de Grote op de Griekse wereld

189
Q

Isocrates

A

Atheense redenaar (436-338 v.Chr.) die een voorstander was van Griekse samenwerking onder leiding van Macedonië en van een aanval op het Perzische rijk

190
Q

Cleon

A

Invloedrijke Politicus die door zijn overtuigingskracht tussen 429 en 422 de volksvergadering naar zijn hand kon zetten. Radicale democraat. Gold als ‘demagoog’

191
Q

Demagoog

A

Letterlijk: ‘leider van de dèmos’. wordt gezegd van politici zoals Cleon, die hun macht ontleenden aan hun overtuigingskracht in de volksvergadering (dus niet aan hun ambt als archont of strateeg). Grieks: demagogos

192
Q

Panathenaeën

A

Spelen te Athene ter ere van de stadsgodin Athena. Bevorderd door de tirannen om de gemeenschapszin te versterken. Ook in democratisch Athene een belangrijk nationaal feest

193
Q

Tragedie

A

Toneelstuk waarin de spanning tussen goddelijk lot en menselijk streven zichtbaar werd. de thema’s werden vaak uit de Griekse mythologie gekozen

194
Q

Aeschylus

A

Atheense tragediedichter (525-455 v.Chr.). Schrijver van de trilogie ‘Oresteia’ en ‘De Perzen’

195
Q

Sophocles

A

Atheense tragediedichter (495-406 v.Chr.). Schrijver van ‘Oedipus Tyrannus’ en ‘Electra’

196
Q

Euripides

A

Atheense tragediedichter (480-407 v.Chr.). Schrijver van ‘Orestes’ en ‘De Bacchanten’

197
Q

Komedie

A

Blijspel, politiek cabaret

198
Q

Aristophanes

A

Atheense komediedichter (460-ca. 386 v.Chr.) schreef o.a. ‘Lysistrata’als kritiek op de Peloponnesische oorlog

199
Q

Retorica

A

‘Welsprekendheid’. Spreek- en schrijfvaardigheid in de Griekse democratie en het filosofisch debat. Werd onderwezen door rondreizende leraren, ‘sofisten’

200
Q

Sofisten

A

Rondtrekkende leraren in de welsprekendheid en denkers op het gebied van staat, maatschappij, taal en normen voor menselijk gedrag

201
Q

Retor

A

Redenaar, leraar in de retorica in een school met een vaste standplaats. Een bekende retor was Isocrates

202
Q

Socrates

A

Filosoof (469-399 v.Chr.), geloofde in absolute zedelijke wetten en trachtte die in dialogen naar boven te krijgen. Leermeester van Plato

203
Q

Plato

A

Filosoof (429-347 v.Chr.), bekend van de ‘ideeënleer’. Schreef ook over staatsinrichting, bijv. in de ‘Politeia’. Hij schreef in dialoogvorm, meestal met Socrates als hoofdpersoon, van wie hij een leerling was

204
Q

Ideeënleer

A

Plato’s leer van de ‘ideai’, ideeën, ‘grondvormen’. Alle verschijnselen op aarde zijn een afspiegeling van bovennatuurlijke grondvormen

205
Q

Academie

A

School die Plato stichtte rond 390 v.Chr.; is tot 529 n.Chr. een centrum gebleven voor Platonische wijsbegeerte. Plato’s volgelingen werden academici genoemd

206
Q

Aristoteles

A

Filosoof (384-322 v.Chr.), groot denker op het gebied van de staatskunde (Politica) en grondlegger van de moderne logica (Organon). Leerling van Plato. Stichtte een school: het Lyceum

207
Q

Lyceum

A

School die Aristoteles stichtte

208
Q

Herodotus

A

Geschiedschrijver en etnograaf uit Halicarnassus (ca. 484-424 v.Chr.). Schrijver van de Historiën over de tegenstellingen tussen Azië en Europa, uitmondend in de Perzische oorlogen

209
Q

Thucydides

A

Atheense geschiedschrijver (ca. 460-400 v.Chr.). Schreef over de Peloponnesische oorlog. Hij onderscheidde de dieperliggende oorzaak van het conflict van de concrete aanleidingen

210
Q

Dionysius I

A

Tiran van Syracuse op Sicilië (405-367 v.Chr.). Probeerde Syracuse tot leidende stadstaat te maken op Sicilië (405-367 v.Chr.) Probeerde Syracuse tot leidende stadstaat te maken op Sicilië en in Zuid-Italië

211
Q

Hellenistische tijd

A

Periode tussen Alexander de Grote en de ondergang van het laatste hellenistische rijk: Ptolemeïsch Egypte, ca. 330-30 v.Chr.

212
Q

Alexander de Grote

A

Koning van Macedonië (336-323 v.Chr.), veroverde het hele Perzische rijk. Stichtte o.a. Alexandrië in Egypte. Stierf in 323 v.Chr. te Babylon zonder duidelijke ergenaam

213
Q

Slag bij Gaugamela

A

Veldslag tussen de legers van Alexander de Grote en Darius III bij het dorpje Gaugamela in Noord-Irak (331 v.Chr.). Darius werd verslagen en vluchtte. Cruciale slag in de val van het Perzische rijk

214
Q

Antigonus de Eenogige

A

‘Strateeg van Azië’, die probeerde de enige opvolger te worden van Alexander de Grote. Sneuvelde in 301 bij Ipsus

215
Q

Diadochenoorlogen

A

Strijd na de dood van Alexander de Grote in 323 v.Chr. tussen zijn generaal, m.n. Antigonus de Eenogige, Seleucus en Ptolemaeus. Eindigden in 301 toen Antigonus bij Ipsus sneuvelde

216
Q

Seleucus

A

Satraap van Babylonië (321-316), zelfbenoemde ‘strateeg van Azië’in navolging van Antigonus. Nam in 305 v.Chr. de koningstitel aan en stichtte het Seleucidische rijk. Vermoord in 281 v.Chr.

217
Q

Ptolemaeus I

A

Satraap van Egypte vanaf 323, nam de koningstitel aan in 305 v.Chr. en stichtte het Ptolemeïsche rijk

218
Q

Seleucidische rijk

A

Rijk gesticht door Seleucus I, ook wel Azië genoemd. Omvatte het grootste deel van het rijk van Alexander in Azië. Hoofdsteden: Seleucia aan de Tigris en Antiochië aan de Orontes

219
Q

Ptolemeïsche rijk

A

Rijk gesticht door Ptolemaeus I. Kernland was Egypte, maar ook delen van de Levant, Klein-Azië en Griekse eilanden. Hoofdstad: Alexandrië in Egypte

220
Q

Antigonidische rijk

A

Rijk gesticht door Antigonus Gonatas, een kleinzoon van Antigonus de Eenogige in 277. Kernland was Macedonië. Beheerste grote delen van Griekenland

221
Q

Agis IV

A

Koning van Sparta (244-241), probeerde in Sparta broodnodige hervormingen door te voeren, zoals vergroting van het aantal Spartanen en landverdeling

222
Q

Cleomenes III

A

Koning van Sparta (236-222), streefde naar vergroting van het aantal Spartanen en landverdelingen. sneuvelde in 222 bij Sellasia in een oorlog tegen de Macedonische koning Antigonus III Doson

223
Q

Aetolische bond

A

Bondstaat in Griekenland ten noorden van de Korintische Golf. Bloeide in de Hellenistische periode. De inwoners hadden dubbel burgerrecht: van hun eigen stad en van de bond

224
Q

Achaeïsche bond

A

Bondsstaat in Griekenland ten zuiden van de Korinthische Golf. Bloeide in de hellenistische periode. De inwoners hadden dubbel burgerrecht: van hun eigen stad en van de bond

225
Q

Antiochus III de Grote

A

Koning van het Seleucidische rijk (222-187 v.Chr.). Veroverde ca. 200 Zuid-Syrië en Palestina op de Ptolemeeën. Zijn invasie in Griekenland werd door de Romeinen gestuit (191 bij Thermopylae)

226
Q

Antiochus IV Epiphanes

A

Koning van het Seleucidische rijk (222-187 v.Chr.). Veroverde ca. 200 Zuid-Syrië en Palestina op de Ptolemeeën. Zijn invasie in Griekenland werd door de Romeinen gestuit (191 bij Thermopylae)

227
Q

Antiochus IV Epiphanes

A

Koning van het Seleucidische rijk (175-164). Veroverde tijdelijk Egypte (169/8 v.Chr.), maar moest op last van de Romeinen terug. Onder zijn bewind was de opstand in Judea

228
Q

Judas de Makkabeeër

A

Joodse (Judese) opstandelingenleider tegen Antiochus IV, nadat deze in 168 v.Chr. de tempel in Jeruzalem ontwijd had. slaagde in herinwijding in 164 v.Chr.

229
Q

Ptolemaeus II

A

Koning van Egypte van 282 tot 246 v.Chr., de bloeitijd van het Ptolemeïsche rijk. Alexandrië werd de stad van wetenschap en cultuur dankzij het Museum in Alexandrië

230
Q

Museum

A

Centrum van wetenschap te Alexandrië, gesticht door Ptolemaeus I of II

231
Q

Politeuma

A

Organisatie van een veelal etnische groep niet-burgers in een stad met een Griekse constitutie. Mv.: politeumata

232
Q

Gymnasium

A

School voor sport, militaire training en cultuur in Griekse steden. Kenmerk van ‘Grieksheid’ van een stad. Alleen mannelijke burgers hadden er toegang

233
Q

Papyrus

A

Materiaal waarop geschreven werd, gemaakt van de papyrusplant. ‘Een papyrus’ is ook wel een document dat op papyrus geschreven is. Mv.: papyri

234
Q

Heersercultus

A

Cultus ten bate van een koning in de hellenistische tijd. We onderscheiden spontane stedelijke culten en opgelegde staatscultussen in het hele rijk

235
Q

Mysteriegodsdienst

A

geheime cultus voor ingewijden rondom een bepaalde godheid, zoals de cultus van Demeter in Eleusis. In de hellenistische en Romeinse tijd kwamen er steeds meer mysterieculten

236
Q

Stoa

A

Filosofische stroming uit de hellenistische periode, ging ervan uit dat de kosmos geregeerd werd door de logos, ‘goddelijke rede’, ook wel theos, ‘god’ genoemd. Volgelingen waren ‘stoïcijnen’

237
Q

Zeno van Citium

A

(335-262 v.Chr.) Stichter van de filosofische school ‘de stoa’ in Athene

238
Q

Epicurus

A

(341-270 v.Chr) Filosoof uit de hellenistische periode; leerde dat genot het hoogste doel was in het leven. Geloofde dat de kosmos bestond uit atomen die door toeval samenklonterden of uiteenvielen

239
Q

Cynici

A

Letterlijk: ‘hondsen’. Een filosofische stroming in de hellenistische periode die leerde dat de mens het best af was als hij geen behoeften meer had

240
Q

Diogenes van Sinope

A

(404-323 v.Chr) Stichter van de filosofische school van de cynici

241
Q

Koinè-Grieks

A

Letterlijk: ‘algemeen Grieks’. Variant van de Griekse taal die in de hellenistische tijd dominant werd

242
Q

Diodorus siculus

A

(90-30 v.Chr.). Griekse geschiedschrijver uit Sicilië, de eerste eeuw v.Chr. Schreef een wereldgeschiedenis vanaf de oertijd tot zijn eigen tijd

243
Q

Polybius

A

(203-120 v.Chr.). Griekse geschiedschrijver uit Megalopolis (Achaeïsche bond), die in 167 v.Chr. als gijzelaar naar Rome werd gebracht. Hij verklaarde het succes van Rome door zijn ‘gemengde constitutie’

244
Q

Berossus

A

Babylonische geleerde, begin derde eeuw v.Chr., schreef in het Grieks de babyloníaca, over de geschiedenis en de cultuur van Babylonië vanaf de oertijd tot ongeveer Alexander de Grote

245
Q

Manetho

A

Egyptische priester, begin derde eeuw v.Chr., schreef in het Grieks de Aegyptíaca, over de geschiedenis en cultuur van Egypte vanaf de oertijd tot ongeveer Alexander de Grote

246
Q

Flavius Josephus

A

Judese priester uit de eerste eeuw n.Chr. Schreef in het Grieks o.a. Joodse
Oudheden, over de geschiedenis van Israël en het Joodse volk, voornamelijk op
basis van de Hebreeuwse Bijbel (het Oude Testament.)

247
Q

Euclides

A

4e en 3e eeuw v.Chr. Wiskundige te Alexandrië in de hellenistische tijd. Grondlegger van de moderne
wiskunde

248
Q

Aristarchus van Samos

A

(310-230 v.Chr.). Griekse geleerde uit de hellenistische tijd; stelde dat de zon het centrum van het
heelal was en dat de aarde daaromheen draaide. Werkte in Alexandrië

249
Q

Eratosthenes

A

(ca. 276-194 v.Chr.). Griekse geleerde uit Cyrene (Libië), die eind derde eeuw v.Chr. in Alexandrië
werkte. Berekende de omtrek van de aarde

250
Q

Archimedes

A

Griekse natuurkundige uit Syracuse op Sicilië, die in Alexandrië werkte (ca. 287-
212 v.Chr.). Bekend door de berekening van het soortelijk gewicht van water

251
Q

Claudius Ptolemaeus

A

Astronoom te Alexandrië, ca. 100-170 n.Chr. Verwierp de gedachte van
Aristarchus van Samos dat de zon het middelpunt van het heelal was