Orthopedie 3 Flashcards

1
Q

Hoe heet de zone waarin de diepe buigpees loopt bij het paard?

A

Sustentaculum tali.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welke plaats in de tarsus van het paard kan osteochondrose terug gevonden worden?

A

De cochlea tibia en de intermediaire kam onderaan de tibia. Deze worden uitgeprojecteerd op een schuine opname.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijf de secundum opname van de sprong.

A

Pl45L-DMO. Deze wordt de secundum opname genoemd, omdat je het os secundum mooi ziet. Op deze opname is osteochondrose zichtbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf de quartum opname van de sprong.

A

Het os quartum is hier mooi zichtbaar. Je ziet de mediale talluskam. Op deze opname is osteoartrose zichtbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de torus tarseus?

A

De zwilwrat bij het paard. Deze kan vaag zichtbaar zijn op de foto.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welk geval wordt een opname gemaakt van de sprong in flexie?

A

Als men het sustentaculum tali wil beoordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is er opvallend aan de ossificatie van de fibula bij het paard?

A

De fibula is niet meer over de volledige lengte aanwezig, maar er is wel nog een ossificatiecentrum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zijn fragmenten aan de mediale talluskam pathologisch?

A

Nee, er zijn aparte ossificatiecentra. Dit zijn normale variaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een entheseofyt?

A

Extra beenvorming door tractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de belangrijkste aandoening in de sprong?

A

Osteochondrose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de meest voorkomende aandoeningen van de sprong (VINDICATE).

A

Infectieus: septische artritis (regelmatig als gevolg van wonde), osteomyelitis.

Degeneratief: osteoartrose.

Inflammatie: synovitis (zwelling, verder onderzoek nodig).

Congenitaal: osteochondrose, fysitis, angulaire deformatie.

Traumatisch: fractuuur, luxatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is spat?

A

Osteoartrose van de sprong. Dit is de tweede meest voorkomende aandoening na osteochondrose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf een angulaire deformatie van de sprong.

A

Soms is er onvolledige ossificatie van het os tarsi centrale en het os tarsale 3 of hypoplasie bij (premature) veulens. Er komt een abnormale druk op botstructuren, met deformatie tot gevolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In welke gewrichten komen incomplete ossificaties en angulaire deformaties voor?

A

De carpus en de tarsus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de meest voorkomende aandoeningen aan de extremiteiten?

A

Regelmatig fracturen, af en toe infecties of osteoartrose. Geen osteochondrose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar zijn de sesamsbeentjes in de extremiteiten van KHD gelegen?

A

1 dorsaal en 2 palmair / plantair. Deze zijn klinisch belangrijk.

17
Q

Wat zijn multipartie sesamsbeenderen?

A

Sesamsbeentjes die uit meerdere fragmenten bestaan. Dit kan een anatomische variatie zijn, maar het kan ook problemen opleveren.

18
Q

Waar ga je een foto van nemen als je een bottumor in de extremiteiten ontdekt?

A

De thorax. Als daar tumoren zichtbaar zijn, dan zijn de tumoren in de extremiteiten metastasen. Er is praktisch geen behandeling mogelijk, er zijn al te veel metastasen.

19
Q

Wat zijn de voornaamste aandoeningen aan de extremiteiten van de KHD?

A

Infectieus: osteomyelitis, septische artritis.

Neoplasie: primaire bottumor (vaker bij hond, kwaadaardig) of secundaire bottumor (vaker bij kat).

Degeneratief: osteoartrose.

Inflammatie: pyogranulomateuze inflammatie.

Congenitaal: bi- of tripartite sesamsbeenderen.

Traumatisch: fractuur, luxatie.

20
Q

Wat kan een reden zijn om foto’s van de kogel in flexie te nemen?

A

Als je de sagitaalkam beter in beeld wil brengen.

21
Q

Wat kun je doen om te zorgen dat de sesamsbeentjes niet in de weg liggen bij foto’s van de kogel?

A

Een foto maken onder een hoek van 15 graden in plaats van onder een hoek van 30 graden.

22
Q

Welke opname kan men nemen van de kogel om superpositie zo veel mogelijk te vermijden?

A

D45LPaMO. De laterale sesamsbeentjes worden mooi uitgeprojecteerd.

23
Q

Waarom moeten fragmentjes aan de dorsale zijde van de kogel van het paard altijd weggenomen worden?

A

Deze komen door beweging van de kogel in contact met het kraakbeen. Er zullen op termijn problemen ontstaan, maar tegen die tijd is het kraakbeen al helemaal weggesleten.

24
Q

Aan welk gewricht in de ondervoet van het paard zijn weinig afwijkingen beschreven?

A

De kroon.

25
Q

Wat zijn de voornaamste aandoeningen aan de kogel van het paard?

A

Infectieus: septische artritis.

Degeneratief: osteoartrose.

Inflammatie: osteomyelitis van de mediale rand van de sesamsbeentjes.

Congenitaal: osteochondrose.

Traumatisch: subchondrale cyste (zijn in de kogel traumatisch van oorsprong), fractuur, luxatie, sesamoïditis.

26
Q

Hoe heet het ligament tussen het straalbeen en het hoefbeen?

A

Ligamentum impar. Dit geeft veel problemen in de kliniek.

27
Q

Beschrijf de breedte van de gewrichten in de ondervoet van het paard ten opzichte van elkaar.

A

Het hoef- en kogelgewricht zijn breder dan het kroongewricht. Als het hoefgewricht smaller is, dan is er sprake van een zware vorm van osteochondrose.

28
Q

Hoe heten de gaatjes in het hoefbeen waardoor bloedvaten lopen?

A

Foramina nutricia, met daartussen het canalis solearis.

29
Q

Hoe heet de indeuking aan de voorzijde van de top van het hoefbeen?

A

Crena margo solaris. Er zijn anatomische variaties, maar deze indeuking kan pathologisch heel diep zijn.

30
Q

Hoe heten de ‘uitsteeksels’ aan beide zijden van het hoefbeen die later verbenen?

A

Processi palmari.

31
Q

Wat zijn de regels voor de beoordeling van de synoviale fossae?

A

Er mogen er niet meer dan 7 zijn en ze mogen niet hoger zijn dan dat ze breed zijn. Deze fossae zijn voor het verloop van bloedvaten en zenuwen.

32
Q

Wat is de enige aandoening uit het VINDICATE die niet voorkomt bij de ondervoet van het paard?

A

Auto-immuun.

33
Q

Beschrijf keratoma.

A

Tumoren bij het paard, soms in de voet ter hoogte van de weke delen.

34
Q

Beschrijf Marie’s disease.

A

Een longtumor geeft reacties ter hoogte van de botstructuren van distaal naar proximaal, ten gevolge van een primair proces in de thorax of het abdomen.