organische chemie Flashcards

1
Q

2 soorten organische reacties

A
  • homolytische splitsing
  • heterolytische splitsing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat gebeurt er bij een HOMOLYTISCHE splitsing van atoombindingen?

A

elk atoom ontvangt 1 elektron: bindingselektronen worden verdeeld over de twee partners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe worden apolaire bindingen geopend?

A

homolytisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat geven twee gebogen pijltjes in de reactie aan?

A

het bewegen van elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat bevatten radicalen?

A

een vrij elektron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

radicalen

A

elektrisch neutraal, zeer actief in aanwezigheid van ander deeltje van ongepaarde elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

radicale reactie

A

organische reactie waarbij radicalen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

in wat voor milieu onstaan radicalen?

A

in een apolair reactiemilieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat gebeurt er bij een heterolytische splitsing van atoombindingen?

A

beide bindingselektronen worden overgedragen aan 1 atoom (met hoogste EN-waarde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat gebeurt er als een σ-binding gebroken wordt?

A

er ontstaat een positief ion (kation) en een negatief ion (anion)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe worden polaire bindingen geopend?

A

heterolytisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat duid 1 gebogen pijltje aan?

A

een ladingsverschuiving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ionaire reactie

A

organische reactie waarbij ionen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

in welk milieu ontstaan ionaire reacties?

A

polaire reactiemilieus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe kan men reacties indelen op vlak van het aanvallend reagensdeeltje?

A
  • Substraat
  • Reagens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Substraat (s)

A

ondergaat reactie, grootste deeltje (als eerste geschreven)

17
Q

Reagens (R)

A

substraat wordt aangetast door kleiner deeltje (reagens) (als tweede geschreven)

18
Q

2 soorten reagensdeeltjes

A
  • elektrofiel (El)
  • nucleofiel (Nu)
19
Q

elektrofiel reagensdeeltje

A

lage elektronendichtheid of positief ladingskarakter

20
Q

nucleofiel reagensdeeltje

A

hoge elektronendichtheid of negatief ladingskarakter

21
Q

voorbeeld degradatie

A

verbrandingen, kraakreacties van alkanen

22
Q

additie

A

extra atomen of atoomgroepen toevoegen, altijd van dubbele binding naar enkele

23
Q

subtitutie

A

in substraat een atoom(groep) vervangen

24
Q

eliminatie

A

atoom(groep) uit substraat onttrokken, er ontstaat een π-binding, altijd van enkele binding naar dubbele binding

25
Q

condensatie

A

enkele (kleinere) substraatmoleculen vormen een grotere molecule, kleine anorganische molecule vrijgemaakt

26
Q

voorbeeld condensatie

A

water

27
Q

polymeervorming

A

verschillende moleculen worden aan elkaar geschakeld

28
Q

2 soorten polymeervorming

A
  • polyadditie
  • polycondensatie
29
Q

polyadditie

A

van dubbele bindingen naar enkele bindingen

30
Q

polycondensatie

A

grote molecule gevormd door verschillende condensatiereacties

31
Q
A