opvraging H2 Flashcards

1
Q

Overhaaste conclusies en gevolgtrekking hoort bij?

A

Irrationele denkstijlen Ellis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Altijd en nooit denken hoort bij?

A

Irrationele denkstijlen Ellis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Alles of niets denken hoort bij?

A

Irrationele denkstijlen Ellis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Minimaliseren hoort bij?

A

irrationele denkstijlen Ellis (ook foutieve denkstijlen Beck maar dan overdrijven en minimaliseren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

labeling en overgeneralisatie

A

irrationele denkstijlen Ellis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

perfectionisme hoort bij?

A

Irrationele denkstijlen Ellis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Willekeurige gevolgtrekking of willekeurige interpretatie hoort bij?

A

Foutieve denkstijlen Beck

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zwart-wit redeneren of alles-of-niets denken hoort bij?

A

foutieve denkstijlen Beck

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Overdrijven en minimaliseren hoort bij?

A

Foutieve denkstijlen Beck

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Emotioneel redeneren hoort bij?

A

Foutieve denkstijlen Beck

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Selectieve abstractie of cognitieve deficiëntie hoort bij?

A

Foutieve denkstijlen Beck

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

overgeneralisatie hoort bij?

A

Foutieve denkstijlen Beck

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

personalisatie hoort bij?

A

Foutieve denkstijlen Beck

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uitdagen hoort bij?

A

Ellis: relationeel-emotieve therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

empirische bewijzen hoort bij?

A

Ellis: relationeel-emotieve therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

rol van irrationele denken hoort bij?

A

Ellis: relationeel-emotieve therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

confronteren hoort bij?

A

Ellis: relationeel-emotieve therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Reality testing hoort bij?

A

Beck: cognitieve therapie (CT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

operationaliseren hoort bij?

A

Beck: cognitieve therapie (CT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

concretiseren hoort bij?

A

Beck: cognitieve therapie (CT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

socratische dialoog hoort bij?

A

Beck: cognitieve therapie (CT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

deconditioneren

A: als je geconditioneerde (geleerde) processen via dezelfde leerprocessen wil ombuigen of aanpakken
B: prikkel die in eerste instantie angst uitlokt, geassocieerd met respons die leidt tot een met angst ‘incompatibele’ (= iets wat niet samen kan optreden) toestand (kalmte, zekerheid)
C: wegblijven van iets aangenaams dat verwacht werd bv negeren van gespreksvaardigheid

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

positieve straf

A: wegblijven van iets aangenaams dat verwacht werd bv negeren van gespreksvaardigheid
B: toedienen van onaangename reactie op ongewenst gedrag bv dat was niet vloeiend
C: wegblijven van iets onaangenaams dat verwacht werd

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Voor wat is ABC-model?

A

 centraal veronderstelling dat denken en emoties met elkaar in relatie staan
 Ongewenste consequentie (gevoelens) C worden bepaald door de denkstijlen (irrationeel denken) B die de persoon ontw heeft over specifieke ervaringen of gebeurtenissen (A)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

cognitieve therapie van Beck

Doel?
A: - CL leert onjuistheden in zijn denken te herkennen, identificeren en aanvaarden (toelaten)
- CL leert realistische kijk op zichzelf en op omgeving te hanteren waardoor hij/zij zich beter gaat voelen
B: - ongewenste cognities ontdekken en opsporen
- remmende of destructieve invloed ervan in zien
- vervangen door meer adequate en gewenste denkstijlen

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoort ABC bij Beck of Ellis?

A

Ellis (RET)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn belangrijkste basisprincipes van Beck?

A
  • Hechte therap werkrelatie
  • Eigen therapeut zijn
  • Gestructureerd
  • Doel- en probleemgericht
  • Accent op actieve deelname en samenwerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de kernboodschap van ACT?

A

leren accepteren wat buiten je macht ligt en keuzes maken die leven verrijken
psychische vaardigheden aan te leren die effectief om gaan met pijnlijke gevoelens en gedachten toe laten, zodat ze minder (remmende, negatieve, in stand houdende) impact hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

… is een onaangename stimuli koppelen aan ontspanning

A

contra-conditionering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

… is hernieuwde en herhaalde confrontatie met angst uitl stimuli (zonder counter)

A

deconditioneringsprincipes

31
Q

… is CL confronteren met CS steeds herinnerd aan trauma

A

referntieel geassocieerd

32
Q

… is dat je verwacht op voorhand dat ze raar zullen kijken of je uitlachen

A

sequentiëel geassocieerd

33
Q

Wederkerige remming of reciproke inhibitie = ongewenste reactie wordt door een tegengestelde reactie geremd of onderdrukt

A

Systematische desensitisatie

34
Q

Voorwaarde van systematische desensitisatie (Wolpe)?

A

stotteren zelf niet te ernstig en ontspanning moet duidelijk effect hebben

35
Q

de 2e fase van systematische desensitisatie is training van ontspanning, waar of niet waar

A

niet waar, dit is de eerste fase. De tweede fase is het opstellen van angsthiërarchie

36
Q

massed exposure is = CL stapje voor stapje met situatie die negatieve emoties oproepen geconfronteerd
waar of niet waar

A

niet waar, dit is graded exposure

37
Q

Techniek is bruikbaar bij CL met sterke woord- of letterangst, waardoor ze dergelijke woorden/klanken systematisch trachten te vermijden
bij massed of graded exposure?

A

graded exposure

38
Q

flooding massale hoort bij massed exposure?

A

waar

39
Q

in vitro betekent
A: imaginair niveau
B: in werkelijkheid

A

A

40
Q

het verminderen van sociale angst gebeurd door?

A

assertieve training of sociale vaardigheidstraining

41
Q

wat is de 3e dimensie van assertiviteit?

A

 niet helpende attitudes en cognities zijn vaak verantw voor het niet stellen van assertief gedrag en het niet of onvoldoende ontw van sociale vaardigheden
= cognitief herstr

42
Q

verschil tussen assertieve training en desensitisatie?

A

desensitisatie: specifieke object- of situatiegebonden angst onderdrukken
assertieve training: verhelpen van sociale angstgevoelens + geen ontspanning gebruiken maar assertieve respons

43
Q

de … dimensie van assertiviteit is de vaardigheidstherapie

A

2e

44
Q

sociale competentie

A contextueel ku herkennen en afstemmen van sociale strategieën
B initiëren en handhaven van pos sociale interacties, via gedrag dat sociaal aanvaard is
C vrijwillig ku controleren en bijsturen van eigen gedrag op systematische manier

A

A

45
Q

De 2e fase van sociale vaardigheidstherapie is?

A

keuze van de te oefenen situaties

46
Q

modellen van assertief en sociaal vaardig gedrag is de 4e fase van sociale vaardigheidstraining?

A

niet waar, de 3e
de 4e is gedragsrepititie

47
Q

wat is gedragsrepititie?

A

nieuw gedrag inoefenen door rollenspel
oefenen tot CL gewenst gedrag op een voor hem en voor de therapeur bevredigende wijze kan uitvoeren

48
Q

Welke fase van sociale vaardigheidstherapie?

samen zoeken met CL assertief en sociaal vaardig reageren toepassen in geanalyseerde situaties (van vorige fase)
Groepstherapie, rollenspel, samen situaties analyseren

A

fase 3: modellen van assertief en sociaal vaardig gedrag

49
Q

Welke fase van sociale vaardigheidstherapie?

herkennen dat het zinvol is een nieuw gedragspatroon te leren, accepteren van gedragsrepititie om nieuw gedrag te onw
rationale voor deze therapiedoelst

A

1e fase: voorbereiden van CL

50
Q

waar of niet waar
Problem solving kan niet gekaderd worden binnen cognitieve gedragstherapie en gedragsmodificatie?

A

niet waar
Uitgangspunt: gedrag veranderen door denken te veranderen en door het aanleren van zelfcontroleprocedures

51
Q

Wat is het doel van problem solving?

A

Sociale competentie vergroten = sociale strategieën in elke context te ku herkennen en te ku afstemmen op context
stress en spanning reduceren

52
Q

Is problem solving belangrijk bij spreekvloeiendheidstoornissen?

A

Ja, spanningsreducerende effect + probleemsituaties waarin persoon niet over efficiënte oplossingen beschikt die versterkend en instandhoudend werken
vaak belemmeren irrationele denkstijlen het genereren en selecteren van efficiënte opl in een probleemsituatie

Versterkende factor: een probleem niet kunnen oplossen, geeft stress en spanning
Instandhoudende factor: bestaande negatieve overtuigingen bevestigen (vb. zie je wel dat ik het niet kan)

53
Q

fase 2 problem solving

A: genereren van alternatieven
B: probleemdefinitie en formulering
C: besluitvorming

A

B

54
Q

… is het vinden van oplossingen door brainstorm

A

fase 2 genereren van alternatieven problem solving

55
Q

fase 2 problem solving

… is de probleemsituatie definiëren in heldere, eenduidige concrete termen

A

beschrijven

56
Q

fase 2 problem solving

… exact formuleren wat er moet worden veranderd of welk doel er moet bereikt worden

A

concretiseren

57
Q

Wat is geen algemene bedenking van problem solving?

A: gaat gepaard met andere interventiemodellen
B: flexibele opbouw
C: essentieel doel is om effect te hebben op emotionele toestand van individu als op gedrag
D: CL leert om eigen gedrag te reguleren

A

B

58
Q

… is geconditioneerde stimuli die de emotionele reacties oproepen –> consequenties die de emoties en het onaangepaste gedrag versterken en in stand houden

A

zelfuitspraak

59
Q

Therapie van Meichenbaum?

A

training in zelfinstructie

60
Q

Negatieve, angstoproepende en zelfremmende uitspraken worden vervangen door alternatieve neutrale of positieve gedachten
welke therapiebenadering + fase

A

oefenfase
training in zelfinstructie Meichenbaum

61
Q

doel zelfuitspraken ombuigen?

A

negatieve gedachten in toom houden, zichzelf moed inspreken, prestaties op realistische wijze te beoordelen

62
Q

… zijn cognities die een goede uitvoering van een spreekopdracht in de weg staan, dergelijke gedachten zijn behalve onrealistisch (niet altijd) ook onvuchtbaar (altijd)

A

TIC (task interfering cognitions)

63
Q

… = cognities die uitvoeren van taak stimuleren of bevorderen

A

TOC (task oriented cognitions)

64
Q

bij welke therapiebenadering hoort TIC-TOC-techniek?

A

training in zelfinstructie meichenbaum

65
Q

geef een reden van motivatie daling na aantal weken/maanden therapie?

A
  • moet inspanning doen om secundair stottergedrag zoals vermijden aan te pakken (verandering vraagt weerstand)
  • saturatie (invullen van) behoefte aan communicatie  oefenen met CL in ideale omstandigheden (1 op 1, weinig stress…)
  • verlies aan positieve aandacht
66
Q

hoe kunnen we als therapeut de cliënt motiveren tijdens therapie?

A

Eigen competentie als therapeut: luisterattitude, zelfzekerheid, niet dominant optreden
CL hoop geven
Planning van therapie bespreken met CL
Bekrachtigend werken door je eigen houding

67
Q

fase van riper

CL trainen waarnemen van openlijk als verborgen stottergedrag?

A

identificatie

68
Q

van riper

3e stap van desensitisatie is voor luisteraarsreacties?

A

waar

69
Q

… CL moet zeker aantal stottermomenten gedurende bepaalde periode en in een aantal specifieke spreeksituaties verzamelen

A

flooding

70
Q

… Wanneer CL de woorden waarop gestottert werd, zolang herhaalt totdat ze VL uitgesproken worden

A

adaptatie

71
Q

betekenis point of inhibition

A

controleverlies

72
Q

… persoon maakt duplicaat van echte stotter, dus bewust stotter oefenen/herhalen ifv inzicht in eigen stottergedrag

A

negative practice

73
Q

… persoon durft STOT in versch situaties

A

voluntary stuttering