open vragen examen Flashcards

1
Q

Verklaar, situeer en illustreer passief nihilisme.

A

o Nietzsche (19e eeuw)
o Had iets tegen Plato en dus ook tegen het christendom
o Nietzsche had het concept van Übermensch
o Übermensch had drie kenmerken waarvan 1 nihilisme was
o Christenen hadden volgend Nietzsche een passief nihilisme en übermensch actief nihilisme
o Passief nihilisme = kunnen verandering niet aan dus ze zoeken stabiliteit – slavenmoraal en mummificering van de wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Situeer en leg uit: massief modulair

A

o Evolutiepsychologie
o Evolutie psychologen hadden het over de herkomst van de geest
o Geest bestaat uit verschillende modules
o Maximalisten en minimalisten
o Menselijke geest in massief modulair (minimalisten, o.a.evolutiepsychologen)
o Module is snel, automatisch en domein specifiek maar niet ingekapseld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Situeer verklaar en illustreer natural kind

A

o Seksuele geaardheid
o Essentialisten beweren dat seksuele geaardheden natuurlijke soorten zijn
o Natuurlijke soorten worden niet ontdekt of gecreëerd en hebben verklarend potentieel
o Een natuurlijke soort is er pas een als die voldoet aan 3 eisen
o Homogene en begrensde categorie, natuurlijke eigenschappen onverschillig (niet interactief)
o Vb. bloedgroepen zijn natuurlijke soorten want eenduidig te groeperen aan de hand van vaste, interne en natuurlijke eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Situeer, verklaar en illustreer het volgende: ‘Mechanisering van het wereldbeeld’

A

o Wetenschappelijke revolutie door Nicholaus Copernicus, Johannes Kepler en danGalileo Galilei
o Galileo Galilei postuleerde de traagheidswet
o Traagheidswet =ieder lichaam behoudt bewegingstoestand als de resulterende kracht nul is.
o Traagheidswet ging tegen de Scholastiek – de theorie beweerde dat er geen
mysterieuze bezieling nodig is om voorwerpen en organismen te laten bewegen.
o Men verving doeloorzaak (scholastiek) door mechanische oorzaken=mechanisering van het wereldbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat waren de drie kritische veronderstellingen van Nietzsche tegen de moraalfilosofie van Kant?

A

o Wil is niet de ultieme bron van handelen, wordt bepaald door natuurlijke feiten.De wil begeleidt enkel gebeurtenissen, wij zijn niet een auteur van ons handelen.
o We weten niet wetenschappelijk wat ons handelen drijft>motieven die we denken te kennen, kunnen een dekmantel zijn
o Er zijn grote verschillen in natuurlijke feiten die onze persoonlijkheid bepalen, niet iedereen ontwikkelt zich met dezelfde waarden (slaven vs. Heren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Essentialisme is de rode draad in het handboek. Leg uit op drie vlakken uit waarom dit problematisch is en verbind met een theorie

A

o Seksuele geaardheid: Essentialisten zagen homoseksualiteit als een natuurlijke soort – maar een soort homoseksualiteit door de eeuwen heen
o Evolutiepsychologie: Essentialisten beweren dat er geen verandering is–natuurlijke selectie is onwaarschijnlijk
o Doeloorzaken: Essentialisten beweren dat voorwerpen steeds terugkeren naar hun essentie bv. Steen die valt omdat zijn doeloorzaak zogezegd is op de grond liggen – verklaarbaar door theorie van zwaartekracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom en hoe verdedigen Nietzsche, Darwin en Wittgenstein zich tegen het essentialistisch denken

A

Nietzsche: Hij verzette zich tegen essentialistische opvattingen over menselijke aard en vaststaande waarheden. In plaats daarvan benadrukte hij het concept van “wil tot macht” en de idee dat alles voortkomt uit een voortdurende veranderende kracht. Nietzsche verwierp het idee van onveranderlijke, tijdloze essenties omdat hij geloofde dat dit mensen beperkt en belemmert in hun streven naar individuele creativiteit en potentieel. Zijn werk ondermijnde de traditionele noties van vaststaande waarheden en universele menselijke eigenschappen.

Darwin: Darwins theorie was een uitdaging voor essentialistische opvattingen, omdat het benadrukte dat soorten zich in de loop van de tijd ontwikkelen en aanpassen aan hun omgeving. Dit in tegenstelling tot het essentialisme dat de nadruk legt op onveranderlijke en onveranderlijke eigenschappen van soorten. Darwins werk benadrukte het dynamische en zich ontwikkelende karakter van biologische diversiteit.

Wittgenstein: In zijn latere werk uit de “Filosofische Onderzoekingen” bekritiseerde Wittgenstein de neiging van filosofen om taal te behandelen alsof het een vaststaande, essentiële betekenis heeft. Hij stelde dat taal een flexibel en contextueel karakter heeft, en betekenis ontstaat uit het gebruik ervan binnen specifieke taalspelen. Dit standpunt is een kritiek op essentialistische opvattingen over taal en betekenis, omdat het suggereert dat er geen onveranderlijke, universele definities zijn, maar eerder een diversiteit aan gebruiken en contexten die betekenis vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly