Open vragen Flashcards

1
Q

Leg uit waarom de aanwezigheid van de cap en de poly A staart beide belangrijk zijn voor translatie, en geef het mechanisme
waarmee zeker gesteld wordt dat beide aanwezig zijn voordat translatie van het RNA molecuul start (4p)

A
  • Aanwezigheid van cap en polyA staart garandeert dat het begin en eind van het mRNA molecuul intact is
  • Dus een volledige code voor een functioneel eiwit codeert.
  • De cap en polyAstaart worden bij elkaar gebracht door binding aan een eiwitcomplex
  • Dat op zijn beurt herkend wordt door de 40S ribosomale subunit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit hoe het kan dat eenzelfde mutatie in het mitochondriale DNA zich in het ene familielid vooral neuromusculair
manifesteert, en bij een ander familielid vooral cardiaal (4p)

A
  • Er zijn vele mitochondriën per cel en meerdere DNA moleculen per mitochondrion
  • Niet alle mitochondriën bevatten de mutatie en cellen bevatten een mix van aangedane en niet-aangedane mitochondriën
  • Mitochondriën worden bij celdeling at random verdeeld over beide dochtercellen
  • Door toeval kan er dan of in de neurologische cellijn of in de cardiale cellijnen meer of minder dysfunctionele mitochondriën terecht komen (1p).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Microtubuli bestaan uit?

A

alfa- en beta-tubuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar zorgen microtubuli voor?

A

Het intracellulaire transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De specifieke transcriptiefactor NFAT3 is betrokken bij de immunologische afweer. Binding van kleine virusfragmenten aan receptoren op T- lymfocyten zorgt er via instroom van Ca2+ -ionen voor dat NFAT3 van het cytosol naar de kern wordt getransporteerd.

Waardoor kan NFAT3 in het cytosol niet actief zijn als transcriptiefactor?

A

NFAT3 moet hiervoor aan z’n specifieke enhancers binden, het DNA zit in de kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kunnne mutaties in de promotor de oorzaak zijn van verlaagde (EIWIT NAAM) expressie?

A

Promotors zijn vaak 100 bp lang en zitten aan het begin van een gen. Ze bepalen waar en in welke richting de transcriptie plaatsvindt.

Een mutatie in de promotor kan veroorzaken dat de transcriptie verkeerd loopt. Om tot translatie te komen moet eerst de transcriptie goed verlopen. Dit is door de mutatie verstoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Belangrijkste effectormechanisme van de innate (verworven) immuunrespons?

A

Fagocytose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wie zijn er voor de innate (verworven) immuunrespons verantwoordelijk?

A

Macrofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In de derde ontwikkelingsweek bestaat een humaan embryo uit een drie-lagig, ellips-vormig schijfje.

  1. Benoem de drie lagen (kiembladen).
  2. Benoem per laag een weefsel of orgaan dat uit de betreffende laag ontstaat
A

ectoderm: epidermis, zenuwstelsel, zintuigen
mesoderm: hart, skelet spieren, etc.
endoderm: bekleding darmen, longen, lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De embryonale hersenen bestaan uit vijf delen.

Uit welke van de onderstaande delen ontstaat de schors van de grote hersenen (cerebrale cortex)

A

Telencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem, in de juiste volgorde, vier stappen in de signaaltransductie route van een enzym-gekoppelde receptor na binding van
het ligand.

A
  1. Dimerisatie van receptoren
  2. Activatie van het kinase domein
  3. Fosforylering van de (eigen) receptor
  4. Activatie van intracellulaire eiwitten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Binding van adrenaline aan zijn receptor kan leiden tot een toename van de intracellulaire calciumconcentratie.

Welk type G-eiwit wordt er in dit geval geactiveerd?

A

Gaq eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Via welke radix verloopt de motorische informatie van de spinale vezels?

A

Via de ventrale radix (wortel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Via welke radix verloopt de sensibele informatie van de spinale vezels?

A

Via de dorsale radix (wortel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Onderstaande receptoren zijn of een metabotrope (G-proteine coupled) receptor (GCPR), of een ionkanaal.

Kies voor elke receptor het juiste type.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit welke embryonale weefsel ontstaat de wervelkolom?

A

Sclerotoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk zenuw verzorgt de motorische innervatie van de m. triceps brachii?

A

N. musculocutaneous

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Innervatie N. medianus

A

Innerveert alle vingers behalve de pink (sensibel) en de flexoren van de vingers en hand (motorisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Innervatie N. radialis

A

Innerveert bovenzijde duim en grootste deel van de handrug (sensibel) en extensoren van de vingers, hand en onderarm (motorisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Innervatie N. ulnaris

A

Innerveert ventrale en dorsale zijde van de pink (sensibel) en intrinsieke spieren van de hand (motorisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Innervatie N. axillaris

A

M. deltoideus (motorisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

In de wand van de slokdarm bevinden zich drie verschillende spierlagen.

  1. Wat is de fysiologische functie van contractie van de buitenste, longitudinaal verlopende spierlaag? (2p)
  2. Welke type spierweefsel is in deze buitenste spierlaag aanwezig? (1p)
A

1)

  • Deze spier verkort de buis
  • En maakt zo, samen met de circulaire spier, transport van de voedselprop door peristaltiek mogelijk

2) Glad spierweefsel

24
Q

Waarom gaat zichtbaar licht niet door het lichaam heen en röntgenstraling wel?

A
  • Het doordringend vermogen hangt af van de golflengte / hoe kleiner de golflengte des te groter het doordringend vermogen
  • De golflengte van zichtbaar licht is veel groter dan van röntgenstraling
25
Q

Binding van adrenaline aan zijn receptor kan leiden tot een toename van de intracellulaire calciumconcentratie.

Welk type G-eiwit wordt er in dit geval geactiveerd?

A

Gαq eiwit

26
Q

Regulerende DNA elementen zoals enhancers liggen vaak op grote afstand van de promotor van het dat ze activeren. Denk aan het Sonic Hedgehog (SHH) gen, waarvan de enhancer op meer dan 1 miljoen baseparen (1 Mb) verwijderd ligt van de SHH Promotor.

Beschrijf in 3 stappen hoe de SHH enhancer de transcriptie van het SHH gen activeert

A
  1. Specifieke transcriptiefactoren binden aan de SHH enhancer
  2. Door middel van lusvorming van het DNA maken de aan de SHH-enhancer gebonden transcriptiefactoren contact met RNA polymerase II op de promotor
  3. De specifieke transcriptiefactoren geven dmv. fosforylering een ‘zetje’ aan RNA Polymerase II waardoor dit geactiveerd wordt en de transcriptie van het SHH gen van start gaat.
27
Q
  • Meerlagig plaveiselepitheel
  • Eenlagig cilindrisch epitheel
  • Pseudomeerlagig epitheel
  • Meerlagig overgangsepitheel
  1. Darm
  2. Neusholte
  3. Slokdarm
  4. Blaas
A
  1. Darm = Eenlagig cilindrisch epitheel
  2. Neusholte = Pseudomeerlagig epitheel
  3. Slokdarm = Meerlagig plaveiselepitheel
  4. Blaas = Meerlagig overgangsepitheel
28
Q

In de epidermis zijn vier verschillende celtypen aanwezig.

Welk celtype is het grootst in aantal?

A

Keratinocyt

29
Q

In de epidermis zijn vier verschillende celtypen aanwezig.

Noen nog twee celtypen die in de epidermis aanwezig zijn? EN hun functie?

A
  1. Langerhanscel; antigeenpresenterende cel
  2. Melanocyt; productie van melanine
  3. Cel van Merkel: druksensor/tast
30
Q

In de basevolgorde van het DNA dat codeert voor een eiwit bevindt zich een poly A signaal.

  1. Waarvoor codeert een polyA-signaal?
  2. Beschrijf hoe dit polyAsignaal leidt tot het uiteindelijke resultaat?
A

1) de PolyA staart

2)

  1. Er wordt een knip aangebracht
  2. In de groeiende RNA keten
  3. Aan het ontstane 3’ uiteinde worden achtereenvolgens vele A-nucleotiden gekoppeld
31
Q

Het Pfizer en Moderna vaccin tegen SARS-COV2 zorgen ervoor dat cellen het mRNA gaan transleren dat codeert voor het virale Spike eiwit. Dit eiwit wordt vervolgens uitgescheiden door de cel, zodat het immuunsysteem antilichamen gaat produceren tegen het S-eiwit.

Beschrijf hoe dit proces - van eiwitsynthese tot uitscheiden - plaatsvindt

A
  1. Het mRNA wordt op het ruw ER geproduceerd
  2. Zodat het in het lumen van het ER terechtkomt (voor post-translationele modificaties)
  3. Het eiwit wordt getransporteerd via het Golgi
  4. Naar secretoire vesicles
  5. Om vervolgens met het plasma membraan te fuseren
32
Q

Bindweefsel kent veel verschillende verschijningsvormen. Naast het algemeen losmazig en vezelig bindweefsel bestaat er meer gespecialiseerde vormen.

Noem vier typen gespecialiseerde bindweefsel

A
  1. Reticulair bindweefsel
  2. Vetweefsel
  3. Kraakbeen
  4. Bot
  5. Bloed
  6. Elastisch bindweefsel
  7. Lymfatisch weefsel
  8. Hemopoietisch
33
Q

In vetweefsel zijn voornamelijk adipocyten (vetcellen) aanwezig.

Vanuit welke voorlopercellen ontwikkelen adipocyten zich?

A

Mesenchymale cellen

34
Q

Bedekkend epitheel komt in verschillende verschijningsvormen voor. De vorm van het epitheel is gerelateerd aan de functie van het epitheel op die betreffende plek.

1. Welk eptiheel is aanwezig in de alveoli van del long?

2. Wat is de relatie tussen de vorm en de functie van dit epitheel?

A
  1. Eenlagig plaveiselepitheel
  2. Platte cellen, zodat uitwisseling van O2 en CO2 zo goed mogelijk kan plaatsvinden
35
Q

Enchondrale verbening is het proces waarbij bot uit kraakbeen wordt gevormd.

Hoe worden de cellen genoemd die zich in de hypertrofe zone bevinden

A

Chondrocyten

36
Q

Waar ligt het gebied dat belangrijk is voor de vroege ontwikkeling van het cerebellum?

A

Bij de overgang van mesencepahlon naar metencephalon

37
Q
  1. Spinale vezels in de voorste tak (ramus anterior) vervoeren:
  2. Spinale vezels in de ventrale wortel (radix) vervoeren:
  3. Spinale vezels in de dorsale wortel (radix) vervoeren:

KIES UIT:

  • Sensibele en motorische info
  • Alleen sensibele info
  • Alleen motorische info
A
38
Q

n. facialis (n. VII)

A
  • Mimische spieren
  • Smaak van het voorste deel van de tong
  • Glandula submandibularis
    *
39
Q

n. trigeminus (n. V)

A
  • Kauwspieren
  • Gevoel in het aangezicht
40
Q

n. accessorius (n. XI)

A
  • m. trapezius
41
Q

n. glossopharyngeus (n. IX)

A
  1. glandula parotis
  2. gevoel van het achterste deel van de tong
42
Q

n. trochlearis (n. IV)

A
  • oogspier
  • contralaterale innervatie
43
Q

Wat is de functie van satelietcellen in een skeletspier?

A

Regeneratie

44
Q

Bij spiercontracties spelen motorische eenheden een belangrijke rol.

Waaruit bestaat een motorische eenheid (motor unit)?

A
  • Een motorische eenheid is een motorneuron
  • En alle spiervezels dat dit neuron innerveert
45
Q

Welke zijn juist?

  1. Bij het aanspannen van de m.biceps brachii gaat de hand supineren
  2. Ontspannen van een spier gebeurt door het remmen van de antagonist
  3. Motorische neuronen in het ruggenmerg innerveren de ipsilaterale kant van het lichaam
  4. De piramidebaan kruist in een ruggenmerg
  5. Bij een proprioceptive reflex spelen corticale structuren een belangrijke rol
  6. De motorische schors bevindt zich in de frontaalkwab
A
  1. Bij het aanspannen van de m.biceps brachii gaat de hand supineren
  2. Ontspannen van een spier gebeurt door het remmen van de antagonist
  3. Motorische neuronen in het ruggenmerg innerveren de ipsilaterale kant van het lichaam
  4. De piramidebaan kruist in een ruggenmerg
  5. Bij een proprioceptive reflex spelen corticale structuren een belangrijke rol
  6. De motorische schors bevindt zich in de frontaalkwab
46
Q

Leg het mechanisme uit waarmee de splicing in de kern de efficientie van translatie van het mRNA molecuul sterk verhoogt

A
  1. Bij verwijdering van intronen blijven exon-junction eiwit complexen over
  2. Bij de eerste ronde van translatie worden deze complexen verwijderd
  3. Waardoor de cap en polyAstaart door een ander eiwit bij elkaar worden gebracht
  4. De translatie wordt veel vaker gestart, doordat de herkenning van de cap door de 40S ribsomale subunit sterk verhoogd is
47
Q

Je bent huisarts en ziet een patient die last heeft van eczeem. Je besluit een zalf met corticosteroiden voor te schrijven.

Beschrijf in 5 stappen hoe de glucocorticoide-receptor wordt geactiveerd in de cellen van het ontstoken weefsel

A
  1. Corticosteroide komt de cellen passief binnen door de celmembraan te passeren
  2. Corticosteroide bindt aan de glucocorticoide-receptor in het cytosol
  3. Glucocorticoide-receptor kan nu naar de celkern getransporteerd worden
  4. Glucocorticoide receptor bindt aan specifieke enhancers in het DNA
  5. RNA Polymerase II start transcriptie van glucocorticoide receptor target genen
48
Q

Botweefsel, kraakbeen of allebei?

  1. Dit weefsel bevat veel bloedvaten
  2. Dit weefsel bevat veel water
  3. Dit weefsel bevat veel collageen type I
  4. Dit weefsel wordt voortduren geremodelleerd
  5. De cellen die dit weefsel vormen, zijn ontstaan uit mesenchymcellen
A
  1. Bloedvaten = botweefsel
  2. Water = kraakbeen
  3. Collageen type I = botweefsel
  4. Voortdurend geremodelleerd = botweefsel
  5. Ontstaan uit mesenchymcellen = allebei
49
Q

Wat kan je vertellen over de psoriasishuid met betrekking tot histologie?

A
  • In de psoriasishuid zijn kernhoudende cellen aanwezig in het stratum corneum
  • Stratun granulosum is afwezig
  • Weinig tot geen keratine aanwezig
50
Q

Kartagener syndroom is een aandoening waarbij patienten afwijkingen hebben aan, onder andere, het gehoor en de longen. Bij dit
syndroom functioneren de cilia niet goed

  1. Leg uit op moleculair niveau wat de mogelijke oorzaak is van disfunctioneren van cilia?
  2. Waarom betreft het afwijkingen aan meerdere organen?
A
  1. Cilia zijn opgebouwd uit meerdere tubuli
  2. Mutatie in een gen dat betrokken is bij de vorming van microtubuli
  3. Dit leidt tot beperkende werking/beweegbaarheid

2) Cilia komen voor in meerdere organen

51
Q
A
52
Q

Tijdens de innesteling van het embryo in de baarmoeder ontstaan er drie holtes buiten het embryo.

Benoem deze drie extra-embryonale holtes

A
  • Dooierzak
  • Chorion-holte
  • Amnionholte
53
Q

Wat ontstaat uit de neurale lijst?

  • Het ruggenmerg
  • Zenuwcellen van de darmen
  • Lever
  • Sympatische grensstreng
A

Wat ontstaat uit de neurale lijst?

  • Het ruggenmerg
  • Zenuwcellen van de darmen
  • Lever
  • Sympatische grensstreng
54
Q
  1. Celtype zorgt voor prod. van myeline
  2. Celtype heeft macrofaagactiviteit
  3. Celtype ondersteunt neuronen in het spinaal ganglion
  4. Celtype zorgt voor structurele ondersteuning, reparatieprocessen en bloed-hersenbarriere
A
  1. Productie myeline = oligodendrocyt
  2. Macrofaagactiviteit = microglia
  3. Ondersteund neuronen in spinaal ganglion = satellietcel
  4. Structurele ondersteuning, reparatieprocessen en bloed-hersenbarriere = astrocyt
55
Q

De hoofd-hals regio van het embryo bestaat onder andere uit kieuwbogen, waarin zich specifieke spiergroepen van hoofd en hals ontwikkelen.

Welke spieren ontstaan uit de tweede kieuwboog en wat is de naam van de hersenzenuw die dit innerveren?

A

Mimische spieren en nervus facialis (n. VII)