Anatomie Flashcards

1
Q
A
  1. thoracale wervel (12)
  2. lumbale wervel (6)
  3. cervicale wervel (7)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Welk bot?
  2. Welk structuur?
A
  1. Os coxae
  2. Spina ischiadica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
A

axis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Wat is de wetenschappelijke naam van het door de pijl aangeduide botstuk?
  2. Wat is de wetenschappelijke naam van de kromming in dit botstuk?
A
  1. os sacrum
  2. kyphosis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Wat is de wetenschappelijke naam van het botstuk dat wordt aangeduid met pijl 1? (2p)
  2. Wat is de volledige wetenschappelijke naam van het botstuk dat wordt aangeduid met pijl 2? (2p)
  3. Heeft deze weergave betrekking op de linker of rechter lichaamshelft? (1p)
A

1) calcaneus
2) metatarsale
3) links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Bij welk deel van de pancreas hoort deze lichtere structuur?
  2. Noem twee hormonen die in deze structuur worden geproduceerd.
A

) Endocrien deel

2) Insuline, glucagon, somatostatine,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de naam van de zenuw die wordt aangeduid door de pijl?

A

N. Ischiadicus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Wat is de wetenschappelijke naam van de spier die wordt aangeduid door pijl A?
  2. Wat is de volledige wetenschappelijke naam van de spier, waarvan de pees wordt aangeduid door pijl B?
A

1) m. infraspinatus
2) . m. triceps brachii

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Wat is de wetenschappelijk naam van de spier die wordt aangeduid door pijl 1?
  2. Wat is de wetenschappelijke naam van de structuur die wordt aangeduid door pijl 2?
A

1) m. frontalis
2) glandula submandibularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In welk vlak is de afbeelding gemaakt en welke wervel is dit?

A

Deze transversale CT opname toont wervel C1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Wat is de anatomisch correcte naam van dit botstuk?
  2. Geef de anatomisch correcte naam van de spier die op deze verdikking zijn insertie heeft.
A
  1. radius
  2. m. biceps brachii
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Is het getoonde bot een onderdeel van de linker of rechter lichaamshelft?
  2. Wat is de naam van het gewricht A waar dit vlak een onderdeel van uitmaakt?
  3. Wat is de naam van het door pijl B aangeduide botdeel?
A
  1. Rechterhelft
  2. Articulatio sacroiliaca
  3. Os pubis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke botstukken worden door de pijlen aangeduid? (VOET)

A

A. Talus

B. Naviculare

C. Metatarsale I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. A?
  2. B?
A
  1. N. femoralis
  2. M. sartorius
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Op de foto zie je een kind die de klassiek infantiele vorm van de ziekte van Pompe heeft.

Welke klinische symptomen horen bij de klassiek infantiele vorm van de ziekte van Pompe?

A
  • voedingsproblemen
  • ademhalingsproblemen
  • hypotonie (slap zijn)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de naam van de arterie die wordt aangeduid door de zwarte pijl?

A

a. cerebri posterior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Maak met deze negen factoren drie verschillende signaaltransductie-routes.

A

1: Gαs → cAMP → PKA
2: Gα12/13 → Rho → Rcok
3: Gαq → Ca2+ + DAG → PKC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  1. Komt de coupe uit de witte, of uit de grijze stof van het cerebellum?
  2. Van welke cel is het cellichaam dat aangeduid wordt door pijl A?
  3. Wat is de naam van de laag, aangegeven met een 1?
  4. Wat is de naam van de laag, aangegeven met een 2?
A
  1. Grijze stof
  2. Purkinjecel
  3. Moleculaire laag
  4. Granulaire laag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De afbeelding toont de schedel van een muis met een genetische modificatie waardoor een deel van de schedel blauw kleurt.

De blauw
gekleurde schedel onderdelen zijn ontstaan uit mesodermaal weefsel. Het frontaal bot (os frontale, aangeduid met f, rechts in de afbeelding)
heeft een andere embryonale herkomst.

  1. Wat is de embryonale herkomst van het frontaal bot?
  2. Benoem een ander bot in de hoofd-hals regio met een vergelijkbare embryonale herkomst als die van het frontaal bot.
A

1) Neurale lijst (neural crest)
2) onderkaak (os mandibularis) / bovenkaak (os maxillaris)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
  1. Wat is de anatomisch correcte naam van de spier die wordt aangeduid met pijl A?
  2. Wat is de anatomisch correcte naam van de botpunt die wordt aangeduid met pijl B?
A
  1. m. masseter
  2. processus mastoideus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

1 Wat is de anatomisch correcte naam van dit botelement?

2 Wat is de anatomisch correcte naam van het door de pijl aangeduide onderdeel?

3 Is dit botelement afkomstig uit de linker- of rechterhelft van het lichaam?

A
  1. Os coxa
  2. Spina iliaca anterior superior
  3. Rechts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de juiste naam van het aangeduide onderdeel?

A

processus coracoideus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q
  1. Hoe wordt het embryo in dit stadium genoemd?
  2. Benoem de structuren 1 en 2.
  3. Wat is de diameter van het embryo in dit stadium? (1p)
A
  1. Blastocyt
  2. 1= trofoblast; 2= embryoblast
  3. 100-200 um
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q
  1. Wat is de wetenschappelijke naam (geen nummer) van de wervel die wordt aangeduid door pijl 1?
  2. Wat is de naam van kromming in het door 2 aangeduide deel van de wervelkolom?
A
  1. Atlas
  2. Lordose
26
Q
  1. Wat is de anatomisch correcte naam van de spier gemarkeerd met 3 keer een asterisk (‘ ***’) ?
  2. Tussen de twee pijlen ligt een speciale structuur. 2 Geef de wetenschappelijke naam voor dit soort structuren.
A
  1. m. deltoideus
  2. bursa/slijmbeurs
27
Q
  1. Welke structuur wordt in deze afbeelding door pijl 1 aangeduid?
  2. Welke hersenzenuw wordt aangeduid door pijl 2?
A
  1. Pons
  2. N. Trigeminus (n. V)
28
Q
  1. Wat is de anatomisch correcte naam van de spier die wordt aangeduid met pijl 1?
  2. Door welke hersenzenuw wordt deze spier geïnnerveerd? Geef naam of nummer van deze hersenzenuw.
  3. Wat is de anatomisch correcte naam van de structuur die wordt aangeduid met pijl 2?
A
  1. Platysma
  2. n. Facialis (n. VII)
  3. Glandula parotis
29
Q

Een transversale doorsnede door een kippenembryo.

Welke pijl wijst naar de structuur waaruit het centraal zenuwstelsel zal ontstaan?

A

Pijl 1

30
Q
  1. Benoem de celtypen 1, 2 en 3.

2 Welk celtype in het perifeer zenuwstelsel vervult daar een vergelijkbare functie als celtype 3 uit de afbeelding?

A

1.

1= astrocyt

2= microgliacel

3= oligodendrocyt

  1. Schwanncellen
31
Q
  1. Wat is de anatomisch correcte naam van het door een pijl aangeduide botstuk?
  2. Behoren de getoonde botstukken in deze afbeelding tot de linker of rechter zijde van het lichaam?
A
  1. Patella
  2. Rechts
32
Q
  1. Wat is de anatomisch correcte naam van de spier die wordt aangeduid met de pijl?
  2. Door welke hersenzenuw wordt deze spier geïnnerveerd? (2p)
A
  1. M. masseter
  2. n. Trigeminus (n. V)
33
Q
  1. Hoe groeit weefsel 1?
  2. Hoe groeit weefsel 2?
A
  1. appositionele groei alleen
  2. appositionele en interstitiële groei
34
Q

toont een histologische opname van een transversale doorsnede door een kippenembryo.

Benoem de aangegeven structuren 1 t/m 4

A

1= neurale buis

2= ectoderm

3= notochord

4= somiet

35
Q
  1. Hoe heet dit structuur?
  2. Wat vindt er plaats in dit structuur?
A
  1. Primitiefstreek
  2. Gastrulatieproces
36
Q

Je ziet het cerebellum. Benoem in de juiste volgorde, van buiten (links op de foto van de coupe) naar binnen, de lagen die in de grijze stof te herkennen zijn.

A

Van buiten naar binnen: moleculaire laag, Purkinjecellaag, granulaire laag

37
Q

Wat is de anatomisch correcte naam van deze spier?

A

m. pectoralis major

38
Q
  1. Wat is de anatomisch correcte naam van het onderdeel van het os coxa, dat met een asterisk is aangegeven?
  2. Toont de afbeelding een linker of een rechter botstuk?
A
  1. Ischium
  2. Rechts
39
Q

Wat is de juiste naam van het aangeduide onderdeel?

A

Acromion

40
Q

Van welk type vetweefsel zijn dit kernen?

A

Wit vetweefsel

41
Q
  1. Wat is de wetenschappelijke naam van de structuur die wordt aangeduid door pijl A?
  2. Wat is de wetenschappelijke naam van het rood gekleurde deel van de hersenen?
A
  1. Corpus callosum
  2. medulla oblongata
42
Q

Wat is de volledige wetenschappelijke naam van dit aangeduide spierdeel?

A

m. biceps brachii

43
Q
  1. Het vertakkingspatroon van welke hersenzenuw wordt hier weergegeven?
  2. De pijl wijst op een spier. Wat is de correcte wetenschappelijke naam van deze spier?
A
  1. n. Facialis (n. VII)
  2. M. Platysma
44
Q

Geef de namen van de celtypen A, B en C en beschrijf met een paar steekwoorden wat hun functie is.

A

A= melanocyt; productie van pigment (melanine)

B = Langerhans cel/ dendritische cel; immuunfunctie

C= Merkel cel; gevoel/prikkel opvangen

45
Q
  1. Wat is de wetenschappelijke naam van dit bot?
  2. Behoort dit bot tot de linkerzijde of rechterzijde van het lichaam?
A
  1. Scapula
  2. Links
46
Q

Opname van actieve 45S rRNA synthese

Geef aan welke componenten op de afbeelding worden aangegeven door de letters A, B en C

A

A= transcriptie-stop

B= promoter RNA pol I

C= transcriptie-start

47
Q

Wat is de juiste chronologische volgorde van de zes afbeeldingen?

A

2 – 4 – 3 – 1 – 6 – 5

48
Q

Welke spier of spierdeel wordt aangeduid door pijl A?

A

m. rectus femoris

49
Q

Onderstaande receptoren zijn of een metabotrope (G-proteine coupled) receptor (GCPR) of een ionkanaal.

Kies voor elke receptor het juiste type.

A
50
Q

Hoe noemen we het type vezels wat met deze zwarte kleuring zichtbaar is gemaakt?

A

Reticulaire vezels

51
Q

Benoem de vier, met cijfers in de figuur aangegeven structuren.

A

structuur 1: neurale buis
structuur 2: somiet/paraxiaal mesoderm
structuur 3: intermediair mesoderm
structuur 4: notochord

52
Q

1) Wat is de wetenschappelijke naam van het gewricht waar het vlak gelegen tussen de pijlen deel van uitmaakt?
2) Wat is de wetenschappelijke naam van de kromming in het gehele botstuk?

A

1: articulatio sacroiliaca
2: kyphosis

53
Q

1) Wat is de wetenschappelijke naam van het gebroken botstuk?
2) Wat is de wetenschappelijke naam van de verzameling botstukjes die tussen de lijnen aangegeven door ‘2’ gelegen zijn?

A

1: ulna
2: carpalia

54
Q

1) Benoem zo specifiek mogelijk het type weefsel dat aangeduid wordt met de pijl.
2) Wat is, in één of twee woorden, de belangrijkste functie van dit type weefsel?

A
  1. Bruin vetweefsel
  2. Warmteproductie
55
Q

In welke cellen is het meeste melanine aanwezig, en wat is de locatie van het melanine in deze cellen (gegeven deze
afbeelding)?

A
  1. De meeste melanine is aanwezig in keratinocyten.
  2. In de bijgevoegde afbeelding is de locatie van melanine vooral boven de celkern van deze cellen.
56
Q

Welke zenuw verloopt via de door de pijl aangeduide doorgang?

A

n. vestibulocochlearis

57
Q
  1. A?
  2. B?
A

1: Hypothalamus
2: a. cerebri posterior

58
Q

Welk celtype is dit en waar in het ruggenmerg is het cellichaam van dit celtype aanwezig?

A

Motorneuron of motorische voorhoorncel, op lokatie 4

59
Q

Koppel de juiste afbeelding aan de juiste plaats.

A

Plaats 1 Afbeelding C
Plaats 2 Afbeelding D
Plaats 3 Afbeelding B
Plaats 4 Afbeelding A

60
Q
A
61
Q
A

1: m. obliquus superior
2: glandula lacrimalis

62
Q
A