Open Questions Flashcards
1
Q
Hoe laat begint u met werken?
A
Ik begin om 10 uur in de ochtend met werken.
2
Q
Hoe laat stopt u met werken?
A
Ik stop om 10 uur in de avond met werken.
3
Q
Hoeveel talen spreekt u?
A
Ik spreek drie talen.
(They ask how many, not wich)
4
Q
Wat doet u graag met u vrienden?
A
Ik ga graag met mijn vrienden op vakantie.
5
Q
Wat doet u graag buiten?
A
Ik wandel graag in een park.
6
Q
Wat doet u graag met u familie?
A
Ik ga graag uit eten met mijn familie.
7
Q
Wanneer wilt u naar Nederland gaan?
A
Ik wil zo snel mogelijk naar Nederland gaan.
8
Q
Wat hebt u geleerd op school?
A
Ik heb op school geleerd hoe ik een computer moet gebruiken.
9
Q
Wat voor weer is het vandaag?
A
Het regent vandaag.