Ontwikkeling van het kind Flashcards

1
Q

genotype

A

erfelijk materiaal kind meekrijgt v ouders via genenpakket - eigenschappen die we delen als mensheid (taal, abstract denken) maar ook individuele kenmerken zoals kleur ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

fenotype

A

= genotype + invloeden van omgeving
* observeerbare kenmerken individu (lichamelijke en gedragskenmerken).
* Complexe eigenschappen invloed vele genen.
* Samenspel genetische en omgevingsinvloeden komen complexe eigenschappen tot stand.
* vb factoren invloed fenotype: hersenontwikkeling en indiv stimulatie, directe omgeving gezin zoals school, leeftijdgenoten, buurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bedoelt Verhulst met gehechtheidsrelatie

A
  • wederkerige relatie; leren elkaars taal verstaan
  • ouder reageert consistent, sensitief en responsief
  • kenmerk: veilig
  • kwaliteit relatie
  • kinderen van sensitieve ouders hebben later groot vertrouwen vermogen handhaven en beinvloeding omgeving (Bowlby)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf ontwikkeling gehechtheid vlg Verhulst

A
  • begin gehechtheid separatieangst - reactie baby op tijdelijk vertrek ouder/verzorger
  • dezelfde periode angstreactie vreemden
  • baby laat begroetingsreactie zien (kraaien/trappelen) bij ouder/verzorger/bekende, niet bij vreemde (kenmerkend voor gehechtheidsrelatie)
  • 2e helft 1e jaar= baby duidelijk gehecht; zoekt nabijheid verzorger/ drang exploreren; bij gevaar nabijheid zoeken
  • responsieve balans door ouder=> exploratiedrang/nabijheid = veilige basis sociaal functioneren= veilige gehechtheid (Bowlby) en basaal vertrouwen (Erikson)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem 4 gehechtheids categorieen

A

*Veilig gehecht
* Angstig-vermijdend
* Angstig-afwerend (ambivalent)
* Gedesorganiseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Veilig gehecht

A
  • goede balans exploren/nabijheid moeder
  • houden contact terwijl exploreren
  • gaan makkelijk met vreemde om in aanwezigheid moeder
  • reactie vertrek moeder rustig doorspelen-heftig huilen
  • terugkomst moeder positief+makkelijk troosten/blijdschap
  • maken duidelijk onderscheid moeder/vreemde en na terugkomst moeder door met exploreren
  • moeder/verzorger = sensitief en responsief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Angstig-vermijdend

A
  • exploratie doorgeslagen
  • laten moeder makkelijk los
  • niet terughoudend bij vreemde
  • delen weinig plezier met moeder
  • reageert nauwelijks op separatie + vermijdt haar bij hereniging
  • vermijden=actief afwenden van moeder of wegkruipen- belemmert in opnieuw exploreren
  • ouders emotioneel niet beschikbaar of duidelijk afwijzend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Angstig-afwerend/ambivalent

A
  • balans doorgeslagen niet loskomen moeder en niet kunnen exploreren
  • reageren negatief op vreemde
  • overstuur door vertrek moeder en niet te troosten
  • tonen verzet tegen troosten door moeder, duwen weg
  • deze ambivalentie bemoeilijkt opnieuw exploreren
  • ouders die niet consistent omgaan met kind, niet vaardig in troosten en overstimulerend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gedesorganiseerd gehecht

A
  • tonen zeer tegenstrijdige, moeilijk te duiden reacties zoals:
  • toenadering zoeken en tegelijkertijd afwenden
  • angstig en verward gedrag
  • mogelijk verband met afwijkend ouderlijk gedrag (verwaarlozing/mishandeling) of kwetsbaarheden neurol.biol.ontwikkeling kind
  • groot risico op latere leeftijd psychische stoornissen of cognitieve/sociale ontwikkeling
    (Kind ervaart ‘angst zonder oplossing’)
  • ouders die kind beangstigen en in de war brengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat houdt responsiviteit in

A

responsief gedrag: verzorger in staat signalen van kind op te merken, juist te interpreteren en effectief op te reageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uitleg Verhulst autonomie bij peuters

A
  • kind heeft niet meer fysieke nabijheid moeder nodig (ontwikkeling objectpermanentie + vermogen psychologisch contact hebben)
  • kind ervaart dat hij dingen kan veroorzaken door eigen acties
  • experimenteren gedrag leert peuter hij kan veroorzaken of veranderen en hulp in kan roepen bij behoefte
  • peuter hoeft niet alles zelfstandig te kunnen, maar voelt competent in actieve rol, baas over eigen persoontje.
    (vlg Erikson peutertijd v belang ontwikkeling zelfbeeld kind)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

instrumentele agressie

A
  • Agressie = gedrag bedoeld om ander schade toe te brengen
  • peuter laat agressief gedrag zien; kenmerk een doel te bereiken met dit gedrag = instrumentele agressie
  • neemt toe met leeftijd en piekt bij 4 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vijandige agressie

A
  • doel ander schade toebrengen zonder wens doel te bereiken
  • fysieke agressie neemt toe tot 4 jaar, wordt dan minder, mn door afname instrumentele agressie
  • kleuter leert alternatieven om doel te bereiken, zoals onderhandelen

agressief - 1 van meest persistente vormen gedrag; kind agressief tov leeftijdsgenoten, latere leeftijd nog steeds agressiever dan meeste leeftijdsgenoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat betekent begrip IQ

A

*= intelligentie quotient - vergelijking prestaties dmv intelligentietest v individueel kind tov grote groep kinderen
* intelligentie = cognitief vermogen individu uitgedrukt in maat = IQ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe wordt IQ berekend

A

(mentale leeftijd/chronologische leeftijd(= kalenderleeftijd) x 100
(MA/CA) x 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly