Onregelmatige werkwoorden Flashcards
100 onregelmatige werkwoorden te leren
bakken, piecť
bakken, bakte, bakten, gebakken
spoil, pokaziť, skaziť sa
bederven, bedierf, bedierven, bedorven
cheat on someone, podvádzať
bedriegen, bedroog, bedrogen, bedrogen
prasknúť
barsten, barst, barstte, is gebarsten
žobrať, beg
bedelven, bedolf, h/i bedolfen
chcieť, want
willen, wou/wouden, gewild
spať, sleep
slapen, sliep/sliepen, geslapen
polievať, liať, pour
gieten, goot/goten gegoten
kopať, dig
graven, groef/groeven, gegraven
to be called, volať sa
heten, heette, heetten, geheten
srink, scvrknúť sa
krimpen, kromp/krompen, is gekrompen
oddeliť, rozviesť sa, separate
scheiden, scheidde/scheidden, gescheiden
pour, give, naliať, dať
schenken, schonk/ schonken, geschonken
schine, seem , žiariť, vyzerať….
schijnen, scheen/schoenen, geschenen