only zackgeld Flashcards
ridicul
belachelijk
l’etudiant qui fait le job
de jobstudent
le job etudiant
het studentjob
adolescent
tiener
mineur
minderjaar
majeur
meerderjaar
le résumé
de samenvatting
besoin de quelque chose
X iets nodig hebben
quelqu’un
iemand
quand même
toch
les garçons
de jongens
les jeunes
de jongeren
décider
beslissen
pas assez
niet meer genoeg
par mensuel
maandelijks/per maand
sortir
uitgaan
gagner (un salaire)
verdienen
l’expérience
de ervaring
payer
betalen
toutes les deux semaines
om de twee weken
la solution
de oplossing
le boulot
de baan/ het beroep/het werk
le petit boulot
het baantje
l’emploi
de arbeid
quel(le)
welke + de
welk + het
la petite annonce
het zoekertje
de adventertje
être fauché
blut zijn
le journal régional
de streekrant
afficher
hangen
la connaissance
de kennis
ringuard
ouderwets
préfixe mal
mis
bien s’entendre avec X
goed overeen met X
soi-même
zelf
même
zelfs
difficile
moelijke
facile
magelijk
gâter
verwend
enfant unique
enig kind
divorcé
gescheiden
niet meer same
tous les lundi
mandelijks
elke mandag
hebdomadaire
weekelijks
savoir gérer son argent
met geld omgaan
payer pour les autres
iemand trakteren
le transport
de vervoer
le moyen de transport
het vervoermiddel
avoi assez d’argent (3)
rondkomen
toekomen
niet meer gebruik
se rendre compte
beseffen
épargner
sparen
gagner un salaire
een centje verdienen
un salaire
het salaris
dépenser de l’argent
gelt uitgeven (aan)
gelf opdoen (aan)