Onderwijswetenschappen hoorcollege 2 Flashcards

1
Q

Wat is onderwijssociologie?

A

De studie van hoe sociale factoren zoals klasse, etniciteit, gender, cultuur en macht invloed uitoefenen op onderwijsprocessen en hoe onderwijs maatschappelijke structuren en ongelijkheden beïnvloedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de functies van het onderwijs?

A

Kwalificatie, socialisatie en subjectivering (Gert, biesta, 2009)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt selectie in?

A

Onderwijs selecteert leerlingen op basis van hun capaciteiten, prestaties en kwalificaties. Het onderscheidt wie geschikt is voor bepaalde rollen of niveaus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt allocatie in?

A

Dit gaat over de toewijzing van mensen aan arbeidsmarkten en maatschappelijke posities, zoals banen en sociale klassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt emancipatie in?

A

Onderwijs biedt individuen de kans om hun sociale positie te verbeteren, ongeacht hun afkomst of achtergrond.
Het geeft toegang tot kennis, vaardigheden en mogelijkheden die kunnen leiden tot persoonlijke en maatschappelijke vooruitgang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt reproductie in?

A

Dit verwijst naar het fenomeen waarbij onderwijs bestaande sociale ongelijkheden en machtsstructuren in stand houdt.
Pierre Bourdieu, een invloedrijke socioloog, benadrukte hoe het onderwijs cultureel kapitaal (waarden, normen en kennis van hogere klassen) doorgeeft, wat leidt tot een voordeel voor kinderen uit hogere sociale klassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een meritocratie?

A

Meritocratie houdt in dat sociale posities en beloningen in de samenleving gebaseerd zijn op individuele verdiensten (zoals talent en inzet) in plaats van afkomst of sociale klasse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt gezien als sleutelmacht en in wat…..

A

Onderwijs, meritocratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Subjectivering

A

Subjectivering is het proces waarin leerlingen worden gestimuleerd om hun eigen identiteit, waarden, normen en opvattingen te ontwikkelen, en een unieke positie in de wereld in te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Socialisatie

A

Vele manieren waarop we, door middel van onderwijs, lid worden
van en deel uitmaken van bepaalde sociale, culturele en politieke ‘orden’. Er kan geen twijfel over
bestaan dat dit een van de daadwerkelijke ‘effecten’ van onderwijs is, aangezien onderwijs nooit
neutraal is, maar altijd iets representeert en dit op een bepaalde manier doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sociale mobiliteit

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen intergenerationele mobiliteit en intragenerationele mobiliteit?

A

Intergenerationele mo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het pygmalioneffect

A

De invloed die verwachtingen van een docent kunnen hebben op de prestaties van leerlingen, zowel positief als negatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent sociale reproductie volgens Pierre Bourdieu?

A

Het proces waarbij sociale ongelijkheden van de ene generatie op de volgende worden overgedragen via instellingen zoals het onderwijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg de reproductietheorie van Pierre Bourdieu uit

A

Dit gaat over hoe sociale ongelijkheid in de samenleving wordt behouden en doorgegeven van generatie op generatie. Dit proces van sociale reproductie wordt grotendeels mogelijk gemaakt door verschillende vormen van kapitaal die mensen bezitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cultureel kapitaal

A

Dit omvat kennis, vaardigheden, opleidingsniveau, en culturele voorkeuren die mensen bezitten. Cultureel kapitaal kan bijvoorbeeld het vermogen om bepaalde sociale codes en normen te begrijpen en te gebruiken omvatten, zoals het beheersen van de taal of het beschikken over formele kennis. Mensen met veel cultureel kapitaal hebben vaak meer succes in onderwijs- en beroepscontexten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt het in dat Pierre Bourdieu heeft gezegd dat de dominante groep in de samenleving meestal beschikt over symbolische macht

A

Omdat hun meestal over economisch, sociaal en cultureel kapitaal bezitten.

17
Q

Wat zijn de nadelige gevolgen van een meritocratische samenleving - Micheal Young

A
  • maatschappelijke solidariteit onder druk
  • nadruk op individuele verantwoordelijkheid en verharding
  • nieuwe vormen van tweedeling, mensen die academisch goed presteren en mensen die het niet goed academisch presteren ipv sociale achtergrond
  • het ideaal van gelijke kansen
  • schuld bij het individu leggen (iedereen heeft gelijke kansen, als je maar je best doet dan wordt je wat je wilt, als je buiten de boot valt is dat vooral aan gebrek van inzet te wijten
18
Q

Kansengelijkheid

A

Onderwijsstelsel waarin schoolprestaties van een leerling een reflectie zijn van de inzet en talent van een leerling en
niet van diens sociaal milieu

19
Q

Wat hoort er bij kansgelijkheid?

A

Elk kind heeft recht op optimale ontwikkelingsmogelijkheden, gegeven diens aanleg en talenten en het is onrechtvaardig als kinderen met gelijke aanleg verschillende mogelijkheden hebben op een succesvolle schoolcarrière
vanwege de achtergrondkenmerken van het gezin van herkomst of hun geslacht

20
Q

De mate van differentiatie, flexibiliteit, beroepsoriëntatie en standaardisering zijn cruciale kenmerken van een onderwijsstelsel en spelen een belangrijke rol in de mate waarin kansengelijkheid kan worden gerealiseerd. Wat houdt dit allemaal in?

A

differentiratie is de mate waarin verschillende onderwijsstromen naast elkaar bestaan en de leeftijd waarop leerlingen worden verdeeld over verschillende onderwijsstromen. Flexibiliteit verwijst naar de mogelijkheid voor leerlingen om te switchen tussen niveaus, leerwegen of onderwijsvormen gedurende hun schoolloopbaan. Beroepsoriëntatie is de mate waarin het onderwijs specifiek is ingericht op een
bepaald beroep of specifieke arbeidsmarktsector
Standaardisering betekent dat er uniforme regels, structuren en verwachtingen gelden voor alle leerlingen in een onderwijssysteem.

21
Q

Hoe …. differentiatie hoe …. de kansen hoe … differentiatie hoe …… de kansen
Keuze uit: meer/minder, later/eerder, minder gelijk, meer gelijk.

A

minder, gelijker, later, gelijker

22
Q

Wat zijn de drie onderwijsstromen? (flexibiliteit)

A
  1. Doorstroommogelijkheden bv na havo doorstromen voor universiteit
  2. naar bv mavo/havo gaan ipv naar de mavo,
  3. op of afstroommogelijkheden bv van havo 2 naar vwo 3 gaan.
23
Q

Hoe flexibeler het onderwijs hoe …. de kansen

A

Gelijker

24
Q

Wat is de selectie leeftijd van kinderen in Finland (onderwijshervormingen)

A

Selectieleeftijd van 10 naar 16 jaar

25
Q

Inputstandaardisering

A

De middelen en voorwaarden die worden vastgesteld voordat het onderwijsproces plaatsvindt, dit omvat bv de curriculumstandaardisatie, onderwijsmethoden, materiaalstandaardisatie (goedgekeurde lesboeken)

26
Q

Outputstandaardisatie

A

De uitkomsten van het onderwijsproces en hoe deze worden geëvalueerd. Dit omvat: centrale toetsen, examens, diplomering en leerresultaten.

27
Q

'’Hoe gelijker de salarissen van leraren, hoe gelijker de kansen’’ en ‘‘hoe gelijker de eindtermen en eindexamens, hoe gelijker de kansen’’ welke hoort bij in en welke hoort bij output?

A
28
Q

Wat benadrukken Mijs en van de Werfhorst in hun studie?

A

Ze benadrukken dat de impact van differentiatie in het onderwijs op kansengelijkheid sterk afhangt van de bredere structuur van het onderwijssysteem. Met name beroepsoriëntatie en standaardisering spelen een cruciale rol in het compenseren van of bijdragen aan ongelijkheden.

29
Q

Wat was de belangrijkste conclusie die Mijs en van de Werfhorst hadden in hun studie?

A

Dat je de kenmerken van het onderwijsstelsel in samenhang moet beschouwen.

30
Q

Onderwijsdifferentiatie zorgt voor ongelijke kansen, maar de mate waarin hangt af van…

A

Beroepsoriëntatie en standaardisering

31
Q

Wat zijn belangrijke ‘knoppen’ om aan te draaien voor gelijkere kansen in het onderwijs?

A

Differentiatie: bijv. selectiemoment op latere leeftijd
- Beroepsoriëntatie versterken
- Standaardisering versterken

32
Q

Differentiatie hangt sterk af van ….

A

de flexibiliteit in het onderwijsstelsel.

33
Q

Wat is een deficietbenadering

A

Het idee dat sommige leerlingen falen omdat ze tekorten hebben in hun capaciteiten of achtergrond.

34
Q

Wat houdt symbolische macht in?

A

Het vermogen van de dominante groep om haar normen, waarden en cultuur op te leggen als universeel en vanzelfsprekend, terwijl andere culturen als minderwaardig worden beschouwd.

35
Q

Marieke versus Samira- Economisch kapitaal, Sociaal kapitaal, cultureel kapitaal en Symbolische mach - Bourdieu

A

bijvoorbeeld dat Marieke een beter sociaal kapitaal heeft omdat zij afkomstig is uit een netwerk dat goed ingebed is in de dominante groep, bijvoorbeeld ouders met invloedrijke contacten of toegang tot scholen met een sterk netwerk. sterk cultureel kapitaal bv qua taal, opvoeding van de ouders die wordt gezien als standaard (taal). Kennis van dominante culturele codes (bijvoorbeeld kunst, muziek of literatuur)

36
Q

Diversification of diversity

A

Leerkrachten in een grootstedelijke context, waarin sprake is van een “diversification of diversity”, worden geconfronteerd met een complexe mix van uitdagingen die voortkomen uit de toenemende diversiteit in hun klaslokalen.

37
Q

Learning perspective

A

Dit houdt in dat ze actief reflecteren op hun eigen onderwijspraktijken en zich richten op het versterken van de capaciteiten van hun leerlingen in plaats van te focussen op vermeende tekorten.

38
Q

Wat hoort er bij ongelijkheid in schooladviezen?

A

Vooroordelen leerkracht (m.n. sociaaleconomische positie;
migratieachtergrond minder duidelijk)
- gedrag en houding van leerlingen
- de rol van ouders

39
Q

Waarom is ongelijkheid in het onderwijs niet per se is opgelost als schooladviezen perfect aansluiten op leerprestaties van leerlingen?

A

Er spelen verschillende factoren mee bv: toegang tot ondersteunende middelen, culturele en sociale verschillen, bias en vooroordelen in beoordeling (leraren), stereotypen/lage verwachtingen, sociale factoren, onderwijsstructuren en beleidsimpact.