Oncologie Flashcards

Hoorcollege 2

1
Q

Kanker

A

Een ziekte die al heel lang voorkomt, oudste tumor 1.7 miljoen jaar oud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Oncologie

A

de studie naar tumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hippocratus

A

Humorale therapie, stelde dat er bepaalde substanties in het universum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lichamelijke substanties Hippocratus

A

Bloed, slijm, zwart en gele gal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kanker Hippocratus

A

overschot aan zwarte gal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Henri François le Dran

A

was een chirurg en stelde dat kanker geen systematische ziekte, maar een lokale aandoening is –> beste behandeling volgens hem was opereren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Metastaeren

A

verspreiden dit doen tumors

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Top 3 Kanker (beide geslachten)

A

Borstkanker
longkanker
darmkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Top 3 kanker (bij mannen)

A

longkanker
prostaatkanker
dikke darmkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Longkanker prevalentie

A

was wereldwijd de meest voorkomende kanker bij mannen, ze roken vaker dan vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Top 3 kanker (bij vrouwen)

A

Borstkanker
Dikke darmkanker
longkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Borstkanker prevalentie

A

prevalentie 1 opt de 8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vijfjaarsoverleving

A

Het eerste jaar is een cruciaal jaar in pf mensen wel of niet overlijden. Ook de vijfjaarsoverleving is relevante info voor medische professionals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel na diagnose na 5jaar nog in leven?

A

65%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Risicofactoren

A
  • genetiche
  • levensstijl
  • beroep
  • medicatie
  • virale/bacteriele infecties
  • hormonen en reproductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kanker verzamelnaam

A

ziekte waarbij abnormale cellen zich ongecontroleerd delen zonder enig controle en nabijgelegen weefsels kunnen binnedringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verplaatsen kanker

A

via bloed en lymfesysteem (metastase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

fases kanker

A

in de eersre fase (dyfasie), onregelmatig onrustig cellen die zich kunne uitmonden in kanker, latere fase blijft de tumor groeiem en is er een ruimte innemend proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Uitzaaiingen

A

Kun je zien of er neiuwe tumor is gekomen of er een afsplitsing van de primaire tumot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Uitzaaiingen manieren

noem er 3

meest voorkomende kanker

A
  • longkanker –> hersen via lymfe
  • borstkanker –> oksels via schildklier
  • Darmkanker –> longen en hersen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Carcinoom

A

kanker die begint in het epitheel (bijv. huid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Sacroom

A

Kanker die begint in bot, kraakbeen, vet spier of ander bindweefsel

23
Q

Melanoom

A

een soort huidkanker die begint in de pigment producerende cellen

24
Q

Leukemie

A

Kanker die begint in bloedvormende weefsel –> beenmerg

25
Q

Ontwikkeling Kanker

A

Wordt veroorzaakt door veranderingen in de genen die de werking van cellen controleren, vooral hoe ze groeien en zich delen. komt een fout in de overschrijving van DNA bij celdeling

Kankercellen hebben eigenschappen om het imuunsusteem te omzeilen

26
Q

Genetische veranderingen die kanker kunnen veroorzaken

A
  • erfelijkheid (BRCA Gen verhoogd risico borst en eierstokkanker
  • fouten die optreden bij de celdeling
  • schade aan het DNA veroorzaakt door schadelijke stoffen in de omgeving zoals tabak, alchol, zonlicht, straling
27
Q

Karakterstieke van kanker cellen

A
  • geen regulatie
  • dringen binnen in nabijgelegen gebieden
  • vertellen bloedvaten om naar tumoren toe te groeien
  • verbergen voor immuunsysteem
  • vetrouwen op andere soorten voedingstoffen
  • negeren signalen (apoptose)
28
Q

Lymfevaten

A

Vervoeren heldere waterige vloeistof gemaamd lymfe en leiden de vloeistof door knooppunten in het hele lichaam

29
Q

Lymfeknopen

A

kleine structurem die werken als filters voor schadelijke stoffen, bevattejn immuuncellen die infectie kunnen helpen bestrijden

30
Q

Oedeem

A

Lymfevocht dat zich ophoop en zwelling veroorzaakt, dit kan gebeuren bij borstkanker operatie omdat hier lymfklieren rond de oksels wordt weggehaald

31
Q

Stappen diagnose

A
  • klinisch intervieuw met patient over de symptomen
  • onderoek
  • pathologie: stadiering
32
Q

Klinisch intervieuw met patient over de symptomen

A-specfifieke symptomen

A
  • vermoeidheid
  • uitgeput
  • koorts
  • gewichtsverlies

kankercellen vebruiken groot deel van de energievooraard van het lichaam
ze geven stoffen af die de manier van energie uit voedsel halen veranderd
kan immuunsysteem zo laten reageren

33
Q

Klinisch intervieuw met patient over de symptomen

kanker-type specifieke symptomen

A
  • longkanker: kortadimgeheid (bloed) (op) hoesten
  • dikke darm: gewichtsverlies frequentie van de ontslasting, constipatie, bloed
34
Q

onderzoek

Beeldvormend onderzoek

A

Radiologie: Echo, straling, CT scan

35
Q

onderzoek

Endoscopie

A

medische procedure warbij een arts een buisvormig instrument in het licjaam brengt om naar binnen te kijken

36
Q

onderzoek

Biopsie

A

procedure waarbij een stukje van het gezwel of een monster voor onderzoek wordt weggenomen

37
Q

onderzoek

Cytologie/ cytopatholgie

A

diagnose van ziekte door te kijken naar afzondelijke cellen en kleine groepen cellen

38
Q

Lokaliseren

A
  • Gelokaliseerd: tumor zit in het orgaan
  • Regionaal: tumor zit net buiten het orgaan, maar wel nog in de buurt.
  • Ver weg: tumor is verspreid naar verschillende delen van het lichaam.
39
Q

TNM systeem

A
  • Tumor (T). “T” plus een getal (0 tot 4) beschrijft de grootte en locatie van de tumor (in cm), inclusief de mate waarin de tumor in nabijgelegen weefsels is gegroeid.
  • Knoop (N). “N” plus een getal (0 tot 3) staat voor lymfeklieren. Meestal geldt: hoe meer lymfeklieren met kanker, hoe groter het toegekende getal.
  • Uitzaaiing/ metastase (M). “M” geeft aan of de kanker is uitgezaaid naar andere delen van het lichaam, de zogenaamde verre uitzaaiing. Als de kanker niet is uitgezaaid, krijgt hij het label M0. Als de kanker wel is uitgezaaid, wordt hij als M1 aangemerkt.
40
Q

Stadia

A
  • Stadium I: de kanker zit alleen in het primaire weefsel/ orgaan waar het
    oorspronkelijk is gevonden.
  • Stadium II: een kanker is gegroeid maar blijft in het weefsel/ orgaan.
  • Stadium III: kanker die uitgezaaid is naar regionale lymfeklieren.
  • Stadium IV: kanker is gemetastaseerd/ uitgezaaid naar ander weefsel of
    organen.
    ֍ De kans op overleving bij uitzaaiing wordt anders, en de behandeling
    veranderd.
41
Q

Metastaze/ uitzaaiing

stappen

A

1) Groeien in, of binnendringen in, nabijgelegen normaal weefsel.
2) Door de wanden van nabijgelegen lymfeklieren of bloedvaten heen bewegen.
3) Reizen door het lymfestelsel en de bloedbaan naar andere delen van het
lichaam.
4) Stoppen in kleine bloedvaten op een afgelegen plaats, de bloedvatwanden
binnendringen en het omringende weefsel binnendringen.
5) Groeien in dit weefsel tot zich een kleine tumor vormt.
6) Nieuwe bloedvaten laten groeien, waardoor een bloedtoevoer ontstaat die de
tumor in staat stelt verder te groeien (= vascularisatie; angiogenese).

42
Q

Medische behandelingen

A
  • Chirurgie (lokaal)
  • Chemotherapie (systemisch)
  • Hormoon/endocriene therapie (systemisch)
  • radiotherapie (lokaal of systemisch)
  • Hyperthermie (lokaal)
  • Biologische immunotherapie
  • doelgerichte therapie
  • stamceltransplantatie
43
Q

Medische behandelingen

Chirugie

A
  • Diagnose (schildwachtklier procedure): blauwe vloeistof gaat door het lichaam heen en maakt de eerste lymfeknoop zichtbaar. Wanneer de schildwachtklier weggehaald wordt, en hier zit geen kanker in, dan is er geen verspreiding. Wanneer er wel kanker in zit, kan de kanker wel gaan verspreiden. De schildwachtklier procedure gaat gepaard met de operatie.
  • Preventie (met betrekking tot mogelijke erfelijke tumoren)
  • Genezing (verwijdering van de tumor): hierbij moet je opletten dat je niet in de
    tumor snijdt en dus de snijwanden vrijhoudt van tumorcellen.
  • Revalidatie (reconstructieve chirurgie)
  • Palliatie (centrale lijn katheters)
    Mogelijke bijwerkingen: veranderd uiterlijk, lymfoedeem, enz.
44
Q

Medische behandelingen

Chemotherapie

A

maakt geburk van medicatie om kankercellen te laten afsterven. Het wordt gebruikt om: te genezen, terugkeer vekleinen, of de groei ervan te stoppen of te vertragen

Mogelijke bijwerkingen: vermoeidheid, misselijkheid, haarverlies, cognitieve problemen, diarree, mondzweren, etc.

45
Q

Chemotherapie

Adjuvant

A

aanvullend, primaire behandeling is operatie daarna volgt chemo om zeker te zijn dat er geen cellen meer overblijven

46
Q

Chemotherapie

Neoadjuvant

A

Vindt als eersye plaats om tumor te laten slinken waardoor de operatieve verwijdering makkelijk zal gaan

47
Q

Medische behandeling

Hormoon/ endocriene therapie

A

stopt de groei van hormoongevoelige tumoren kan adjuvant en neoadjuvant worden ingezet, hij is bijzonder zwaar moet lang worden ingezet 8 jaar of langer

Mogelijke bijwerkingen: opvliegers, misselijkheid, vermoeidheid.

48
Q

radiotherapie

A

Lokale bestraling kan gebruikt worden voor:
* Een tumor zoveel mogelijk verkleinen vóór de operatie.
* Voorkomen dat de kanker terugkomt (na de operatie).
* Voor tijdelijke verlichting van symptomen, of om tumoren te behandelen die niet
met een operatie kunnen worden verwijderd.

Mogelijke bijwerkingen: vermoeidheid, misselijkheid, huidveranderingen, nieuwe tumoren.

49
Q

Radiotherapie

Externe radiatie

A

(of externe beam radiatie): maakt gebruik van een machine die hoogenergetische stralen van buiten het lichaam op de tumor richt.
* Het wordt meestal gedurende vele weken gegeven.
* Thuis zijn geen speciale veiligheidsmaatregelen nodig,
omdat de persoon niet radioactief is.

50
Q

radiologie

interne radiatie

A

(brachytherapie): een radioactieve bron wordt in het lichaam in de tumor of dichtbij de tumor gebracht.
* De bestraling kan worden geplaatst en in het lichaam blijven om te werken, maar kan ook na enige tijd worden verwijderd.
* Speciale veiligheidsmaatregelen zijn nodig, omdat de persoon radioactief is.

51
Q

radiologie

Systematische radiatie

A

voor de behandeling van bepaalde soorten kanker worden radioactieve geneesmiddelen via de mond of in een ader toegediend.
* Deze medicijnen reizen door het lichaam.
* Speciale veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen voor een
bepaalde tijd na dat deze drugs zijn toegediend.

52
Q

Hyperthermie

A

type behandeling waarbij kleine delen van lichaamsweefsel worden blootgesteld aan hoge temperaturen van 40-45 graden Celsius, De hitte kan kankercellen beschadigen en doden of ze gevoeliger maken voor radiatie en chemotherapie. Deze behandeling wordt vergeleken met een soort magnetron.

Mogelijke bijwerkingen: roodheid, griep, pijn.

53
Q

Graft-versus-host disease

A

als cellen niet van jezelf zijn, heb je altijd kans op afstoting doordat het lichaam niet lichaamseigen cellen gaat verwijderen, hierdoor heb je groter risico op overlijden