OG 6: Staatsleer Flashcards
Soevereiniteit & soorten?
= het hoogste gezag van de Staat, dat ertoe gemachtigd is de staatsinrichting en het grondwettelijke stelsel te bepalen.
Soorten
- Interne en externe
- Volkssoevereiniteit
- Nationale soevereiniteit
Interne soevereiniteit
de bevoegdheid van een Staat om vrij zijn eigen rechtsorde in the stellen en derhalve zijn eigen regeringsvorm en gezagsorganisatie te bepalen
Externe soevereiniteit
de bevoegdheid van een Staat om vrij, behoudens beperkingen die voortkomen uit het verdragsrecht of het internationaal gewoonterecht, zijn rechtsverhoudingen met andere Staten tot stand te brengen
Volkssoevereiniteit
= een staatsrechtelijke theorie die de wil van het gezamenlijke volk als bron van het staatsgezag beschouwt
Nationale soevereiniteit
is een staatsrechtelijke theorie die de natie als bron van het staatsgezag beschouwt en volgens welke de staatsmachten enkel namens de natie kunnen optreden en de verkozen mandatarissen niet de kiezers, maar wel de Natie vertegenwoordigen, zodat er een onweerlegbaar vermoeden is dat de wil van de volksvertegenwoordigers de wil van het volk is
België is een parlementaire monarchie
P: parlement en regering
M: koning bepaald door erfopvolging
Soorten stelsels
Presidentieel stelsel
Semi-presidentieel stelsel
Presidentieel stelsel
Scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht —> aparte verkiezingen voor beide
Voorbeeld: VS = parlement + president
President stelt zelf een regering samen + leidt de regering
Regering & parlement werken samen
Semi-presidentieel stelsel
Mengvorm van een parlementair en presidentieel stelsel
President en premier van dezelfde partij? Samenwerking bij wetgeving en uitvoering van beleid
Uitvoerende macht = president + minister-president, wiens regering is afhankelijk van een meerderheid in het parlement
Federalisme
Staatsstructuur waarbij de bevoegdheden zijn verdeeld tussen de federale staat en de onafhankelijke deelstaten
Kenmerken federalisme
Autonomie
De deelstaten zijn zelfstandige rechtspersonen met eigen organen, eigen bevoegdheden en eigen financiële middelen
Tweekamerstelsel
1ste kamer: federale staat
2de kamer: deelstaten
Coöperatie
Scheiding tussen de beleidsniveaus is onmogelijk —> wederzijdse beïnvloeding bij beleidsuitvoering
Confederalisme
Staatsstructuur waarbij onafhankelijke staten een verdrag sluiten om bepaalde aangelegenheden samen te regelen
Kenmerken confederalisme
Soevereiniteit
Verdrag wordt geregeld vanuit hun eigen soevereiniteit + bepalen zelf voor welke zaken het ‘algemene’ niveau bevoegd is
Één rechtsorde
Een centraal orgaan samengesteld uit afgevaardigden van onafhankelijke staten
Meerderheid van de stemmen vereist zodat er geen veto van één staat de collectieve beslissing onmogelijk maakt
Soorten federalisme
Centripetaal en centrifugaal