OG 6: Staatsleer Flashcards

1
Q

Soevereiniteit & soorten?

A

= het hoogste gezag van de Staat, dat ertoe gemachtigd is de staatsinrichting en het grondwettelijke stelsel te bepalen.

Soorten
- Interne en externe
- Volkssoevereiniteit
- Nationale soevereiniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Interne soevereiniteit

A

de bevoegdheid van een Staat om vrij zijn eigen rechtsorde in the stellen en derhalve zijn eigen regeringsvorm en gezagsorganisatie te bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Externe soevereiniteit

A

de bevoegdheid van een Staat om vrij, behoudens beperkingen die voortkomen uit het verdragsrecht of het internationaal gewoonterecht, zijn rechtsverhoudingen met andere Staten tot stand te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Volkssoevereiniteit

A

= een staatsrechtelijke theorie die de wil van het gezamenlijke volk als bron van het staatsgezag beschouwt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nationale soevereiniteit

A

is een staatsrechtelijke theorie die de natie als bron van het staatsgezag beschouwt en volgens welke de staatsmachten enkel namens de natie kunnen optreden en de verkozen mandatarissen niet de kiezers, maar wel de Natie vertegenwoordigen, zodat er een onweerlegbaar vermoeden is dat de wil van de volksvertegenwoordigers de wil van het volk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

België is een parlementaire monarchie

A

P: parlement en regering
M: koning bepaald door erfopvolging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Soorten stelsels

A

Presidentieel stelsel
Semi-presidentieel stelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Presidentieel stelsel

A

Scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht —> aparte verkiezingen voor beide
Voorbeeld: VS = parlement + president

President stelt zelf een regering samen + leidt de regering

Regering & parlement werken samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Semi-presidentieel stelsel

A

Mengvorm van een parlementair en presidentieel stelsel

President en premier van dezelfde partij? Samenwerking bij wetgeving en uitvoering van beleid

Uitvoerende macht = president + minister-president, wiens regering is afhankelijk van een meerderheid in het parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Federalisme

A

Staatsstructuur waarbij de bevoegdheden zijn verdeeld tussen de federale staat en de onafhankelijke deelstaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kenmerken federalisme

A

Autonomie
De deelstaten zijn zelfstandige rechtspersonen met eigen organen, eigen bevoegdheden en eigen financiële middelen

Tweekamerstelsel
1ste kamer: federale staat
2de kamer: deelstaten

Coöperatie
Scheiding tussen de beleidsniveaus is onmogelijk —> wederzijdse beïnvloeding bij beleidsuitvoering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Confederalisme

A

Staatsstructuur waarbij onafhankelijke staten een verdrag sluiten om bepaalde aangelegenheden samen te regelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kenmerken confederalisme

A

Soevereiniteit
Verdrag wordt geregeld vanuit hun eigen soevereiniteit + bepalen zelf voor welke zaken het ‘algemene’ niveau bevoegd is

Één rechtsorde
Een centraal orgaan samengesteld uit afgevaardigden van onafhankelijke staten

Meerderheid van de stemmen vereist zodat er geen veto van één staat de collectieve beslissing onmogelijk maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Soorten federalisme

A

Centripetaal en centrifugaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly