Oefenvragen Flashcards

1
Q

Hoe verschilt de zonne-instraling aan de bovenkant van de atmosfeer met het oppervlak van de aarde? Wat zijn de rollen van absorptie en verstrooiing?

A

De zonne-instraling aan de bovenkant van de atmosfeer is een stuk groter dan de instraling aan het oppervlak van de aarde. Dit komt door o.a. de verstrooiing en de absorptie van de straling van de zon. Verstrooiing houdt in dat de zonnestraling door deeltjes in de atmosfeer weer teruggestraald worden en absorptie houdt in dat de straling van de zon wordt opgenomen door deeltjes in de atmosfeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vergelijk langgolvige straling en kortgolvigestraling. Wat zijn hun bronnen?

A

Kortgolvig is zonlicht, langgolvig is warmtestraling -> infrarood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verklaar hoe de luchttemperatuur verandert door stijging, en gebruik daarbij de term ‘temperatuurverval’ (lapse rate)

A

Bij het stijgen van lucht neemt de luchtdruk af wat ervoor zorgt dat de temperatuur daalt. Dit komt omdat dezelfde hoeveelheid lucht nu een grotere hoeveelheid ruimte in beslag neemt. De energie die eerst in de kleinere inhoud lucht zat moet nu verdeeld worden over een grotere inhoud. Dus neemt de temperatuur af. De snelheid waarmee deze temperatuurdalingplaatsvind is de lapse rate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg de invloed van het Corioliseffectuit op stromen

A

De draaiing van de aarde is relatief sneller in het centrum van de aarde dan aan de bovenkant. Dit komt omdat 1 rondje op de evenaar langer is dan een rondje verder naar het noorden of zuiden. Dit verschil in snelheid heeft effect op de luchtstromen op aarde. Dit effect wordt het corioliseffect genoemd. Luchtstromen worden afgebogen in dezelfde richting, deze richting is in het noorden tegenovergesteld aan de richting in het zuiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly