oefeningen Flashcards

1
Q

Wat zijn vuistbijlen en waarvoor werden ze gebruikt?

A

Kerngereedschap van vuursteen, gebruikt als snijwerktuig voor bewerken van hout, huiden en slachten van dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe werd er in de 18e eeuw naar vuistbijlen gekeken?

A

John Frere beschreef ze als wapens voor oorlog en merkte op dat ze oud waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat stelde C. J. Thomsen in de 19e eeuw voor met betrekking tot de ontwikkeling van werktuigen?

A

Drieperiodensysteem: vuursteen > brons > ijzer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie was Jacques Boucher de Perthes en wat ontdekte hij?

A

Hij vond vuistbijlen samen met uitgestorven dieren, wat bevestigde dat ze oud waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de cultuurhistorische benadering in de archeologie?

A

De benadering die stelt dat werktuigen primaire functies hebben, maar hun vorm door culturele overdracht verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de ecologische benadering in de archeologie?

A

Deze benadering stelt dat de vorm van werktuigen wordt bepaald door natuurlijke omstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het Paleolithicum en wanneer vond het plaats?

A

Oude steentijd, van 2,5 miljoen jaar BP tot 8800 v. Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van het vroeg Paleolithicum?

A

Hominiden leefden van jagen, vissen en verzamelen tot ongeveer 300.000 BP.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de drie ‘Out-of-Africa’ migraties?

A
  • OoA1: 1,8 miljoen jaar geleden: Homo Erectus/Egaster
  • OoA2: 1 miljoen jaar geleden: Homo Erectus naar Europa
  • OoA3: 200.000-50.000 jaar geleden: Homo Sapiens naar Europa.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom vertrokken hominiden uit Afrika?

A

Door veranderingen in omgeving en voedselbronnen, zoals het eten van vlees.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn Australopithecus en hun kenmerken?

A

Vroegste mensachtige, liep rechtop, had een kleine schedelinhoud.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is Homo Habilis en wanneer leefde deze soort?

A

De ‘handige’ mens, leefde van 2,6 tot 1,5 miljoen jaar BP.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de kenmerken van Homo Erectus?

A

Rechtop lopen, grotere lichaamslengte, waarschijnlijk de eerste vuurmaker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de belangrijkste vindplaats van Homo Heidelbergensis?

A

Grand Dolina in Spanje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom zijn er in Nederland weinig oude vindplaatsen?

A

Mogelijke redenen: landijs, erosie, vondstomstandigheden en herkenbaarheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het Midden-Paleolithicum en wanneer vond het plaats?

A

Tijdvak van 300.000 tot 35.000 BP, waarin Homo Neanderthalensis leefde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de kenmerken van de Neanderthaler?

A

Sterk en compact lichaam, grote neus, laag voorhoofd, niet de voorouder van de moderne mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de belangrijke vindplaats Krapina en wat is er gevonden?

A

Bevat 800 skeletresten met tekenen van mogelijk kannibalisme en grafrituelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de vergelijking tussen Neanderthaler en moderne mens?

A

Neanderthaler was kolossaler, had grotere herseninhoud maar gebruikte zijn hersenen anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de tekenen van mogelijk kannibalisme bij de skeletresten?

A

Botten zijn gebroken en beenmerg verwijderd

Dit kan ook op een grafritueel duiden, of omdat men geloofde dat je dan eigenschappen van deze persoon overnam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe verschilt de Neanderthaler van de moderne mens qua herseninhoud?

A

De herseninhoud van de Neanderthaler was groter, maar ze gebruikten hun hersenen anders, niet optimaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de kenmerken van de glacialen en interglacialen?

A

Afwisseling van koude perioden (glacialen) met temperaturen ver onder de 0 en warme perioden (interglacialen) met temperaturen boven de 0.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de ‘Mammoetsteppe’?

A

Een omgeving met rondtrekkende kuddedieren zoals mammoeten, bizons, paarden, rendieren en wolharige neushoorns.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de jachtstrategieën die door Neanderthalers werden gebruikt?

A

Opdrijven van wild en steken met speer op korte afstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de ouderdom van de vindplaats Mauran in Frankrijk?

A

75.000 BP.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat voor soort voedsel consumeerden Neanderthalers naast landwild?

A

Zeevoedsel zoals vis, schelpdieren, zeezoogdieren, krabben en paling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat wijst erop dat Neanderthalers respectvol met hun doden omgingen?

A

Graven met pollen die erop wijzen dat er bloemen in het graf zijn gelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de kenmerken van de vindplaats Shanidar in Irak?

A

Twee graven: ‘red ochre burial’ en ‘flower burial’ met bloempollen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat voor type amuletten gebruikten Neanderthalers?

A

Persoonlijke amuletten zoals adelaarsklauwen, tanden en schelpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wanneer kwamen de Homo sapiens Europa binnen?

A

30.000 BP.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van de uitsterving van de Neanderthalers?

A
  • Onbekende oorzaak
  • Kwetsbaarheid door laag aantal
  • Ziekten en parasieten van de sapiens
  • Niet flexibel genoeg voor veranderingen
  • Vulkaanuitbarsting 40.000 BP
  • Verdreven/vermenging door moderne mens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat kenmerkt de Hamburgcultuur?

A

Bij gebruik van het collectors model, met veel jacht op rendieren met speren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is de chronologie van het Laat-Paleolithicum in Nederland?

A
  • Tot 15.000 BP: Onbewoonbare poolwoestijn
  • 14.750-14.200 BP: Hamburgcultuur
  • 13.950-11.700 BP: Federmessercultuur
  • 12.900-11.800 BP: Ahrensburgcultuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is het mesolithicum?

A

Midden-Steentijd tussen Paleolithicum en Neolithicum, 8.800 v. Chr. - 5.300/4.900 v. Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn de voedselstrategieën in het mesolithicum?

A

Jagen, vissen en verzamelen, met een foragermodel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn de kenmerken van de Federmessercultuur?

A

Gebruik van pijl en boog, leven in kleine mobiele, tijdelijke kampen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Fill in the blank: De Neanderthalers gebruikten _______ als werktuigen vanwege hun scherpe rand.

A

schelpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat waren de jachttechnieken voor rendieren in de Ahrensburgcultuur?

A

Gebruik van pijl en boog, dezelfde strategie als voorheen met collectorsmodel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is een loofboom?

A

Een boom die een warmer klimaat nodig heeft

Loofbomen zijn bomen die hun bladeren in de herfst verliezen en weer nieuwe bladeren krijgen in de lente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is een foragermodel?

A

Een model waarbij men op zoek moet naar voedsel, meestal door te jagen

Dit model wordt gekenmerkt door het verzamelen van voedsel uit de natuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is het collectorsmodel?

A

Een model waarbij mensen jaarlijks terugkeren naar goede plekken om voedsel te verzamelen

Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op locaties met schelpdieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat zijn microlieten?

A

Kleine stukjes vuursteen die gebruikt werden in het mesolithicum

Deze werden gebruikt omdat er minder vuursteen beschikbaar was.

43
Q

Wat is de Ertebøllecultuur?

A

Een cultuur in Denemarken die het hele jaar door een basiskamp gebruikte met een hoge bevolkingsdichtheid

Deze cultuur is bekend om de schelpenhopen die werden achtergelaten.

44
Q

Wat zijn Køkkenmøddinger?

A

Afvalresten van het eten van schelpdieren

Deze hopen zijn kenmerkend voor de Ertebøllecultuur.

45
Q

Wat is een palimpsest?

A

Een ophoping van artefacten uit verschillende perioden

Dit maakt het moeilijk om verschillen tussen basiskampen en andere locaties te onderscheiden.

46
Q

Wat zijn haardkuilen?

A

Ronde, houtskoolrijke sporen waar voedsel werd bereid

Veel mesolithische vindplaatsen bevatten haardkuilen.

47
Q

Wat is slash-and-burn?

A

Een techniek waarbij grote delen van bos worden verbrand om open plekken te creëren

Dit werd gedaan om groot wild aan te trekken.

48
Q

Wat zijn de kenmerken van de grafrituelen in het mesolithicum?

A

Zowel inhumaties als crematies werden toegepast

Er zijn geen vaste manieren van begraving teruggevonden.

49
Q

Wat is de Lineaire Bandkeramiek (LBK)?

A

De eerste boeren in het Vroeg-Neolithicum, bekend om hun decoratieve aardewerk

Deze cultuur ontstond voornamelijk in de lössgebieden van Limburg.

50
Q

Wat is matri-linealiteit?

A

Familielidmaatschap gaat via de moeder

Dit betekent dat de achternaam van de moeder wordt overgenomen.

51
Q

Wat zijn de belangrijkste voedselbronnen voor de LBK-boeren?

A

Emmertarwe, eenkoren, erwten, linzen, en vee zoals koeien, geiten, schapen en varkens

Dit geeft inzicht in hun agrarische levensstijl.

52
Q

Wat zijn de sociale structuren binnen de LBK-gemeenschappen?

A

Er zijn onderscheid tussen arm en rijk, en man en vrouw

De status lijkt samen te hangen met leeftijd en grafgiften.

53
Q

Wat zijn de mogelijke redenen voor de overgang van jagen naar landbouw?

A

Minder risico, beter dieet, en opslag van voedsel

Dit maakte het mogelijk voor grotere bevolkingsdichtheid en specialisatie.

54
Q

Wat is het verschil tussen de Rössencultuur en de LBK?

A

De Rössencultuur komt later en heeft andere woningstructuren en aardewerk

Deze cultuur is vooral aanwezig in het uiterste zuiden van Nederland en Duitsland.

55
Q

Waar komt de Rössencultuur voornamelijk voor?

A

In het uiterst zuidelijkste puntje van Nederland en vooral in Duitsland

56
Q

Wat voor soort huizen werden gebouwd tijdens de Rössencultuur?

A

Lange, grote bootvormige huizen voor extended families

57
Q

Kenmerk van het aardewerk uit de Rössencultuur?

A

Hard, dunwandig met gladde afwerking; bolle vormen met geknikte of gebogen hals

58
Q

Wat zijn Breitkeilen?

A

Verspreid onder jagers en verzamelaars, origineel van de Rössencultuur

59
Q

Wat gebeurde er voor het eerst in de Michelsbergcultuur?

A

Vuursteenmijnen werden gebruikt om halffabricaten van bijlen te transporteren

60
Q

Wat is een kenmerk van het aardewerk uit de Michelsbergcultuur?

A

Weinig versiering, ronde bodems met wijde uitgaande halzen

61
Q

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de Swifterbantcultuur?

A

Gericht op jagen en verzamelen, ook gedomesticeerde dieren en landbouw

62
Q

Wat toont DNA-onderzoek aan over de mensen van de Swifterbantcultuur?

A

Ze hadden een donkere huid, donker haar en blauwe ogen

63
Q

Wat is een bijzonder kenmerk van het aardewerk uit de Swifterbantcultuur?

A

Het had puntbodems, waardoor het niet kon worden neergezet

64
Q

Wat is de functie van hunebedden?

A

Grafmonumenten, collectieve graven

65
Q

Wat is een trilithon?

A

Bestaat uit twee draagstenen en een deksteen

66
Q

Waar bevinden de meeste hunebedden zich?

A

In Drenthe, met enkele in Groningen en Duitsland

67
Q

Wat zijn vlakgraven?

A

Individuele graven met grafgiften

68
Q

Wat is een kenmerk van de trechterbekercultuur?

A

Gebruik van trechterbekers en kraaghalsflesjes

69
Q

Wat is de neolithisatie?

A

De overgang naar landbouw en veeteelt

70
Q

Wat zijn de belangrijkste soorten vuurstenen?

A

Rijckholt-vuursteen, Spiennes-vuursteen, Valkenburg-vuursteen, Lousberg-vuursteen

71
Q

Wat is vuursteen?

A

Afzetting in oude zeebodem, gemaakt door kiezelzuur in kalksteen

72
Q

Wat zijn de eigenschappen van vuursteen?

A

Harder dan staal, makkelijk te bewerken, hoge isotropie

73
Q

Wat is de functie van een maalssteen?

A

Wordt gebruikt voor het malen van graan

74
Q

Wat zijn megalithische monumenten?

A

Grote stenen bouwwerken zoals hunebedden

75
Q

Wat is de Hazendonkcultuur?

A

Cultuur met verschillende bewoningsfasen, bekend van opgravingen

76
Q

Wat zijn de kenmerken van het aardewerk uit de Hazendonkcultuur?

A

Erg grote tonvormige potten, versiering met indrukken en groeven

77
Q

Wat is de Vlaardingengroep?

A

Nederzetting in West- en Centraal-Nederland, gericht op jacht en visvangst

78
Q

Wat is een kenmerk van de Stein-groep?

A

Kleine groep uit Zuid-Nederland met eenvoudige aardewerk

79
Q

Wat is shifting cultivation?

A

Zwerflandbouw waarbij grond wordt gebruikt totdat deze is uitgeput

80
Q

Wat zijn de kenmerken van Spiennes-vuursteen?

A

Zeer donker- tot lichtgrijs, fijn- tot grofkorrelig met matte glans, zwarte en witte inclusies

81
Q

Wat zijn de kenmerken van Valkenburg-vuursteen?

A

Geelbruin tot grijs, grofkorrelig, kalkachtig

82
Q

Wat zijn de kenmerken van Lousberg-vuursteen?

A

Paarsgrijs met bruine buitenkant, witte inclusies, plaatvormig

83
Q

Wat zijn de kenmerken van La Grand Pressigny-vuursteen?

A

Oranjebruin tot honingkleurig, suikerkorrelachtige glimmers die zichtbaar worden in het licht

84
Q

Wat zijn de kenmerken van ‘Deens’-vuursteen: Helgoland?

A

Rood, oranjebruin, honingkleurig, zeer glimmend en homogeen, fijnkorrelig

85
Q

Waar worden secundaire voorkomens van vuursteen gevonden?

A

Rivierbeddingen, keileemafzettingen, via rivieren en kuststromingen

86
Q

Wat gebeurt er met vuursteen door verhitting?

A

Het kan verbranden, craquelé (scheurtjes) ontstaan, en het kan verkleuren naar wit-blauw/grijsblauw

87
Q

Wat is patina in de context van vuursteen?

A

Kleurpatina veroorzaakt door ijzerdeeltjes of water, waardoor de buitenkant bruin of wit en poreus kan worden

88
Q

Wat zijn de effecten van mechanische verwering op vuursteen?

A

Vorstinwerking kan barsten, splijten en scheuren veroorzaken; windlak kan een glad oppervlak creëren

89
Q

Wat is directe percussie in vuursteenbewerking?

A

Het gelijk op het vuursteen slaan zonder tussenliggende materialen

90
Q

Wat is de contrécoup-techniek?

A

Vuursteen op een aambeeld zetten en met een drevel en hamer bovenop slaan

91
Q

Wat zijn de drie soorten retouche?

A
  • Steilretouche
  • Randretouche
  • Oppervlakteretouche
92
Q

Wat zijn de problemen bij vuursteenbewerking?

A
  • Beperkte mogelijkheden qua correctie
  • Inclusies en onzuiverheden
  • Scheuren en zwakheden in het materiaal
93
Q

Wat is de kerntechniek in vuursteenbewerking?

A

De vroegste techniek waarbij stukken vuursteen worden afgeslagen tot de juiste vorm overblijft

94
Q

Wat is de Levalloistechniek?

A

Een techniek waarbij afslagen van een kernsteen worden afgeslagen, met een plateau als uitgangspunt

95
Q

Wat is de klingtechniek?

A

Een afslagtechniek waarbij lange klingen worden afgeslagen met indirecte zachte percussie

96
Q

Hoe benoem je een gevonden vuurstenenartefact?

A

Kijk of het een afslag is, of het als werktuig bedoeld is, en of het ook als werktuig gebruikt is

97
Q

Wat zijn de verschillende functies van vuurstenen werktuigen?

A
  • Mes
  • Schrabber
  • Spits
  • Steker
  • Bijl
98
Q

Wat zijn de kenmerken van vroeg-paleolithische vuistbijlen?

A

Groter, langwerpig en hoog

99
Q

Wat zijn de verschillen in spitsen door de tijd heen?

A

Variaties in grootte en vorm, zoals kerfspitsen en veervormige spitsjes

100
Q

Wat zijn de kenmerken van de late-paleolithicum spitsen?

A

Lange, regelmatige klingtechnologie met kerfspitsen

101
Q

Wat zijn de kenmerken van de mesolithicum spitsen?

A

Kleinere spitsen, zoals A-spitsen, B-spitsen en driehoeken

102
Q

Wat zijn de kenmerken van de vroeg-neolithicum spitsen?

A

LBK-driehoeken en dissels voor houtbewerking

103
Q

Wat is de ontwikkeling van vuursteen in de ijzertijd?

A

Er wordt nauwelijks nog vuursteen gebruikt, alleen kleine schrabbertjes