oddyseus en kirké 7, 8, 9, 10 Flashcards
1
Q
te
A
en; ook
2
Q
hé morphé
A
vorm, uiterlijk
3
Q
lambanoo
A
nemen; krijgen
4
Q
ho nous
A
verstand
5
Q
hoosper
A
zoals
6
Q
proteron
A
ervoor, ervoorheen
7
Q
ho theos
A
god(heid)
8
Q
hode
A
deze, dit (hier bij mij)
9
Q
gar
A
want, immers, namelijk
10
Q
sos
A
jouw
11
Q
poieoo
A
maken, doen ‘heeft veranderd’
12
Q
hé gé
A
aarde; land; grond
13
Q
parechoo
A
geven
14
Q
chalepos
A
moeilijk, lastig
15
Q
euriskoo
A
vinden