OAC2-week4-FMH Flashcards

1
Q

Benoem de vier (4) werk gerelateerde determinanten (= factoren in het arbeidsproces) die de gezondheid beïnvloeden.
Deze 4 A’s zijn:

A
  • Arbeidsomstandigheden
  • Arbeidsverhoudingen
  • Arbeidsvoorwaarden
  • Arbeidsinhoud
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke factoren van belastbaarheid bij een patiënt kan een fysiotherapeut beïnvloeden ?

A

Fysiotherapeut kan de fysieke belastbaarheid beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De bedrijfsfysiotherapeut kan op 2 manieren werken om de patiënt te kunnen re-integreren in het bedrijfsleven, noem deze 2 manieren

A

Pijncontingent

Tijdcontingent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van een bedrijfsfysiotherapeut bij arbeidsverzuim ?

A

Op een gedifferentieerd niveau zet de bedrijfsfysiotherapeut zich in bij het voorkomen en oplossen van problemen van medewerkers met betrekking tot het arbeidsproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van een algemeen/arbeidsfysiotherapeut bij arbeidsverzuim ?

A

De algemeen fysiotherapeut en de arbeidsfysiotherapeut behandelen onder anderen patiënten met een hulpvraag, gerelateerd aan de arbeidssituatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom wordt er tegenwoordig eerder gekozen voor de definitie arbeidsverzuim in plaats van ziekteverzuim?

A

Verzuim is een keuze, als gevolg van ziekte of door dingen die gebeuren op het werk. Hierdoor kiest iemand ervoor om te blijven werken of om te verzuimen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem een voorbeeld van een patiëntengroep waarbij de fysiotherapeut een tijdcontingente aanpak zal hanteren.

A
  • Patiënten met chronische lage rugklachten.
  • Bij patiënten met aspecifieke klachten.
  • Bij aanwezigheid van yellow flags.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem vier (4) gezondheidsdeterminanten.

A
  1. Biologische factoren
  2. Fysieke omgeving (straling, milieuverontreiniging, bacteriën)
  3. Sociale omgeving (werk- en woonsituatie, sociaal-economische status, cultuurpatronen)
  4. Leefstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly