NW Flashcards

1
Q

Waar ligt het hart?

A

Het hart ligt aan de linkerkant van je borst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe meet je je hartritme?

A

Je kunt het meten op je pols of in je hals.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er als de hartkleppen kapot zijn?

A

Ze kunnen worden vervangen door een mechanische of biologische klep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doen rode bloedcellen?

A

Ze vervoeren zuurstof/koolstodioxide door je lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doen witte bloedcellen?

A

Ze vechten tegen ziekten en bacteriën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doen bloedplaatjes?

A

Ze helpen bij het stollen van bloed als je een wond hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen middenrifademhaling en borstademhaling?

A

Middenrifademhaling: Je middenrif beweegt, je buik komt omhoog. Borstademhaling: Je ribben bewegen omhoog, je borst komt omhoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke slagader vervoert zuurstof naar het lichaam?

A

De aorta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit hoeveel lagen bestaat de huid?

A

De huid heeft 3 lagen: de opperhuid, de lederhuid en het onderhuids bindweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doet de huid?

A

De huid beschermt je lichaam en helpt je temperatuur reguleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe komt urine in de blaas?

A

Bloed wordt gefilterd door de nieren en de urine gaat via de urineleider naar de blaas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doen de nieren?

A

Ze filteren afvalstoffen uit je bloed en maken urine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekent hartritme?

A

Het aantal keren dat je hart per minuut klopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke functie heeft de huid naast bescherming?

A

De huid helpt bij het maken van vitamine D en regelt de lichaamstemperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat vervoeren rode bloedcellen?

A

Zuurstof naar je weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doen slagaders?

A

Ze vervoeren bloed weg van het hart.

17
Q

Waaruit bestaat bloedplasma?

A

Het bestaat voor 90% uit water en bevat voedingsstoffen en afvalstoffen.

18
Q

Wat doen zweetklieren?

A

Ze maken zweet om je lichaam af te koelen.

19
Q

Waarom vernieuwt je huid zich steeds?

A

Omdat er voortdurend nieuwe huidcellen worden aangemaakt.

20
Q

Hoe verlaat urine het lichaam?

A

Via de urinebuis.

21
Q

Wat gebeurt er als de rechterkamer van het hart bloed pompt?

A

Het bloed gaat naar de longen om zuurstof op te nemen.

22
Q

Hoe komt zuurstof in je bloed?

A

Zuurstof gaat via de longblaasjes in je bloed.

23
Q

Wat kan invloed hebben op je sociale contacten volgens de huid?

A

De kleur, geur en beharing van je huid kunnen invloed hebben op sociale contacten.

24
Q

Hoe komt zuurstof van de longen naar de cellen?

A

Zuurstof gaat via het bloed naar de cellen in je lichaam.