Nog meer random aanvul Flashcards

1
Q

Wat is de oorzaak van hemi-ballisme?

A

Het wegvallen van de functie van de subthalamicus (éénzijdig) waardoor de remming wegvalt en er te veel (grove) bewegingen zijn eenzijdig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de oorzaak van de symptomen van de ziekte van Huntington?

A

Degeneratie van D2 cellen in het striatum –> globus pallidus interna inactief –> te veel bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vanuit waar komen de klimvezels en vanuit waar de mosvezels?

A
  • Klimvezels: oliva inferior
  • Mosvezels: Ruggenmerg en Cortex (via PCI en PCM)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symptomen van Friedrichse Ataxie?

A

onset: <25 jaar
- Spinocerebellaire ataxie
- sensibele polyneuropathie
- areflexie
- holvoeten
- cardiomyopathie
- diabetes
- scolios

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de scores van de EMV op met bijbehorende symptomen

A

E:

4: Opent ogen spontaan

3: Opent ogen op aanspreken

2: Opent ogen op pijnprikkel

1: Opent ogen niet

M:

6: Voert eenvoudige opdracht uit

5: Lokaliseert een pijnprikkel

4: Normale flexie op pijnprikkel

3: Abnormaal buigen op pijnprikkel

2: Extensie op pijnprikkel

1: Geen reactie op pijnprikkel

V:

5: Georiënteerd in tijd, plaats en persoon

4: Conversatie mogelijk, doch verward

3: Spreekt, maar geen conversatie mogelijk

2: Kreunt alleen

1: Geen verbale uitingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef de formele omschrijving van hersendood

A

Volledig en onherstelbaar verlies v/d functies van de hersenen, inclusief hersenstam en het verlengde merg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem de 7 criteria voor hersendood

A
  1. geen sederende medicatie actief
  2. E1M1V1 of Vtube
  3. Geen spontane ademhaling
  4. Hersenstamreflexen afwezig
  5. Geen spontante ademhaling en geen hoestreflex
    - EEG vlak
  6. Apnoetest positief
  7. Verklaring neuroloog of neurochirurg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem de 3 kenmerken van dementie

A
  1. cognitieve stoornissen
  2. interferentie met ADL
  3. Progressief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel % van de dementiepatienten heeft alzheimer?

A

70-75%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaruit bestaat het formele Neuropsychologische onderzoek en waaruit bestaat het informele Neuropsychologisch onderzoek?

A

Formeel: psychometrisch onderzoek
Informeel: anamnese-heteroanamnese-gedragsobservatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke subtypen van een delier heb je?

A
  1. hyperactief-hyperalert (verpleeghuis)
  2. gemengd (IC)
  3. hypoactief en hypoalert (IC)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem de 5 kenmerken van een delirium

A
  1. stoornis in het bewustzijn en aandacht
  2. Ontwikkelt zich in korte tijd, fluctueert
  3. verandering in cognitieve functies
  4. niet beter verklaard door neurocognitieve stoornis of coma
  5. aanwijzing (ernstige) somatische oorzaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem enkele predisponerende factoren voor een delier

A
  • ernstige dementie
  • ernstige ziekte
  • > 70 jaar
  • cognitieve stoornissen
  • visus- en gehoorstoornissen
  • stoornissen in de activiteiten van het dagelijks leven
  • gebruik van alcohol en opiaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem enkele preciperende factoren voor een delier

A
  • Grote operatie
  • IC opname
  • Meerdere psycho-actieve medicijnen
  • Slaap deprivatie
  • Slaapmedicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem enkele maatregelen die je kunt nemen om een delirium te voorkomen

A
  • cognitieve ondersteuning
  • voldoende drinken
  • slaap verbeteren
  • immobilisatie tegengaan
  • Bril/gehoorapparaat indoen/opdoen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke medicatie moet je absoluut níet geven bij een delier? En bij welke delieren juist wel?

A
  • Benzodiazepinen
  • Wel bij:
  • Alcoholontrekkingsdelier
  • Onttrekkingsdelier van benzo’s
  • Bij agitatie van ptnt: Haldol + benzo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom wordt de NMDA-receptor ook wel de coincidence receptor genoemd?

A

Omdat zowel glutamaat gebonden moet zijn als het postsynaptische membraan gedepolariseerd moet zijn wil de NMDA-receptor openen voor Ca2+ stroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Random weetje zonder antwoord: CAMK2 is langdurig actief na een kort CA2+ influx, doordat het zichzelf fosforyleert na activatie voor Ca2+

A

Weetje

19
Q

Noem twee voorbeelden van Corticale dementie, drie voorbeelden van subcorticale dementie en één van gemende dementie

A

Corticaal: Alzheimer en Frontotemporale
Subcorticaal: Vasculair, Parkinson dementie en Hydrocephalus
Gemengd: Lewy body dementie

20
Q

Wat zijn kenmerken van corticale dementie?

A
  • gedragsverandering
  • sociale cognitie omlaag
  • executieve functies omlaag
  • geheugen achteruit
  • oriëntatie achteruit
21
Q

Wat zijn kenmerken van subcorticale demetie?

A
  • Werktempo omlaag
  • Aandachtsproblemen
  • Concentratieproblemen
  • traagheid
  • executieve functies omlaag
22
Q

Noem per ziekte waar de neurodegeneratie plaatsvind
-Alzheimer
-Vasculair
-Lewy Body/Parkinson/Huntington
-Frontotemporaal
-Creutzfeldt Jacob

A

Alzheimer: hippocampus en parietaal
Vasculair: witte stof leasies
Lewy Body/Parkinson/Huntington: Basale kernen
Frontotemporaal: Frontaal en temporaal
Creutzfeldt Jacob: alle schorsgebieden

23
Q

Onder welke cathegorie vallen de medicijnen atropine en scopolamine, orfenadrine en trinexyfenidyl?

A

Anticholinergica

24
Q

Onder welke categorie valt amantadine?

A

NMDA receptor antagonist

25
Q

Noem enkele perifere en centrale bijwerkingen van Levodopa

A

Perifeer:
- Misselijkheid
- Anorexie
- Hypotensie
- Hartritmestoornissen
Centraal:
- Dyskinesie
- On-off fenomeen
- Hallucinaties, opwinding, nachmerries

26
Q

Noem enkele bijwerkingen van D2 agonisten

A
  • Misselijkheid + braken
  • Hypotensie
    Centraal:
  • verward/hallucinaties
  • retroperitoneale fibrose (zeldzaam)
27
Q

Wat is het voordeel en het nadeel van D2 agonisten tov levodopa?

A

Voordeel:
- Langere t1/2, minder bloedsuikerfluctuaties en minder on-off fenomeen en dyskinesie
Nadeel:
- Minder effectief voor rigiditeit en dyskinesie

28
Q

Wat zijn de 6 basisemoties?

A
  • blij
  • verdriet
  • angst
  • boos
    -walging
    -verbazing
29
Q

Welke processen spelen in de laterale prefrontale cortex en welke in de mediale prefrontale cortex?

A

Lateraal:
- Gedrag obv van normen
Mediaal:
- Organiseren intenties en acties tot doelgericht gedrag met voorspelbare uitkomst

30
Q

Noem de 3 hoofdcriteria voor vasculaire dementie

A
  • dementie
  • focale uitvalsverschijnselen + vasculaire CT/MRI afwijkingen
  • TIjdsrelatie tussen 1 en 2 (direct of <3 mndn)
31
Q

Wat is de monoaminetheorie?

A
  • Dat Na en 5HT gedepleerd zijn waardoor er een depressie ontstaat
32
Q

Welke amine breekt MAO-A af?

A

Serotonine

33
Q

Welke amine breekt MAO-B af?

A

Dopamine

34
Q

Noem de 6 soorten antidepressiva

A
  1. Klassieke TCA’s
  2. SSRI’s
  3. SNRI’s
  4. alpha2 receptor antagonisten
  5. MAO-A remmers
  6. overig
35
Q

In welke volgorde worden antidepressiva voorgeschreven?

A

1A: SSRI’s
1B: SNRI’s
2: TCA’s
3. MAO-A Remmers
Additieven: alpha receptor antagnositen en overig

36
Q

Op welke twee manieren werken SSRI’s?

A
  • Verhogen serotonine concentraties
  • induceren neurogenese in de hippocampus en prefrontale cortex waardoor het leerproces van positief reageren op stress wordt versterkt
37
Q

Definitie van een hallucinatie?

A

Een waarneming bij een afwezig stimulus

38
Q

Wanneer een
- schizofreniforme stoornis
- kortdurende psychotische stoornis
- schizofrenie
- Schizoaffectieve stoornis

A

Schizofreniform: 1-6 mndn
Kortduren: <1 mnd
Schizofrenie: >6 mndn
Schizoaffectief: >6 mndn schizo + bipolair

39
Q

Noem enkele risicofactoren voor schizofrenie

A
  • Pos fam. anamnese
  • cannabisgebruik
  • stedelijke omgeving
  • wintergeboorte
  • stress
  • obstretische complicatie
  • sociale uitsluiting
40
Q

Wanneer spreekt men van een waanstoornis?

A

> 1 maand alléén wanen

41
Q

Welke 3 syndromen/ziektes geven verhoogde kans op ASS?

A
  • Rett
  • Tubereuze Sclerose
  • Fragiele X syndroom
42
Q

Wanneer mag er van een taalstoornis worden gesproken?

A
  1. taalniveau is beduidend lager dan non-verbaal intelligentie niveau
  2. taalproblemen interferen met schoolresultaten of sociaal functioneren
  3. Bij andere problematiek zijn de taalproblemen ernstiger dan verwacht
43
Q

Wanneer wordt er gesproken van een taalachterstand?

A

<50 woorden na 24 maanden