NL woorden 📒 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

De tendens

A

In een bepaalde richting gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De polarisatie

A

Twee of meerdere groepen tegen elkaar zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Triviaal

A

Gewoon

Voorbeeld: Een triviale dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Conform

A

Overeenstemmend

Voorbeeld: De groep is conform

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het feminisme

A

Het streven naar gelijke rechten voor vrouwen

Bijvoorbeeld: Rosa Parks was een

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De ethiek

A

Omgangsregels

Voorbeeld: Ethiek in een restaurant is dat je niet moet schreeuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lateraal

A

zijweg nemen {niet letterlijk}

Bijvoorbeeld: Als je lateraal denkt dan denk je bv koeien kunnen ook auto rijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De prospect

A

Uitzicht

Voorbeeld: Als ik het zo bekijk is je prospect voor je toekomst best goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een algoritme

A

Een enige reeks instructies om een doel te bereiken

Bijvoorbeeld: ik wil een doktor worden dus moet ik school en diploma behalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Retorisch

A

Een schijnvraag waarvan je het antwoord al weet

Bijvoorbeeld: Waarom luister je niet!? Ben je doof!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bombastisch

A

Opgezwollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De redenering

A

Een manier waarop je hebt nagedacht

bijvoorbeeld: leg je redenering uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een syllogisme

A

Een logische redenering waaruit een conclusie er uit wordt gehaald

bijvoorbeeld: Schrijf je redenering op, dus schrijf op hoe je hebt nagedacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De lobby

A

Achter de schermen werken

bijvoorbeeld: voor iemand lobbyen dus het voor iemand opnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De mobilisatie

A

Beweeglijk maken, oproep voor het leger

bijvoorbeeld: in Turkije als een jongen 18 wordt wordt hij gemobiliseert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Drastisch

A

Doelgericht, zeer ingrijpend

Voorbeeld: De regering nam drastische maatregelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vitaal

A

Vol levenskracht

bijvoorbeeld: mensen die heel erg gemotiveerd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Homogeen

A

Gelijksoortig

bijvoorbeeld: homogene cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Speculatie

A

Gissen

bijvoorbeeld: heb jij net zitten gissen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Vulgair

A

Ordinair en plat

bijvoorbeeld: de jeugd van tegenwoordig is vulgair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Banaal

A

Simpel

Voorbeeld: Ik gaf haar een banaal voorbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Verloochenen

A

Afkeren van iets

bijvoorbeeld: je geloof verloochenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Accumulatie

A

Ophoping

bijvoorbeeld: een wateraccumulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Überhaupt

A

in elk geval

bijvoorbeeld: heb jij dat wel üperhaupt wel gedaan?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Abrupt

A

Plotseling

Voorbeeld: Zij had jou abrupt geslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Voortreffelijk

A

Perfect, uitstekend

bijvoorbeeld: je hebt je toets voortreffelijk gemaakt!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Opwelling

A

Innerlijke drang

bijvoorbeeld: ik heb een opwelling voor leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Sporadisch

A

Af en toe

Voorbeeld: Het regent sporadisch hier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Potentieel

A

Mogelijk

Voorbeeld: Zij is een potentieële klant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Heil

A

goed

bijvoorbeeld: jij bent heil in de klas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Consequentie

A

een gevolg

bijvoorbeeld: als je stout bent, moet je de consequenties ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Consequent

A

Volgens een vast plan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Dikwijls

A

vaak

bijvoorbeeld: ik heb dat dikwijls gemeld!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Symbiose

A

Als twee ongelijksoortige cellen samenleven en op elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Contra

A

Tegengestelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Etymologie

A

Woordherkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Compromitteren

A

Verdacht maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Obligatie

A

Schuldbrief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Parodie

A

Spottende nabootsing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Component

A

onderdeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Agiteren

A

Voor onrust zorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Attribuut

A

Een onderdeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Curatele

A

Als volwassene niet over je eigen geld mogen beslissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Conservator

A

Bewaarder in museum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Simulatie

A

Nabootsing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Garnituur

A

gerechtsdecoratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Integreren

A

Tot een samenhangende groep maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Affect

A

Plotseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Farmaceut

A

Iemand die geneesmiddelen verkoopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Autocratie

A

Een regerings vorm waarbij één man of één vrouw heerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Tarten

A

uitdagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Monarchie

A

Wanneer alle macht bij een persoon ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Propaganda

A

Iets sterk aanraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Berechten

A

Onderwerpen aan een rechtproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Vonnis

A

Uitspraak van de rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Executie

A

Terechtstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Marionet

A

speelpop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Reductie

A

vermindering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Aversie

A

Afkeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Frequentie

A

Aantal trillingen per seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Frequent

A

vaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Contributie

A

Lidgeld

Voorbeeld: Je moet je contributie nog betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Passief

A

Niet actief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Significant

A

belangerijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Filiaal

A

Een bijgebouw dat bij een groot bedrijf hoort

Voorbeeld: ING heeft meerdere filialen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Produceren

A

maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Vervaardigen

A

Samenstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Decorum

A

Decoratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Etiquette

A

Regels die je vertellen hoe je je moet gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Fungeren

A

Een bepaalde rol of taak vervullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Appatisch

A

Geen emoties tonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Cyclus

A

Cyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Content

A

Tevreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Manifest

A

Verklaring, openbaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Pluralisme

A

(maatschappelijk) systeem waarbinnen verschillende overtuigingen naast elkaar (kunnen) bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Conserveren

A

Langer houdbaar maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Consensus

A

overeenstemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Nihil

A

nul, niks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Constructief

A

opbouwend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Impressie

A

Indruk

Voorbeeld: Mijn impressie op jou is niet zo goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Dissertatie

A

wetenschappelijk werk om de graad van doctor te verkrijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Preventief

A

Voorkomend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Discreet

A

Vertrouwelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Idioom

A

Een bijzondere uitdrukking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Ultra

A

Uiterst, extreem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Retrospectief

A

terugblik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Condoleantie

A

Rouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Condoleren

A

medeleven tonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Revalidatie

A

Als doel hebben om de patiënt zo veel mogelijk te helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Patholoog

A

Ziektekundige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Paranormaal

A

Wat je niet op natuurlijke wijze kunt verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Vicieus

A

Iets slecht, niet goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Sympathiseren

A

Waardering voelen voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Reëel

A

werkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Vatbaar

A

Gemakkelijk te beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

Investeren

A

Besteden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Beleggen

A

Je steekt je geld in iets waarvan je verwacht dat het meer oplevert dan sparen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

Opportunisme

A

Kansengrijper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

Radicaal

A

Grondig, extreem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

Gereformeerd

A

Calvinistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

Bochel

A

Een onnatuurlijke groei op je rug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

Objectief

A

onpartijdig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q

Subjectief

A

partijdig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

Facilitatie

A

een ondersteunende rol spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
105
Q

Evolutie

A

Ontwikkeling

Voorbeeld: De evolutie van de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
106
Q

Abusievelijk

A

per ongeluk, bij vergissing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
107
Q

Twist

A

draai

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
108
Q

Archetype

A

Oermodel

Voorbeeld: Het archetype bestaat nogsteeds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
109
Q

Afweermechanisme

A

verdedigingsstelsel van je lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
110
Q

Integratie

A

Het samengaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
111
Q

Segregatie

A

scheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
112
Q

Accuraat

A

nauwkeurig

Voorbeeld: Zij heeft haar opdracht accuraat gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
113
Q

Moreel

A

De moed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
114
Q

Manueel

A

Met handen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
115
Q

Altruïsme

A

je handelwijze laten bepalen door de belangen van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
116
Q

Repliek

A

Antwoord waarmee je ingaat tegen iets wat gezegd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
117
Q

Replicatie

A

Kopieëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
118
Q

Nabootsen

A

Nadoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
119
Q

Dubieus

A

Twijfelachtig

Voorbeeld: Ik ben daar dubieus over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
120
Q

Simuleren

A

nabootsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
121
Q

Opportunist

A

iemand die ernaar streeft zichzelf zo veel mogelijk te bevoordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
122
Q

Confabulatie

A

Een valse herinnering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
123
Q

Paleontologie

A

de wetenschap die zich bezighoudt met het verzamelen en bestuderen van fossielen
Voorbeeld: De paleontoloog heeft een bijzondere fossielen gevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
124
Q

Paradox

A

schijnbare tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
125
Q

Grootschalig

A

op grote schaal, met veel mensen of middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
126
Q

Aantuigen

A

Verzet tekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
127
Q

Entameren

A

Beginnen met iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
128
Q

Aspiraties

A

Drang om hogerop te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
129
Q

Autonoom

A

zelfstandig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
130
Q

Inferieur

A

minderwaardig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
131
Q

Plausibel

A

aannemelijk, geloofwaardiig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
132
Q

Rationeel

A

Met je verstand

Voorbeeld: Je moet je altijd rationeel gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
133
Q

Pesticide

A

een bestrijdingsmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
134
Q

Expliciet

A

nadrukkelijk

Voorbeeld: Ik heb dat expliciet gezegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
135
Q

Impliciet

A

niet nadrukkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
136
Q

Melancholisch

A

somber, neerslachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
137
Q

Nostalgie

A

verlangen naar vroeger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
138
Q

Fenomeen

A

verschijnsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
139
Q

Allegorie

A

symbolische voorstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
140
Q

Efficiënt

A

doeltreffend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
141
Q

Hedonisme

A

Iemand die alleen pret maakt in zijn of haar leven, en degene die dat doen is een hedonist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
142
Q

Symbolisch

A

Het stelt niets voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
143
Q

Membraan

A

Een dun vlies

Voorbeeld: Een dadel heeft een membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
144
Q

Stigmatiseren

A

Brandmerken, of iemand een eigenschap geven die niet goed is bedoelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
145
Q

Elixer

A

Oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
146
Q

Incontinentie

A

Het onvermogen om urine of ontlasting op te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
147
Q

Kroniek

A

Een verhaal dat geordend is op chronologische orde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
148
Q

Autoriteit

A

Overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
149
Q

Metafoor

A

Beeldspraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
150
Q

Collaboreren

A

Samenwerken met de vijand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
151
Q

Prefereren

A

de voorkeur geven aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
152
Q

Declareren

A

in rekening brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
153
Q

Indicatie

A

aanwijzing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
154
Q

Cynisch

A

niet in het goede gelovend; sarcastisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
155
Q

Kartelvorming

A

Groep bedrijven die afspraken dat ze voor hetzelfde product dezelfde prijs hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
156
Q

Cycloop

A

Een grote reus met een oog

157
Q

Urgentie

A

noodzaak

158
Q

Provocatie

A

Uitlokking/uitdaging

159
Q

Wispelturig

A

veranderlijk

160
Q

Lucratief

A

winstgevend

161
Q

Particulieren

A

mensen als individuele personen die niet namens de overheid of bedrijven optreden

162
Q

Pessimistisch

A

somber

163
Q

Assimilatie

A

volledige aanpassing

164
Q

Subtiel

A

bijna niet merkbaar

165
Q

Veinzen

A

Doen alsof

166
Q

Grillig

A

Wispelturig

167
Q

Principe

A

Stelregels

168
Q

Septisch

A

Een tank waar ze poep bewaren

169
Q

Ironie

A

Goedmoedige spot door het tegenovergestelde te zeggen

170
Q

Amnesie

A

geheugenverlies

171
Q

Suggestie

A

Een voorstel

172
Q

Suggestief

A

waarin een aanwijzing voor een antwoord zit

173
Q

Chauvinist

A

Iemand die zijn vaderland eert

174
Q

Cognitief

A

Wat kennis en denkvermogen betreft

175
Q

Inconsistent

A

onsamenhangend

176
Q

Interpretatie

A

uitleg

177
Q

Empathie

A

Inlevingsvermogen

178
Q

Verbaal

A

Pratend, hoeft niet perse gebaren te bevatten

179
Q

Analyse

A

Onderzoek

180
Q

Intuïtie

A

inzicht zonder nadenken, aanvoelen

181
Q

Louter

A

Alleen maar

182
Q

Motoriek

A

Het bewegen

183
Q

Juridisch

A

Rechtskundig

184
Q

Escaleren

A

Uit de hand lopen

185
Q

Nucleaire

A

waar met kernenergie wordt gewerkt

186
Q

faillissement

A

bankroet

187
Q

psychisch

A

geestelijk

188
Q

Pyromaan

A

Iemand die ziek is en alles in de fik steekt

189
Q

Charisma

A

Uitstraling

Voorbeeld: Zij heeft een aardige charisma

190
Q

Etherisch

A

Snel, vervliegend

Voorbeeld: Een etherische olie

191
Q

Paleontoloog

A

Een wetenschapper die fossielen onderzoekt

192
Q

Moraal

A

Opvattingen over wat goed en kwaad is

193
Q

Impasse

A

Een probleem waarvoor men geen oplossing vindt

194
Q

Eigenzinning

A

Je doet alleen wat jij wilt

195
Q

Voorkeur

A

Iets het leukst vinden, iets prefereren

196
Q

Effectief

A

Doeltreffend

197
Q

Variëren

A

veranderen, wisselen

198
Q

Ondergeschikte

A

Lager in rang, bijvoorbeeld leraar en directeur

199
Q

Secundair

A

Op de tweede plaats, bijkomend

200
Q

Gezaghebbend

A

Invloedrijk

201
Q

Toonaangevend

A

Vooraanstaand, leidend

202
Q

Relevant

A

Belangrijk voor het onderwerp

203
Q

Strop

A

Tegenvaller

204
Q

Gemeenschap

A

Samen

205
Q

Nippen

A

Drinken

206
Q

Notaris

A

Iemand die belangrijke zaken opschrijft

207
Q

Senaat

A

Vergadering met leden van de machtigste families in het Romeinse rijk

208
Q

Dictator

A

Alleenheerser

209
Q

Impulsief

A

Zonder nadenken

210
Q

Het factureren

A

Een lijst maken met de kosten en onkosten

211
Q

Officier

A

Ambtenaar

212
Q

Concreet

A

Duidelijk

213
Q

Relatief

A

Als je iets vergelijkt

214
Q

Culinair

A

De kookkunst betreffend

215
Q

Cauteriseren

A

Uitbranden van wond

216
Q

Rieken

A

Ruiken

217
Q

Filosofie

A

Een wetenschap waarover jij denkt over bepaalde levensvragen

218
Q

Essentie

A

De kern

219
Q

Sceptisch

A

Geneigd tot twijfel

220
Q

Substitutie

A

Vervanging

221
Q

Resoneren

A

Meetrillen, meeklinken

222
Q

Intiem

A

Persoonlijk, zeer vertrouwelijk

223
Q

Tribunaal

A

Rechtbank

224
Q

Privilege

A

Voorrecht

225
Q

Kwitantie

A

Betalingsbewijs

226
Q

Degradatie

A

verlaging in rang

227
Q

Immens

A

Heel erg groot

228
Q

Jurisprudentie

A

Een verzamelterm voor alle uitspraken die de rechter doet

229
Q

Polemiek

A

Een conflict of een discussie tussen 2 of meerdere wetenschappers

230
Q

Implementeren

A

In uitvoering worden gebracht

Voorbeeld: De regels moet worden geinplementeerd

231
Q

Rigoureus

A

Een onderneming met grote gevolgen

Voorbeeld: Rigoureuze maatregelen

232
Q

Contrast

A

Opvallende tegenstelling

233
Q

Elaboreren

A

Bespreken van een situatie of een werk door bijvoorbeeld extra informatie toe te voegen aan de bestaande informatie

234
Q

Contemplatie

A

Beschouwing

235
Q

Galm

A

Naklank, echo

236
Q

Deposit

A

Het geld dat je op je rekening stort wordt een deposit genoemd

237
Q

Confronteren

A

Iets tegen iemand zeggen bijvoorbeeld iemand heeft iets gestolen en jij confronteert hem met het bewijs

238
Q

Macaber

A

Duister, griezelig

239
Q

Cuolant

A

Flexibel

240
Q

Cascade

A

Waterval

241
Q

Enigma

A

Raadsel

242
Q

Adequaat

A

Toepasselijk

243
Q

Cohesie

A

Samenhang

244
Q

Emancipatie

A

Het streven naar gelijke rechten tussen mannen en vrouwen en zelfstandig zijn

245
Q

De facto

A

Feitelijk

246
Q

Equivalentie

A

Aan gelijk staan

247
Q

Revolt

A

Opstand

248
Q

Antologie

A

Verzameling van de mooiste stukken van poëzie en prosa

249
Q

Verbatim

A

Letterlijk

250
Q

Enigma

A

Raadsel

251
Q

Sentiment

A

Dat is een gevoel waar men ontroerd raakt.

252
Q

Expertise

A

Waar je goed in bent, je vakgebied

253
Q

Inflatie

A

waardevermindering van het geld, hetgeen leidt tot prijsstijgingen

254
Q

Analist

A

Iemand die analyses uitvoert

255
Q

Dichotomie

A

Tweedeling, Een dichotomie is de opdeling in twee niet-overlappende structuren of begrippen

256
Q

Recidive

A

Herhaal plegen

257
Q

Ongerept

A

Rein, zuiver

258
Q

Pristine

A

Ongerept

259
Q

Corpus

A

Lichaam

260
Q

Tactvol

A

voorzichtige manier om met andere mensen om te gaan, zonder ze te kwetsen met veel geduld en tact optreden

261
Q

Malevolent

A

Kwaadwillig

262
Q

Utopie

A

Een denkbeeldige concept

263
Q

Infinity

A

Oneindigheid

264
Q

Recidue

A

Overblijfsel

265
Q

Blatant

A

Schreeuwerig

266
Q

Tafereel

A

Situatie, gebeurtenis

267
Q

Portefeuille

A

Een grote soort portemonnee

268
Q

Imperatief

A

Gebiedende wijs

269
Q

Monotoon

A

Zonder afwisseling

270
Q

Portofolio

A

Een verzameling van werkjes, van mensen of organisatie’s

271
Q

Aformisme

A

Een korte spreuk met een kernachtige boodschap •🦋Never give up🦋•

272
Q

Debacle

A

Volslagen mislukking

273
Q

Excentriek

A

Raar, gek

274
Q

Rendement

A

Opbrengst van een investering

275
Q

Consolideren

A

Versterken

276
Q

Vestigen

A
  1. Een fort of een kasteel

2. Mensen die ergens doelgericht gaan wonen zoals kolonies

277
Q

Laconiek

A

Je neemt het niet serieus, gewoon doodklam

278
Q

Heterogeen

A

Diversiteit

279
Q

Affiniteit

A

Talent, verwantschap

280
Q

Propositie

A

Voorstel

281
Q

Inherent

A

Van nature

282
Q

Antagonist

A

Tegenstander, iemand die tegen is

283
Q

Uitsluitsel

A

Een definitief antwoord

284
Q

Soeverein

A

Onafhankelijk

Bijvoorbeeld: Een soeverein land

285
Q

Discipline

A

Beroep,

286
Q

Subliem

A

Supergoed

287
Q

Beëdigen

A

Een eed afleggen

288
Q

Primitief

A

In een vroege stadium,

Bijvoorbeeld: De telefoon uit de jaren 90s vergeleken met nu is zeer primitief

289
Q

Primitief

A

In een vroege stadium,

Bijvoorbeeld: De telefoon uit de jaren 90s vergeleken met nu is zeer primitief

290
Q

Garant

A

Voor iemand garanderen dat iemand iets gaat doen

291
Q

Rigide

A

Streng, volgens de regels

292
Q

Progessief

A

Vooruitstreven

293
Q

Sederen

A

kalmeren, tot rust brengen

294
Q

Prolongeren

A

Uitstellen

295
Q

Proxi

A

bemiddelaar

296
Q

Aristocratie

A

Regeringsvorm waarbij iemand aan de leiding staat die het minst verdient

Voorbeeld:
Amerika is op dit moment een aristocratie’s land

297
Q

Coalitie

A

Verbond van meerdere partijen

298
Q

Verbond

A

2 dingen aan elkaar verbinden

299
Q

Conservatief

A

Houden aan traditionele normen en waarden

300
Q

Liberaal

A

Dat zijn mensen die maximale vrijheid willen

301
Q

Annex

A

Bijhorend, bijv, dit bedrijf is een uitgeverij annex drukkerij

302
Q

Suffix

A

Achtervoegsel, bijv, Eenzaamheid heid is hier het suffix

303
Q

Preffix

A

voorvoegsel, bijv voor is een preffix

304
Q

Remissie

A

In herstel gaan, als iemand ziek is en dan in remissie gaat

305
Q

Nuance

A

Alle kanten van het verhaal bekijken, en dan het overwegen, balanceren

306
Q

Empirisch

A

Bewijs verkregen uit, experimenten en onderzoeken

307
Q

Formudabel

A

Heel erg goed, of groot

308
Q

Ingeving

A

Je instinct

309
Q

Restrictie

A

Limiet, begrenzing

310
Q

Marginaal

A

Klein, onbelangerijk, te verwaarlozen

311
Q

Imponeren

A

Indruk maken op

312
Q

Clementie

A

Genaden hebben, goedwillend zijn

313
Q

Compassie

A

Barmhartigheid

314
Q

Nuance

A

Een kleine verschil, iets wat je moeilijk opmerkt

315
Q

Confisqueren

A

In beslag nemen.

316
Q

Prognose

A

Voorspelling, verwachting

317
Q

Seductie

A

Verleiding

318
Q

Contraversieel

A

Een onderwerp waarover veel meningsverschillen zijn, zoals het homoseksualiteit

319
Q

Euforie

A

Gevoel van bijzondere blijdschap

320
Q

Demagogie

A

De kunst om mensen te misleiden

321
Q

Satire

A

Een vorm van Ironie

322
Q

Artifact

A

Object, voorwerp

323
Q

Acclimatiseren

A

Aan een omgeving wennen

324
Q

Xnenofoob

A

Angst hebben voor vreemdelingen

325
Q

Almanak

A

Een krant, tijdschrift met de verzameling van informatie over een bepaald onderwerp in een aantal afgelopen jaren

326
Q

Auditor

A

Controleur, iemand die toezicht houdt

327
Q

Stagnatie

A

Vertraging, bijv. Stagnatie van de economie

328
Q

Prosperiteit

A

Bloei, vooruitgaand

329
Q

Intensiteit

A

Zeer sterk

330
Q

Het Nepotisme

A

Iemand die zijn/haar familie voortrekt, wanneer aan de macht

331
Q

Populist

A

Iemand die achter de “gewone” mensen staat

332
Q

Ornitologie

A

Vogelkunde

333
Q

Aanwas

A

Aanschaf, aankoop

334
Q

Iteratief

A

Herhalend, steeds terugkomend

335
Q

Artisan

A

Een soort kunstenaar, iemand die goed is in het maken van dingen

336
Q

Acuut

A

Plotseling

337
Q

Steppe

A

Een landschap waar er vooral grassen groeien, vaak zonder bomen

338
Q

Hegemonie

A

Heerschappij, leider willen zijn over de hele wereld

339
Q

Neologisme

A

Nieuwe combinaties van bekende woorden

340
Q

Curriculum

A

Een plan voor het leren

341
Q

Compensatie

A

Vergoeding

342
Q

Lump sum

A

Het totale bedrag dat aan iemand (school) wordt overgemaakt in één keer

343
Q

Profiel

A

Een vorm, iets wat past in iets

344
Q

Rekruteren

A

Werven

345
Q

Werven

A

Mensen zien te verkrijgen als lid of voor een bepaalde taak

346
Q

Antagonist

A

Tegenstander, iets wat tegenwerkt

347
Q

Ontogenie

A

Ontwikkelingsgeschiedenis van een levend wezen vanaf de eicel tot de volwassen toestand

348
Q

Universeel

A

Iets dat algemeen of wereldwijd is, alom bekend, vertegenwoordigd of erkend

349
Q

Egalitair

A

Algemene maatschappelijke gelijkheid willend of voorstaand

350
Q

Stipendium

A

Een studiebeurs

351
Q

Contaminatie

A

Besmetting met chemische stoffen, bacterie en/of virussen

352
Q

Repertoire

A

Wat jij te bieden hebt.

Voorbeeld: Een kunstenaar die al zijn werk laat zien.

353
Q

Intact

A

Onverwacht

354
Q

Vergaren

A

Bijeenbrengen of verzamelen.

Dit wordt meestal gebruikt bij kennis, bijv kennis vergaren.

355
Q

Degelijk

A

Tegen een stootje kunnen, goed voorbereid zijn.

356
Q

Constatatie

A

Vaststelling

357
Q

Onstuimig

A

Emotioneel, verhit.

358
Q

Zwalken

A

Doelloos en ongecontroleerd zich voortbewegen

359
Q

Fermenteren

A

Een chemische verandering van een stof waarbij deze stof in een andere stof verandert, bijv hoe een druif in wijn veranderd.

360
Q

Hamvraag

A

De meest belangrijke vraag bij een discussie.

361
Q

Inclinatie

A

Iets waar jij naar neigt. Waar jouw verkeur gaat.

362
Q

Annihilatie

A

Complete vernietiging

363
Q

Aanfluiting

A

Grap

364
Q

Gewiekst

A

Doordacht, slim

365
Q

Hooliganisme

A

Geweld dat in groepsverband wordt gepleegd vooral bij voetbalwedstrijden.

366
Q

Illuster

A

Beroemd

367
Q

Facetten

A

Verschillende gezichten van het leven. Het kan mooi, complex maar ook raar zijn.

368
Q

Verweven

A

Dat wat samenhangt of diep met elkaar verbonden. Nauw verbonden.

369
Q

Het mankement

A

Kapot zijn of niet functioneren.

370
Q

Dogmatiek

A

Leer over een persoob, bijvoorbeeld Hitler.

371
Q

Stimulans

A

Iets dat aanmoedigt.

372
Q

Insubordinatie

A

Verzet van iemand die lager staat in de rang, naar iemand die hoger staat in de rang.

373
Q

Paviljoen

A

Een afdeling.

374
Q

Catalysator

A

Ontsteker

375
Q

Integriteit

A
  1. Een geheel
  2. Onschendbaarheid, eerlijkheid, oprechtheid
  3. Betrouwbaarheid van gegevens in het kader van informatiebeveiliging
376
Q

Witteboordcriminelen

A

Criminelen die op een verfijnde manier stelen, zoals een CEO van een groot bedrijf miljoenen steelt.

377
Q

Discrepancy

A

Verschil

378
Q

Prelude

A

Een voorbereidende inleiding

379
Q

Huldigen

A

Wanneer iemand een nieuwe positie begint

380
Q

Onderhevig

A

Door iets worden beïnvloedt

381
Q

Rancune

A

Iemand die wraak koestert, iemand met wrok/haat

382
Q

Inoculation

A

Vaccinatie

383
Q

Ad infinitum

A

Without end or limit

384
Q

Coulissen

A

Gordijnen

385
Q

Statuut

A

Reglement

386
Q

Cadans

A

Regelmaat, ritme

387
Q

Amnestie

A

Veroordeelde die niet meer schuldig is

388
Q

Dissident

A

Andersdenkend