niet-regelmatige verledentijdsvormen perfectum Flashcards
aantrekken
ik heb aangetrokken
afspreken
ik heb afgesproken
beginnen
ik ben begonnen
bezoeken
ik heb bezocht
blijven
ik ben gebleven
brengen
ik heb gebracht
doen
ik heb gedaan
drinken
ik heb gedronken
eten
ik heb gegeten
gaan
ib ben gegaan
hebben
ik heb gehad
(niet) hoeven
(het had niet gehoeven)
Houden van
ik heb gehouden van
kijken
ik heb gekeken
komen
ik ben gekomen
kopen
ik heb gekocht
krijgen
ik heb gekregen
kunnen
het had gekund
lezen
ik heb gelezen
liggen
ik heb gelegen
lopen
ik heb/ben gelopen
moeten
(het had gemoeten)
mogen
(het had gemogen)
ontbijten
ik heb ontbeten
opstaan
Ik ben opgestaan
rijden
ik ben/had gereden
schrijven
ik heb geschreven
slapen
ik heb geslapen
spreken
ik heb gesproken
staan
ik heb gestaan
uitslapen
ik heb uitgeslapen
vinden
ik heb gevonden
willen
(ik had gewild)
worden
ik ben geworden
zien
ik heb gezien
zijn
ik ben geweest
zeggen
ik heb gezegd
zitten
ik heb gezeten
zoeken
ik heb gezocht