A 2.2 Flashcards
die Elektronik
de elektronica
die Steckdose
het stopcontact
der Fernseher
de tv, de televisie
der Rechner
de computer
der Haartrockner
de haardroger, de föhn
das Radio
de radio
der Stecker
de stekker
das Handy
de smartphone
de mobiele telefoon
het mobieltje
das Ladekabel
de oplader, de oplaadkabel
das Verlängerunskabel
het verlengsnoer
die Zentralheizung
de centrale verwarming
der Staubsauger
de stofzuiger
der Kühlschrank
de koelkast
die Mikrowelle
de magnetron
der Mixer
de mixer
der Geschirrspüler
de vaatwasser, de vaatwasmachine
die Waschmaschine
de wasmachine
der Trockner
de wasdroger
das Möbelstück
die Möbel
het meubel
de meubels, de meubelen
das Bett
het bed
das Fernsehmöbelstück
het tv-meubel
das Sofa, die Couch
de bank
der Bücherschrank
de boekenkast
der Kleiderschrank
de kledingkast, de klerenkast, de kleerkast
der Tisch
de tafel
der Sessel
het fauteuil, de gemakkelijke stoel
der Stuhl
de stoel
die Hängematte
de hangmat
der Sitzsack
de zitzak, de poef
der Beistelltisch
de bijzettafel
das Bücherregal
de boekenplank
die Kommode
de ladekast, de commode
der Nachttisch
het nachtkastje
der Teppich
het vloerkleed
die Lampe
de lamp
die Wohnung
de woning
die Einfahrt
de oprit / de inrit
das Dachgeschoss
de zolder
das Dach
het Dak
der Keller
de kelder
das Gästezimmer
de logeerkamer
der Aufzug
de lift
der Waschraum
de wasruimte
die Toilette
het toilet / de wc
das Arbeits-, Studierzimmer
de werkkamer / het thuiskantoor, de studeerkamer
der Flur
de gang
das Hochhaus
de flat
der Wolkenkratzer
de wolkenkrabber
der Stockwerk
de etage, de verdieping
Erdgeschoss
de begane grond
das Reihenhaus
het rijtjeshuis
das Einfamilienhaus
de eengezinswoning
die Doppelthaushälfte
de twee-onder-een-kap
die Mietwohnung
het huurhuis
mieten
huren
der Bauernhof
de boerderij
das Land (außerhalb der Stadt)
het platteland
der Mitbewohner, die Mitbewohnerin
de huisgenoot, de huisgenote
in einer WG-wohnen
op kamers wonen
das Zimmer
de kamer
der Quadratmeter
de vierkante meter
das Wohnboot
de woonboot
weil
omdat
dadurch, dass… / weil
doordat
wenn
als / wanneer
seit
sinds
sobald
zodra
bis
tot(dat)
bevor
voordat
nachdem
nadat
als
toen
während
terwijl
obwohl
hoewel / ofschoon
damit, sodass
zodat
um
om
als (ob), wie
alsof
wie
zoals / als
aber
maar
und
en
oder
of
denn
want
also
dus
weil
omdat
wenn
als
obwohl
hoewel