NG HC 8 (2): De ‘schitterende ondergang’ van het liberalisme 1848-1918 Flashcards

1
Q

Periode Liberalisme

A

1848-1918

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vanaf 1870 komen er 3 politieke stromingen op

A
  1. De Antirevolutionaire stroom van gereformeerde
  2. De emancipatie van Katholieken
  3. Sociaaldemocraten:
    O Socialisten
    O Communisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Overtuiging Liberalisme

A
  • Maatschappij is beste af als individuen vrij worden gelaten om te ontplooien en zelf kiezen
  • Individuele vrijheid
  • geen knellende voorschriften
  • Vrije markt:
    O winnen beste ideeën
    O geld als concurrentiestrijd -> maakt mens rijker en slimmer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Opkomst en gevolgen Liberalisme

A
  • te ondoorzichtig en autoritair karakter monarchale bestuur
  • burgers worden niet betrokken bij maatschappij
  • staatsburgerschap = drijfveer vd eeuw

Gevolgen:
- kiesrecht wordt ingesteld
- moeten tranparante regels komen, niet dmv familieconnecties
- Aristocratie moet naar meritocratie –> door mensen die het verdienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het model van Thorbecke

A

Noodzaak
- Burgers niet bij betrekken –> problemen (revoluties EU)
- Kiesrecht geen doel maar middel

heldere, transparante regels
- Constitutie bepaald de regels
- niet komaf maar deskundigheid
- Aristocratie -> Meritocratie

Wie kiesrecht
- Alleen politieke burgers -> belastingbetalende burgers
- Getrapte verkiezingen -> directe verkiezingen

zelfstandigheid
- gepromoveerd -> vind dat je erbij hoort (wel meer belasting betalen)

Af te lezen aan: directe belastingen
- grondbelasting
- patentbelasting
- personele belasting

habitus
kijk op wereld -> funtioneren in maatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Burgerlijk waardepatroon

A
  • productiviteit
    O bijdragen aan productie van maatschappij, niet lui zijn
  • zelf beheersing en beheersing behoeftebevrediging
  • vrijheid, tolerantie, autonomie
    O zonder zelfbeheersing geen productiviteit
  • fatsoen, zedelijkheid
    O nette mensen, net huis
  • vaderlandsliefde
    O ontplooien in dienst van vaderland
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nieuwe stroming liberalen

A

1870: jong liberalen
Door sociale kwestie: is houding naar armen wel vol te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociale kwestie

A

vraagstuk hoe leefomstandigheden van de arbeiders kan worden opgelost.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Burgerlijk beschavingsoffensief

A
  • Bestrijding onbeschaafd vertier
  • propaganda gezond eten
  • (goede) burgerlijke vormen van vermaak
  • scholing
  • creativiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ingrijpen in de sociale wetten

A
  • Kinderwetje van Van Houten: 1874
  • Arbeidswet: 1889
  • Leerplicht: 1900 (behalve boerenkinderen)
  • Kinderwet: 1901
  • Veiligheidswet: 1895
  • Gezondheidswet: 1901
  • Ongevallenwet: 1901
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Woningwet

A

1901
- minima woonoppervlakken
- onteigening en sloop makkelijker
- financiering woningbouwverenigingen
- onbewoonbaar verklaren mogelijk
- verplicht uitbreidingsplan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Grondwetherziening in 1887:

A

caoutchoucartikel
kiesrecht bepaald door kieswet niet censuskiesrecht meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ondergang liberalisme

A

algemeen kiesrecht
evenredige vertegenwoordiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly