Neurologie theorie thema 1, 2 en 5 Flashcards

1
Q

De stappen van neuronale ontwikkeling

A
  1. Neurogenese > masale celdeling
  2. Migratie > herordenen op functie
  3. Diffrentiatie > functie wordt bepaald
  4. Synaptogenese > aanmaken synapsen
  5. Selectieve apoptose > neuronen die niet worden geactiveerd gaan dood
  6. Reorganisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het benoemen van een groeifactor

A

NGF > neuronal growth factor
BDNF > brain derrived neuronal factor
GDNF > Glia derrived neuronal factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doen neurotrofe factoren?

A

Vinden neuronen en aanleggen van een netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschillende type gliacellen

A

Satalite cells > supportive capsule rondom zenuwcellichamen in ganglia
Astrocyten > steuncellen in de zenwubaan die liggen tussen het bloedvat en de zenuwcel (verwijderen en produceren sommige neurotransmitters, vorming van geleidende uitlopers waarlangs neuronen groeien)
Schwann cellen > elke cel vormt 1 segment van een myeline schede, tussen elk segment zitten de knopen van ranvier
Microglia > immuuncellen, verwijderen kapotte cellen en vreemde indringers
Ependymal cellen > Maken een selectief permeabel membraan
Oligodendrocyten > Centale zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn Satalite cells?

A

supportive capsule rondom zenuwcellichamen in ganglia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn Astrocyten?

A

steuncellen in de zenwubaan die liggen tussen het bloedvat en de zenuwcel (verwijderen en produceren sommige neurotransmitters, vorming van geleidende uitlopers waarlangs neuronen groeien)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn Schwann cellen?

A

elke cel vormt 1 segment van een myeline schede, tussen elk segment zitten de knopen van ranvier
Microglia >

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn Microglia?

A

verwijderen kapotte cellen en vreemde indringers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn Ependymal cellen?

A

Maken een selectief permeabel membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Afferente zenuwbanen ruggemerg

A

Zorgen dat sensibele informatie aankomt in de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Efferente zenuwbanen ruggemerg

A

Zorgen dat motor informatie naar de spieren gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een growth cone?

A

Het topje van een groeiende axon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf het proces van synapsformatie en noem daarbij de stoffen die daaraan bij kunnen dragen

A

Target cel scheidt neutrotrofe factoren uit welke de groeiende filopodia aantrekt welke aan de growth cone zitten. Dit wordt ook wel chemoattraction genoemd. Stoffen die hieraan kunnen bijdragen zijn; NGF, BDNF en GDNF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is chemorepulsion?

A

Cellen die factoren uitscheiden die de groeiende axon afstoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Omschrijf het use it or lose it principe

A

Wanneer een neuron niet wordt geactiveerd gaat het neuron in selectieve apoptose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Aan welke kant van het ruggemerg zitten sensorische neuronen en aan welke kant motorische neuronen?

A

Motorisch > Ventraal/lateraal

Sensorisch > Dorsaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Leeftijd neuronen, wat gebeurd er in de ontwikkeling

A

Er zijn 6 verschillende corticale lagen, de onderste laag (laag 6) bevat de oudste neuronen.
Week 2 > neuronal tube
Week 12-20 > migration
Week 20 tot geboorte > apoptose van neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bij welke actie is de basale ganglia betrokken?

A

Beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waaruit bestaat het limbisch systeem?

A

Amygdala (emotions and memory), Hippocampus (learning and memory), Thalamus ( intergation center and relay station for sensory and motor information), pineal gland (excretion melatonin) en de hypothalamus (homeostase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waaruit bestaat de hersenstam en wat zijn de functies van de onderdelen?

A

Midbrain > eyemovement
Pons > Relay station between cerebrum and cerebellum > coordination of breathing
reticular formation > sleep muscle tone pain and modulation
medula oblongata > controle niet vrijwillige bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoeveel vaten heeft de circle of willis?

A

3 aanvoerende vaten (Middel cerebral artery, internal cerebral artery en de basilar cerebral artery) en 6 grote vaten die de hersenen voorzien van bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar wordt het bloed naartoe vervoerd?

A

Anterior cerebral artery > voornamelijk naar de binnen en voorkant van het brein
Middle cerebral artery > voornamelijk naar de zijkant van het brein
posterior cerebral artery > voorziet onderkant van het brein van bloed

23
Q

Wat is de functie van cerebrospinale vloeistof?

A

Het kan dienen als schokdemper (mechanische stabiliteit) en het zorgt voor chemische stabiliteit

24
Q

Wat doet het choriod plexus?

A

Maakt CSF (maar CSF wordt ook in de vaatjes gemaakt)

25
Q

Wat doet Arachnoid vili?

A

Absorberen CSF

26
Q

Hoe kun je aan CSF zien dat men ziek is?

A

CSF is in een normale toestand vrijwel eiwitarm maar bij hersenbeschadiging of degeneratie zitten er wel eiwitten in het CSF

27
Q

Wat gebeurd er in de hersenen wanneer er iets mis is met de reabsorptie?

A

Er vindt altijd productie plaats van CSF (want er komen altijd stoffen over BBB dus water volgt) maar reabsoptie is druk gerelateerd. dus wanneer reabsorptie mis gaat zal het volume van CSF blijven stijgen en de enige uitweg is via het achterhoofdgat waardoor de hersenstam wordt platgedrukt (verlies bewustzijn door reticulaire formatie en stoppen ademhaling)

28
Q

Leg uit wat een stroke is

A

Er is een verstoring van de doorbloeding van de hersenen, dit kan zowel bloedeloos zijn (ischemie) als bloederig (hemorrhagic)

29
Q

Leg uit wat een cerebrale ischemie is

A

Dit is de meest voorkomende variant van een beroerte, hierbij zit er bijvoorbeeld een propje vast in het vat waardoor weefsel dat daar achter zit geen zuurstof meer krijgt en afsterft

30
Q

Leg uit wat een intracerebrale hemorrage is

A

Dit is een beroerte waarbij er een vat scheurt in het brein, dit wordt ook wel een bloederige beroerte genoemd

31
Q

Leg uit wat een subarachnoide hemorrage is

A

Dit is een bloeding in de cirkel van Willis waardoor het bloed in de subarachnoide ruimte komt > het bloed neemt heel veel ruimte in, met kans op verdrukking hersenstam > wanneer bloed blijft zitten en af gaat breken kan dit heel gevaarlijk zijn want de afbraak producten van bloed zijn giftig

32
Q

Beschrijf wat penumbra betekent in het geval van een stroke

A

Dit is het gebied wat wel is uitgeschakeld maar waar de neuronen nog net leven > wanneer de stroke wordt opgelost kunnen deze functies dus nog wel herstellen

33
Q

Beschrijf het proces van de hersenbeschadiging na een stroke

A

Direct na de beroerte schakelt het deel van neuronen met zuurstof te kort uit. Sommige neuronen krijgen te weinig zuurstof om nog te functioneren maar net genoeg om in leven te blijven. Na enige tijd geen zuurstof gaan ook deze neuronen dood

34
Q

Leg het proces uit hoe neuronen elkaar kunnen doden

A

Neuronen hebben een negatieve celmembraan met K+ in de cel en NA+ uit de cel > dit kost energie. Wanneer een neuron geen energie meer heeft is er dus geen pomp meer om aan te zetten en zal K+ gaan lekken uit de cel, hierdoor gaat het membraan potentiaal naar 0 en komt uiteindelijk over de drempelwaarde > dit wordt niet meer hersteld en neuron zal al zijn glutamaat eruit gooien > dit zorgt voor exicitotoxiciteit > elkaar dood stimuleren

35
Q

Hoe ontstaat neuraal oedeem als gevolg van een stroke

A

Neuronen en gliacellen krijgen geen zuurstof > dit zijn cellen in problemen > roepen immuunsysteem om hulp > vaten gaan lekken > witte bloedellen gaan door het epitheel heen > hierdoor kunnen ook eiwitten gaan lekken waardoor er vocht in de hersenen komt en dit uiteindelijk ook kan leiden tot een hemorrhagic transformation

36
Q

Wat is expressieve aphasia en welk gebied is daarbij betrokken

A

Hierbij kan men geen woorden vormen dit ontstaat na een beschadiging in het gebied van broca

37
Q

Wat is receptieve aphasia en welk gebied is daarbij betrokken

A

Hierbij kan men de woorden die gezegd worden of opgeschreven staan niet begrijpen na een beschadiging in het gebied van wernicke

38
Q

Waar in het brein zit het gebied van Broca en waar in het brein zit het gebied van wernicke?

A

Het gebied van Broca zit meer naar voren en het gebied van Wernicke zit meer naar achter

39
Q

Wat is leren?

A

Het verkrijgen van nieuwe informatie/vaardigheden

40
Q

Wat is geheugen?

A

Het ophalen van informatie van plaatsen in het brein

41
Q

Wat is evolutionair gezien het doel van leren/geheugen?

A

Het voorspellen wat er gaat gebeuren en het aanpassen aan een specifieke contex

42
Q

Waaruit bestaat het geheugen?

A

Declaritief (facts and events) en non declaritief (skills and habits, priming, simple classical conditionering, niet associatief leren)

43
Q

Noem de verschillende onderdelen van het declaritief geheugen en noem voorbeelden hierbij

A

Facts > Hoe oud ben ik?

Events > Wat gebeurde er gisteren?

44
Q

Noem verschillende onderdelen van het non-declaritief geheugen en noem voorbeelden hierbij

A

Skills and habits > fietsen
Priming > baby eendje ziet het eerste object als moeder
Simple classical conditioning > pavlov
niet associatief leren > lichaam onthoud dat pijn moet verminderen

45
Q

Wat is consolidatie?

A

Het verweken van informatie dat van korte termijn geheugen wordt omgezet naar lange termijn geheugen

46
Q

Welke hersengebieden zijn betrokken bij working memory en wat is de functie van deze hersengebieden

A

Cortex anterior selecteren, behouden en verwerken, cortex posterior opslag geheugen, amygdala geven van emotie aan geheugen, hippocampus navigatie (spatieel) verbinden ophalen en wegschrijven van geheugen

47
Q

Beschrijf de weg van een procedural skill (iets nieuws leren)

A

Sensory and motor input > Association cortex > basale nuclei > Thalamus > premotor cortex

48
Q

Beschrijf de weg van het beseffen van een gebeurtenis

A

Prefrontale cortex naar de Thalamus/Medial temporal lobe (hippocampus) en de Basal forebrain.
Vanaf de hippocampus naar de association cortex en daarna sensory input

49
Q

Beschrijf het proces van LTP

A

Long term potentiation, een langdurige verhoging van doeltreffendheid van een synaps > een versterking van synaptische verbinding tussen 2 neuronen, dit gebeurt tijdens consolidatie

50
Q

Welk geheugen is er bij alzheimer verslechterd?

A

Episodic memory > iemand bezoeken
Semantic memory > hoe je iets moet noemen (feiten)
Procedural memory > moeilijke vaardigheid (Piano spelen)
Spatial memory > navigatie
Working memory
Cognitive memory > flexibiliteit (wanneer je bv een deur probeert open te doen maar deze zit nog op slot > mensen zonder alzheimer weten dan dat bijvoorbeeld de sleutel een oplossing is)

51
Q

Welke neuromodulator is er bij alzheimer vermindert aanwezig en waar in de reticulaire formatie wordt dit aangemaakt

A

Acetylcholine en dit bevindt zich in de pontine nuclei

52
Q

Welke twee eiwitten hopen zich op bij iemand met Alzheimer

A

B-amyloid > amyloid plakken

TAU clot > neurofibrillary tangles

53
Q

Waarom vergroten de ventrikels bij iemand met Alzheimer?

A

Omdat er verschillende hersendelen verdwijnen door afbraak neuronen (bijvoorbeeld de hippocampus, amygdala of cortex)