NEUE KONTAKE 1-4 Flashcards

1
Q

Wat was het wereldbeeld in de Middeleeuwen?

A

Het was stevig geworteld in het christendom en had een hiërarchische samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie stonden bovenaan in de hiërarchie van de Middeleeuwse samenleving?

A

De kerk en de adel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke groepen volgden na de kerk en de adel in de Middeleeuwse hiërarchie?

A

Boeren en later de burgerij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie konden in de Middeleeuwen lezen en schrijven?

A

Vooral monniken en nonnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat voor soort verhalen ontstonden er naast religieuze teksten in de Middeleeuwen?

A

Ridderromans, heldenepen en minneliederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat waren centrale thema’s in de Middeleeuwse literatuur?

A

Moed, trouw en onbeantwoorde liefde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat veranderde er rond het jaar 1000 in de samenleving?

A

Steden groeiden, de burgerij kreeg meer invloed en universiteiten werden opgericht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekende de Renaissance letterlijk?

A

Wedergeboorte van de klassieke oudheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe veranderde het mensbeeld tijdens de Renaissance?

A

De mens werd gezien als een creatief, vrij wezen, gemaakt naar het beeld van God.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is humanisme?

A

Een idee dat de nadruk legt op eigen verstand en individuele ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wie was een bekende figuur uit de Renaissance die pleitte voor onderwijs?

A

Erasmus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat leidde tot de Reformatie?

A

De kritische houding van Erasmus en het verzet van Maarten Luther.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat deed Maarten Luther in 1517?

A

Hij verzette zich tegen misstanden in de katholieke kerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat was een belangrijke uitvinding rond 1450 die de literatuur veranderde?

A

De boekdrukkunst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat weerspiegelde de kunst en literatuur van de barok?

A

Vergankelijkheid, dood en de schoonheid van het tijdelijke.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn motieven die vaak terugkwamen in de barokliteratuur?

A
  • memento mori
  • vanitas
  • carpe diem
17
Q

Wat begon er rond het einde van de 17e eeuw?

A

De Verlichting.

18
Q

Wat was het centrale idee van de Verlichting?

A

Verzet tegen bijgeloof en autoriteit, gedreven door rede en wetenschap.

19
Q

Wie waren belangrijke denkers tijdens de Verlichting?

A
  • Kant
  • Newton
20
Q

Wat veranderde er in de literatuur tijdens de Verlichting?

A

De burger stond centraal met hun dagelijkse problemen en morele vragen.

21
Q

Wat benadrukte de tegenbeweging Sturm und Drang?

A

Emotie, passie en de kracht van het individu.

22
Q

Wie waren belangrijke schrijvers van Sturm und Drang?

A
  • Goethe
  • Schiller
23
Q

Wat was het doel van het Weimarclassicisme?

A

Een harmonieuze samenwerking tussen gevoel en verstand.

24
Q

Wat symboliseert de blauwe bloem in de Romantiek?

A

De zoektocht naar iets hogers.

25
Wat was een kenmerk van de Romantiek?
Vervreemding in een wereld vol techniek en rationaliteit.
26
Wat deden romantici zoals Novalis en de gebroeders Grimm?
Ze brachten sprookjes, volksverhalen en sagen samen.
27
Wat was het doel van de romantische literatuur?
Ontsnappen aan de werkelijkheid door poëzie, dromen en gevoel.
28
Sonnet
Bestaat uit 2 kwatrijnen en 2 terzetten, vaak tegenstrijdigheden tegenover elkaar.
29
Motief
Duidelijke bouwsteen van een werk die vaak meerdere keren terugkomt.
30
Schelmenroman
Wordt meestal autobiografisch verteld, de held komt uit een lagere sociale klasse
31
Parabel
Leerzame vertelling
32
Metafoor
Figuurlijke uitdrukking
33
Personificatie
een idee of voorwerp wordt vermenselijkt
34
Drama
een literaire tekst geschreven voor toneel
35
Faustmotief
Faust stond bekend om het streven naar kennis van een kunstenaar en wetenschapper. Hij leefde in de 16e eeuw
36
Minnesang
Een man drukte zijn liefde uit naar een onbereikbare dame
37
Hoofse epos
een vertelling over idealen van ridders
38
Klucht
fictieve korte verhalen met een boodschap, vaak grappig
39
Volksboek
populaire prozateksten die teruggaan op Middeleeuwse stoffen