nederlands woordenschat kopen 1 Flashcards

1
Q

bestedingsruimte

A

maximale geldbedrag dat je kunt uitgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bestseller

A

iets wat goed verkocht word

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bijouterie

A

sieradenwinkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

CBS

A

Centraal Bureau voor de Statistiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

consument

A

klant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

consumentenvertrouwen

A

vertrouwen van de kopers in de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

contracten

A

schriftelijk vastgelegde overeenkomste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

deals

A

overeenkomsten; afspraken; transacties; handeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

delicatesse

A

lekkernij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

etalage

A

ruimte achter een winkelruit waar goederen zijn uitgestald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

exclusief

A

zeer bijzonder en duur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

factuur

A

rekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

FAQ

A

Frequently Asked Questions; veelgestelde vragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fouilleren

A

iemands lichaam aftasten om te zien of hij verboden dingen bij zich heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

garantie

A

waarborg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

grondstoffen

A

natuurlijke materialen die de basis vormen voor een product

17
Q

impulsaankoop

A

plotselinge aankoop waarover je niet goed hebt nagedacht

18
Q

inflatie

A

waardevermindering van het geld

19
Q

invoerrechten

A

belasting op de invoer van goederen

20
Q

koopbereidheid

A

bereidheid van consumenten om producten te kopen

21
Q

kwartaal

A

eerste, tweede, derde of vierde kwart van een jaar

22
Q

leasen

A

voor een lange periode huren tegen een vast bedrag

23
Q

leverancier

A

bedrijf dat producten levert

24
Q

levertijd

A

tijd die nodig is om een product te kunnen (af)leveren

25
Q

logistiek

A

transport

26
Q

multinational

A

groot bedrijf met vestigingen in verschillende landen

27
Q

offerte

A

prijsafspraak

28
Q

petrochemische producten

A

producten die gemaakt worden bij de verwerking van aardolie

29
Q

promotie

A

verkoopbevordering; verkoopstimulering; aanbieding; reclame

30
Q

rendabel

A

winstgevend

31
Q

restaurant

A

plaats waar je tegen betaling kunt eten

32
Q

retail

A

detailhandel

33
Q

retourneren

A

terugsturen; terugbrengen

34
Q

sales

A

opruiming

35
Q

sectoren

A

economische onderdelen van de maatschappij

36
Q

tracking

A

volgen

37
Q

traiteur

A

iemand die lekkere etenswaren maakt en verkoopt

38
Q

verzendkosten

A

kosten van het versturen

39
Q

winstmarges

A

deel van de verkoopprijs dat overblijft als winst