Nederlands-Engels Flashcards
Tevredenstellen
To satisfy
Tevredenheid/voldoening
Satisfaction
(On)bevredigend
(Un)satisfactory
(On)tevreden
(Dis)satisfied
(On)tevreden
(Dis)contented
Verbazen
To amaze/to astonish
Verbazing
Amazement/astonishment
Verbazingwekkend
Amazing/astonishing
Opgelucht
Relieved
Opluchting
Relief
Verzoenen
To reconcile
Verzoening
Reconciliation
Dwaas
Silly
Spanning
Suspense
Indruk
Impression
Indrukwekkend
Impressive
Bang zijn/vrezen
To fear
Angst
Fear
Gunst
Favour
Gillen
To scream
Verbijsteren
To stun/to baffle
Ontroeren
To move
Trots
Pride
Trots (op)
Proud (of)
Humeur
Temper
Van streek
Upset
Van streek maken
To upset
Zich beheersen
To control oneself
Beheersing
Self-control
Buitengewoon
Extraordinary
Zich zorgen maken
To worry
Bezorgd
Worried/concerned
Bezorgdheid/zorg
Worry/concern
Dankbaar
Grateful
Dankbaarheid
Gratitude
Verontwaardigd
Indignant
Verontwaardiging
Indignation
Drukte
Fuss
Gespannen
Tense
Spanning
Tension
Spanning/stress
Strain
Benijden
To envy
Afgunst/jaloezie
Jealousy/envy
Jaloers (op)
Jealous of/envious of
Toevertrouwen
To confide
Vertrouwen
Confidence
Vertrouwelijk
Confidential
Vol vertrouwen
Confident
(On)oprecht
(In)sencere
Oprechtheid
Sincerity
Genegenheid/liefde
Affection
Erg veel houden van
To adore
Waarderen
To appreciate
Waardering
Appreciation
In verlegenheid brengen
To embarrass
Verlegenheid
Embarrassment
Pijnlijk
Embarrassing
Band
Tie/bond
Wraak
Revenge