Engels-Nederlands Flashcards
1
Q
Paragraph
A
Alinea
2
Q
According to
A
Volgens
3
Q
To reach
A
Bereiken
4
Q
To illustrate
A
Illustreren/duidelijk maken
5
Q
To imply
A
Suggereren/laten doorschemeren
6
Q
To make clear
A
Duidelijk maken
7
Q
To explain
A
Uitleggen
8
Q
To express
A
Uitdrukken
9
Q
Aim/purpose
A
Doel
10
Q
Main
A
Hoofd
11
Q
Main point
A
Essentie/hoofdpunt
12
Q
To serve
A
Dienen ertoe
13
Q
To refer to
A
Verwijzen naar
14
Q
To suggest
A
Suggereren
15
Q
To state
A
Beweren
16
Q
Statement
A
Bewering
17
Q
To deal with
A
Gaan over
18
Q
To replace
A
Vervangen
19
Q
Attitude
A
Houding/opvatting
20
Q
View
A
Mening
21
Q
Point of view/viewpoint
A
Standpunt
22
Q
Judging from
A
Te oordelen naar/op grond van
23
Q
To sum up/to summarise
A
Samenvatten
24
Q
To point out
A
Duidelijk maken
25
To describe
Beschrijven
26
To argue
Beweren
27
What is the point made about?
Wat wordt gezegd over?
28
With regard to
Met betrekking tot
29
With respect to
Met betrekking tot
30
To insert
tussenvoegen
31
To characterise
Typeren
32
To emphasise/to stress
Benadrukken
33
To account for
Verklaren
34
To conclude
Concluderen
35
To appear from
Blijken uit
36
To reflect
Weergeven
37
To amount to
Neerkomen op
38
Quotation
Citaat
39
To derive from
Afleiden van
40
To interpret
Uitleggen/interpreteren
41
Interpreter
Tolk
42
Confusion
Verwarring
43
Dumb
Stom
44
Deaf and dumb
Doofstom
45
To meet
Voldoen aan
46
To come up to/to live up to
Voldoen aan
47
To fall short of
Niet voldoen aan
48
Cutting
Knipsel
49
To distort
Verdraaien
50
Issue
Nummer (van tijdschrift)
51
Glossy
Glanzend
52
Tanned
Gebruind
53
Lap
Schoot
54
To wink
Knipogen
55
To stoob
Bukken
56
To rub
Wrijven
57
To drag
Slepen
58
To pant
Hijgen
59
To tap
Tikken/kloppen
60
To gaze
Staren
61
To peer
Turen
62
To yawn
Geeuwen
63
Object
Voorwerp
64
To comply (with)
Voldoen (aan)
65
To tease
Plagen
66
Box office
Kassa
67
To acquire
Aankopen
68
Acquisition
Aankoop/aanwist
69
Sculpture
Beeldhouwwerk
70
Sculptor
Beeldhouwer
71
Heritage
Erfgoed
72
Stakes
Inzet
73
Noble
Adellijk
74
Nobility
Adel
75
Racial segregation
Rassenscheiding
76
Placard
Bord
77
Non-excistent
Niet bestaand
78
Melting pot
Smeltkroes
79
To obtain/to get
Krijgen
80
To persevere
Volhouden/volharden
81
To act
Handelen
82
Duty
Plicht
83
Spectacle
Schouwspel
84
Advocate
Voorstander
85
To advocate
Een voorstander zijn van/bepleiten
86
Parish
Parochie/kerkelijke gemeente
87
To release
Uitbrengen
88
Assumption
Veronderstelling
89
To delude
Misleiden/bedriegen
90
Delusion
Misvatting
91
To visualise
Zich voorstellen
92
Inkling
Flauw vermoeden
93
Bound
grens
94
Reason
Verstand
95
(In)explicable
(On)verklaarbaar
96
Misapprehension
Misvatting
97
Vow
Plechtige belofte
98
To vow
Zweren/plechtig beloven
99
Pledge
Belofte
100
To pledge
Beloven
101
Resourceful
Vindingrijk
102
Shallow
Oppervlakkig
103
Scruples
Gewetensbezwaren
104
Scrupulous
Gewetensvol/eerlijk
105
Unscrupulous
Gewetenloos
106
Adamant
Onverzettelijk
107
To fabricate
Verzinnen
108
To revoke
Herroepen/intrekken
109
Irrevocable
Onherroepelijk
110
Ardent
Vurig
111
Credulous
Goedgelovig
112
Misgivings
Twijfels
113
To resign oneself to
Berusten in
114
Resignation
Berusten
115
To grudge
Misgunnen
116
To dismiss
Afdoen/wegwuiven
117
Well-founded
Gegrond
118
To despise
Verachten
119
Despicable
Verachtelijk
120
Alarmed
Ongerust
121
Alarm
Ongerustheid
122
Whim
Gril/opwelling
123
To indulge
Toegeven aan
124
Amiable
Vriendelijk
125
Ghastly
Afschuwelijk
126
Attached to
Gehecht aan
127
To fuss
Zich druk maken
128
To shrink from
Terugdeinzen voor
129
Grave
Ernstig
130
Appalling
Afschuwelijk
131
To esteem
Waarderen
132
Self-esteem
Zelfrespect
133
To detest
Verafschuwen
134
Detestable
Afschuwelijk
135
To abhor
Verafschuwen
136
Aversion
Afkeer
137
Averse to
Afkerig van
138
To resent
Erg boos zijn over
139
Resentment
Wrok
140
To startle
Laten schrikken
141
Marvel
Wonder
142
Stunning
Prachtig/schitterend
143
Gloom
Somberheid
144
Gloomy/dreary
Somber