nederlands deel 2 Flashcards

1
Q

wat is een thema

A

de kortst mogelijke omschrijving van waar het verhaal over gaat. Een thema formuleer je steeds in een of enkele woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn stijlfiguren?

A

stijlfiguren gebruiken is ‘kunstig’ met taal spelen om een bepaald effect te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een vergelijking (stijlfiguur)

A

Je gebruikt een vergelijking als er een overeenkomst of een verschil is tussen twee of meer personen of zaken.
- goedpoker dan de concurrent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een metafoor (stijlfiguur)

A

Een metafoor is een vorm van beeldspraak waarbij geen vergelijkingswoord wordt gebruikt.
- burger king: de koning van alle burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een personificatie (stijlfiguur)

A

In een personificatie (of verpersoonlijking) worden dieren of levenloze voorwerpen als een persoon voorgesteld of krijgen ze menselijke eigenschappen
- bloemen houden van mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een tegenstelling (stijlfiguur)

A

Je gebruikt een tegenstelling als je een contrast duidelijk wilt maken: duur – goedkoop, veel – weinig, kort – lang, groot – klein
- een kleine prijs voor een groot cadeau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is een overdrijving (stijlfiguur)

A

Een overdrijving (of hyperbool) wordt gebruikt om een bepaalde eigenschap extra (over-dreven) in de verf te zetten.
- het is leuk als je weet dat je desnelste bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een woordspelling (stijlfiguur)

A

Een woordspeling is een combinatie van woorden die een komisch effect veroorzaakt
- husk haardvuren … Met wie ga jij vlammen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een alliteratie (stijlfiguur)

A

Bij een alliteratie zijn de eerste klinkers of medeklinkers van twee of meer beklem-toonde woorden identiek
- cup-a-soup, dat zouden meer mensen moeten doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de taalvariaties?

A

standaard nederlands, tussentaal en dialect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de taalvariant standaard nederlands

A

de standaardvariant van het Nederlands. Je kunt het bv. gebruiken in formele situaties of wanneer je met een onbekende spreekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de taalvariant tussentaal

A

een omgangstaal die zowel kenmerken heeft van Standaardnederlands als van dialect. Het is de taal geworden waarin de meerderheid van de Vlamingen zich mondeling vlot en verstaanbaar uitdrukt, ook al zijn er nog wat tegenstanders die het onverzorgd vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de taalvariant dialect

A

een plaatselijke, lokale vorm van het Nederlands. Het wordt door steeds minder Vlamingen in een zuivere vorm gesproken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly