Nederlands deel 1 Flashcards

1
Q

wat is een onderwerp en een hoofdgedachten

A

het onderwerp gaat over de tekst en de hoofdgedachten gaat over wat de schrijver van het onderwerp vind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe geeft het onderwerp en de hoofdgedachten aan wat ze over de tekst vinden

A

onderwerp: 1 of enkele woorden
hoofdgedachten: 1 of 2 korte zinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer krijgt het regelmatig werkwoord in de verleden tijd een -te(n) of een -de(n)

A
  • te(n) als de 3 laatste letters van het regelmatig werkwoord in de verleden tijd in het T’ EX-KOFSCHIP zitten
  • de(n) als de 3 laatste letters van het regelmatig werkwoord in de verleden tijd niet in het T’ EX-KOFSCHIP zitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een imperatief

A

dat is een bevelende zin war geen onderwerp en persoonsvorm in staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly