nederlands 3 Flashcards
1
Q
extreme
A
uitzonderlijke
2
Q
catastrofaal
A
rampzalig
3
Q
doorgaans
A
in de regel
4
Q
annuleren
A
cancelen
5
Q
nonchalant
A
onverschillig
6
Q
volharden
A
blijven doen
7
Q
destructief
A
verwoestend
8
Q
ongeacht
A
zonder rekening te houden met
9
Q
adequaat
A
goed reagerend op
10
Q
globaal
A
in grote lijnen
11
Q
efficiënt
A
snel en doeltreffend
12
Q
abrupt
A
plotseling
13
Q
blikveld
A
gezichtskring
14
Q
reflecteren
A
nadeken
15
Q
meschanismen
A
manieren om iets in gang te zetten
16
Q
obstakels
A
zaken die in de weg staan
17
Q
aangeschaft
A
gekocht
18
Q
meteorologische
A
weerkundige
19
Q
bagatelliseren
A
niet erg belangrijk vinden
20
Q
optimistische
A
positieve
21
Q
remmende factoren
A
invloeden die iets tegenhouden of hinderen
22
Q
boemerangeffect
A
gevolg van een actie
23
Q
collectief
A
in groepsverband
24
Q
duurzame
A
wat gericht is op behoud van mens en milieu
25
steevast
steeds opnieuw