ned modaliteit & dichtvormen Flashcards

1
Q

3 soorten modaliteit

A

werkelijkheidsm. (3)
wensm.
gevoelsm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

modaliteit uitdrukken

A

7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

steevast

A

zowizo, altijd, voortdurend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

doorsnee

A

gewoon, normaal, onopvallend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

opleveren

A

produceren, maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dichtvorm haiku

A

3 verzen zonder rijm (lettergrepen: 5 7 5)
(Japanse dichter: Masuo Basho)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dichtvorm sonnet

A

14 verzen -> 2stofen van 4verzen (kwartijnen)
-> 2 strofen van 3 verzen (terzines)
vast rijmschema
na 2 kwartijnen = volta
(It dichter: Petrarca)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dichtvorm limerick

A

5 verzen + rijschema aabba
verzen gebonden aan vast metrum
1e regel - plaats
laatste regel - pointe van het mopje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

B:iets/ iem wordt aangesproken door naam genoemd worden

A

allocutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

B: woorden die bij elkaar horen, worden van elkaar gescheiden

A

distanzstellung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

B: eerdere gebeurtenis later benoemd

A

hysteron proteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

B: woord wordt 2x gebruikt (zelf herhalen)

A

apokoinou

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

B: verwijst naar iets/iem anders

A

hypallage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly