natuurlijke getallen - rekenvaardigheden Flashcards

1
Q

Modellen bij de optelling

A
  • oorzaak - verandering
  • combinatie
  • vergelijking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

modellen bij de aftrekking

A
  • wegneemmodel
  • vergelijkingsmodel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

leerplan optellen tot en met 20

A
  1. E + E = E
  2. aanvullen tot 10
  3. 10 + E = TE
  4. TE + E = TE
  5. bewerkingen aanvullen tot 20
  6. Brug over 10: E + E = TE
  7. optelling is commutatief
  8. puntsommen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

leerplan aftrekken tot en met 20

A
  1. E - E
  2. 10 - E = E
  3. TE - E= 10
  4. TE - E = TE en TE - TE = E
  5. 20 - E = TE of 20 - TE = E
  6. brug: TE - E = E
  7. puntsommen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

modellen delen

A
  • verhoudingsdeling
  • verdelingsdeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

niet-opgaande deling

A

deling met rest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Problemen met maaltafels

A
  • Een te hoog tempo?
  • Te snel naar de abstracte fase?
  • Te veel aandacht voor het paraat kennen wanneer er nog geen automatisatie is?
  • inzicht in vermenigvuldiging en aanleren van de maaltafels in afzonderlijke lessen?
  • weinig contextsituaties?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

algemene didactiek van de vermenigvuldiging

A
  • oriëntatiefase
  • constructiefase
  • consolidatiefase
  • uitbreidingsfase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Modellen van de vermenigvuldiging in de oriëntatiefase

A
  • het groepjesmodel
  • het rechthoekmodel
  • getallenlijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 basiseigenschappen van bewerkingen

A
  • wisseleigenschap (commutativiteit)
  • schakeleigenschap (associativiteit)
  • splitsen en verdelen (distributiviteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

standaardmethodes voor optellen en aftrekken

A
  • doorrekenmethode (rijgmethode)
  • splitsmethode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

leerplan optellen en aftrekken tot 100

A
  1. T + T, T - T
  2. TE + E, TE - E zonder overschrijding/brug
  3. TE + E, TE - E met overschrijding/brug
  4. TE + T, TE - T
  5. TE + TE, TE - TE zonder overschrijding/brug
  6. TE + TE, TE - TE met overschrijding/brug
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

deelvaardigheden waarop het cijferend optellen en aftrekken een beroep doet

A
  • getallen leggen met MAB materiaal of getallen zetten op de abacus (inclusief inwisselen), waarbij ze ook de waarde van een cijfer in een getal kunnen verwoorden.
  • getallen noteren in een plaatswaardeschema
  • optellen en aftrekken tot 20 met brug
  • een passende schatting maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gradatie cijferend aftrekken

A
  1. cijferend aftrekken zonder inwisselen
  2. cijferend aftrekken met 1 keer inwisselen
  3. Cijferend aftrekken met meerdere keren inwisselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat moeten de leerlingen kunnen om te starten met cijferend vermendigvuldigen

A
  • (cijferen) optellen en aftrekken tot 20 met brug
  • vermenigvuldigingen noteren als een herhaalde optelling
  • paraat kennen van alle maaltafels
  • splitsen en verdelen bij hoofdrekenen
  • een passende schatting uitvoeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

leerlijn cijferend vermenigvuldigen

A
  1. Vermenigvuldiger is kleiner dan 10
    1.1 Zonder inwisselen
    1.2 Met 1x inwisselen
    1.3 Met meerdere keren inwisselen
  2. Vermenigvuldiger is kleiner dan 100
    2.1 Zuiver tiental als vermenigvuldiger
    2.2 Vermenigvuldiger is opgebouwd uit tientallen en eenheden
  3. Een natuurlijk getal kleiner dan 1000
17
Q

Wat moeten de leerlingen kunnen om te starten met cijferend delen

A
  • (cijferend) aftrekken met inwisselen
  • (cijferend) vermenigvuldigen
  • uitvoeren en verwoorden van beide types delingen: verhoudingsdeling en verdelingsdeling
  • verwoorden van het concept ‘delen met rest’, dat kennen ze reeds van de uitbreidingsfase bij de maal- en deeltafels
  • paraat kennen van alle maal- en deeltafels
  • een passende schatting uitvoeren
18
Q

stappen bij het cijferend delen

A
  • leggen met gestructureerd materiaal op een legschema waarbij je moet inwisselen. Je noteert mee in het schrijfschema (vb: 189:4)
  • leggen van gestructureerd materiaal met nullen in het deeltal of quotiënt, met inwisselen. Je noteert mee in het schrijfschema (vb: 908:3)
  • deeltal steeds groter maken, afbouwen van het gebruik van MAB-materiaal. Uiteindelijk gebruik je enkel nog een schrijfschema
  • delen in schrijfschema’s met 2 cijfers in de deler, later zelfs 3
    delingen zonder schrijfschema, op ruitjespapier
19
Q

typische fouten bij cijferen

A
  • ordeningsfouten: verkeerd onder elkaar schrijven
  • automatiseringsfouten bij het optellen en aftrekken, vermenigvuldigen of delen
  • inwisselfouten: vergeten te onthouden of op een verkeerde manier
  • komma vergeten te plaatsen
  • fouten als gevolg van problemen met nullen
20
Q

typische fouten bij cijferend aftrekken

A
  • aftrekken in 2 richtingen (5-7 gaat niet dus ik doe 7-5)
  • doorwisselfout bij nul-moeilijkheid (708 - 129)
21
Q

typische fouten voor cijferend vermenigvuldigen:

A
  • enkel eenheden met eenheden en tientallen met tientallen vermenigvuldigen
  • verkeerd onthouden: optellen voor het vermenigvuldigen in plaats van na het vermenigvuldigen.
22
Q

typische fouten bij het cijferend delen

A
  • de nul niet aanhalen of niet schrijven in het quotiënt
  • starten bij de eenheden
  • resten groter dan deler
  • tussenuitkomsten van de vermenigvuldiging optellen in plaats van aftrekken
  • cijfers vergeten aanhalen, het verkeerde cijfer aanhalen, 2 cijfers tegelijk aanhalen
  • rest als antwoord na het quotiënt schrijven
23
Q

controlestrategieên

A
  • toetsen aan de context: kan dit wel?
  • schatten: ligt dit in de buurt van mijn schatting?
  • omgekeerde bewerking
  • zakrekenmachine
  • negenproef
24
Q

manieren van schatten

A
  • benaderen van de termen of factoren
  • nauwkeuriger schatten door compenseren
  • nauwkeuriger schatten door schattend omgrenzen
25
Q

leerlijn rekenmachine

A
  1. Het verkennen van het rekentoestel met zijn mogelijkheden en beperkingen
  2. inschakelen van het rekentoestel als hulpmiddel bij het uitvoeren van berekeningen met inbegrip van bijzondere functietoetsen (rekenmachine als rekenhulpmiddel)
  3. Het inschakelen van het rekentoestel om het inzicht in bepaalde domeinen van de wiskunde te verdiepen (de rekenmachine als didactisch hulpmiddel
  4. Het inschakelen van het rekentoestel om een aantal bijzonderheden van rekenmachines te onderzoeken (de rekenmachine als uitgangspunt van onderzoek)