Natuurkunde Hoofdstuk 5 (5.1 t/m 5.3) Flashcards

1
Q

(v,t)-diagram

A

een (snelheid, tijd)-diagram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

eenparig versneld

A

de snelheid neemt gelijkmatig toe met de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

eenparig

A

als de snelheid constant blijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

(x,t)-diagram

A

een (plaats, tijd)-diagram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

(s,t)-diagram

A

een (afstand, tijd) - diagram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

versnelling

A

de snelheidverandering per seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

formule snelheidverandering

A

v= v eind – v begin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

formule versnelling berekenen

A

a = Δv / Δt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is luchtwrijving en hoe onstaat het en van welke 4 factoren hangt de grootte van luchtwrijving af

A

Luchtwrijving is een tegenwerkende wrijvingskracht

De luchtwrijving ontstaat doordat je de lucht vóór je opzij moet duwen

4 factoren:
1. De snelheid v.
2. De dichtheid ρ van de lucht
3. Het frontale oppervlak A. Het frontale oppervlak is het oppervlak dat je van voren ziet.
4. De kwaliteit van de stroomlijn. De kwaliteit van de stroomlijn wordt aangegeven met een getal: de Cw-waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

formule luchtwrijving

A

Fw,l = ½ x ρ x Cw x A x v2
x=keer
Fw,l = luchtwrijving (N)
ρ = luchtdichtheid (kg/m3 of g/L)
CW=weerstandscoefficient
A = oppervlak (m2)
v = snelheid (m/s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe ontstaat rolwrijving

A

Rolwrijving ontstaat doordat de banden en de ondergrond vervormen tijdens het fietsen. Hoe groter de vervorming is, des te groter is de rolwrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Eerste wet van Newton

A

Zolang er netto geen resulterende kracht op een voorwerp werkt, zal het altijd met een constante snelheid blijven bewegen (deze snelheid kan ook 0 zijn, als je dus stilstaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Derde wet van Newton

A

actie = -reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tweede wet van Newton

A

Fres = m·a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

traagheid

A

Een voorwerp met een grote massa heeft een grote traagheid. Er is een grote resultante nodig om de snelheid of de bewegingsrichting merkbaar te veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vrij val

A

Als iets naar beneden valt en er geen luchtwrijving is (Nooit op aarde zo)

a = Fz : m

17
Q

ontbinden van een kracht

A

Ontbinden is een kracht opdelen in 2 verschillende stukken zodat je er makkelijker mee kan rekenen

Bij een schuine kracht = verticale en horizontale component

18
Q

Formule:
Dichtheid
Afstand
Gemiddelde snelheid
Tijd

A

ρ = m : V
S = v·t
vgem = S : t
t = S : vgem