Naamwoorden Flashcards

1
Q

имя (имя+фамилия)
первое имя
фамилия
(имена)

A

de naam
de voornaam
de achternaam
(namen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

страна (страны)

A

het land
(landen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

адрес (адреса)

A

het adres
(adressen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

улица (улицы)

A

de straat
(straten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

номер дома

A

het huisnummer
(huisnummers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

почтовый индекс

A

de postcode
(postcodes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

номер телефона

A

het telefoonnummer
(telefoonnummers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

e-mail адрес

A

het e-mailadres
(e-mailadressen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

язык (языки)

A

de taal
(talen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

родной язык

A

de moedertaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

работа (работы)

A

de job
(jobs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

работа

work

A

het werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

профессия

A

het beroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

исследование (исследования)

A

de studie
(studies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

хобби (хобби мн.ч)

A

de hobby
(hobby’s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

коллега (коллеги)

A

de collega
(collega’s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

книга (книги)

A

het boek
(boeken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

человек (люди)

A

de mens
(mensen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

мужчина (мужчины)

A

de man
(de mannen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

женщина (женщины)

A

de vrouw
(de vrouwen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

ребенок (дети)

A

het kind
(kinderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

парень (парни)

A

de jongen
(de jongens)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

девушка (девушки)

A

het meisje
(de meisjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

сосед (соседи)

A

de buur
(buren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

сосед мужчина

A

de buurman

26
Q

соседка

A

de buurvrouw

27
Q

курс

course

A

de cursus (cursussen)

28
Q

урок

lesson

A

de les (lessen)

29
Q

аудитория, комната

classroom

A

het lokaal (lokalen)

30
Q

доска

sign/ board

A

het bord (borden)

31
Q

стул

chair

A

de stoel (stoelen)

32
Q

стол

table

A

de tafel (tafels)

33
Q

дверь

door

A

de deur (deuren)

34
Q

окно

window

A

het raam (ramen)

35
Q

свет

light

A

het licht (lichten)

36
Q

рюкзак

backpack

A

de rugzak (rugzakken)

37
Q

сумка

handbag

A

de handtas (handtassen)

38
Q

словарь

dictionary

A

het woordenboek (woordenboeken)

39
Q

страница

page

A

de pagina (pagina’s)

40
Q

ручка

pen

A

de pen (pennen)

41
Q

карандаш

pencil

A

het potlood (potloden)

42
Q

ластик

eraser

A

de gom (gommen)

43
Q

бумага

paper

A

het papier (papieren)

44
Q

университет

university

A

de universiteit

45
Q

преподаватель,учитель

teacher

A

de (taal)docent (docenten)

46
Q

школа

school

A

de school

47
Q

учитель

tutor

A

de leraar (leraren)/
de lerares (leraressen)

48
Q

вопрос

question

A

de vraag (vragen)

49
Q

ответ

answer

A

het antwoord (antwoorden)

50
Q

проблема

problem

A

het probleem (problemen)

51
Q

решение

solution

A

de oplossing (oplossingen)

52
Q

упражнение

exercise

A

de oefening (oefeningen)

53
Q

пример

example

A

het voorbeeld (voorbeelden)

54
Q

домашняя работа

homework

A

het huiswerk

55
Q

тест

test

A

de test (testen)

56
Q

экзамен

exam

A

het examen (examens)

57
Q

буква

letter

A

de letter (letters)

58
Q

слово

word

A

het woord (woorden)

59
Q

предложение, фраза

sentence/phrase

A

de zin (zinnen)

60
Q

текст

text

A

de tekst (teksten)

61
Q

цифра

number

A

het getal (getallen)