Het weer Flashcards
1
Q
Погода хорошая
Het is ____ _____
A
Het is goed weer
2
Q
Погода отличная
Het is _____ ____
A
Het is mooi weer
3
Q
Плохая погода
Het is ____ ____
A
Het is slecht weer
4
Q
светит
De zon ______
A
schijnen
De zon schijnt
5
Q
дождит
Het ____
A
regenen
Het regent
6
Q
ветрит
Het ____
A
waainen
Het waait
7
Q
снежит
Het ____
A
sneeuwen
Het sneeuwt
8
Q
солнце
A
de zon
9
Q
дождь
A
de regen
10
Q
облако (облака)
облачно
Het is ____
A
de wolk (wolken)
Het is bewolkt
11
Q
ветер
A
de wind
12
Q
снег
A
de sneeuw
13
Q
температура
A
de temperatuur
14
Q
Холодно
Het is min 2 (graden). Het is _____
A
koud
Het is min 2 (graden). Het is koud
15
Q
Свежо/прохладно
Het is zomer en het is 14 graden. Het is _____
A
fris
Het is zomer en het is 14 graden. Het is fris