Multiple sclerose Flashcards

1
Q

Epidemiologie van MS

A

= Meest voorkomende auto-immuun ziekte van het centraal zenuwstelsel
Prevalentie = 1/1000 in België
Relapse remitting variant komt 2-3 x meer voor bij vrouwen dan mannen met age of onset 30-40 jaar
Primair progressieve variant komt gelijk voor bij mannen en vrouwen met age of onset 40-50 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

CIS

A

Clinically isolated syndrome

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

RIS

A

Radiologically isolated syndrome

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

RRMS

A

Relapse remitting MS
-> Evalueert naar SPMS na 10-20 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

PPMS

A

Primair progressieve MS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

SPMS

A

Secundair progressieve MS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definitie opstoot

A

Optreden van neurologische symptomen gedurende meer dan 24u en ten minste 30 dagen na een vorige opstoot, alternatieve verklaringen dienen uitgesloten te worden en symptomen dienen voor te komen zonder koorts of infectie als potentieel verklarende symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uthoff-fenomeen

A

Door temperatuurstijging (koorts) geeft een verstoorde geleiding van zenuwprikkels aanleiding tot symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Symptomen van een opstoot

A
  • Motorische of sensibele uitval (45%)
  • Opticus neuritis (20%)
  • Papilitis (33%)
  • Verstoorde kleurperceptie
  • Relatief afferent pupildefect
  • Hersenstamsyndroom (10%)
  • Gemengd uitvalsbeeld (25%)
  • Vermoeidheid
  • Pijn
  • Seksuele dysfunctie
  • Verstoorde cognitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

EDSS-schaal

A

Expanded disability status scale
= Verschillende systemen beoordelen op een schaal om tot maat van handicap te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Diagnose

A

Basis = spreiding in tijd en ruimte aantonen en klinisch of met beeldvorming kunnen aantonen
Hoe? McDonald criteria
Bijkomende testen: MRI, CSF-specific oligoclonal bands

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Etiologie

A

30% erfelijke verklaring
70% verklaring door omgevingsfactoren
1 ouder heeft MS = 2-2,5% voor kind
Monozygote 2-ling = 25%
Dizygote 2-ling = 5%
2de graad verwant met MS = 1%
Uitlokkende factoren uit omgeving:
- EBV-infecties
- Gebrek aan vitamine D
- Overgewicht
- Roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zwangerschap en MS

A

Tijdens zwangerschap zijn er veel minder opstoten
(daling 70% tijdens 3de trimester)
Stijging naar normaal niveau + 70% extra 3 maanden na de bevalling
Vervolgens terugkeer naar normale rate van opstoten
Er is misschien bewijs dat er bij RRMS een gunstig effect is op de lange termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kan patiënt zelf al ondernemen?

A
  • Stoppen met roken
  • Gewichtsreductie indien obesitas
  • Toezicht op de algemene cardiovasculaire risicofactoren
  • Voldoende vitamine D binnenkrijgen
  • Voldoende sporten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Corticoïden

A

Gebruiken voor de behandeling van opstoten
Via infuus van 500-1000 mg gedurende 3-5 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Disease modifying treatment

A

Behandelingen die een invloed hebben op het ziektebeloop
Zijn niet nuttig voor CIS, RIS en de ‘goedaardige’ vormen van MS
Soms ook wait and see houding aannemen

17
Q

Behandeling van spasticiteit

A
  • Stretchoefeningen
  • Baclofen
  • Tizadine
  • Benzodiazepines
  • Gabapentine
  • Cannabinoiden
18
Q

Behandeling van neuropathische pijnen

A
  • Tricyclische antidepressiva (amitriptyline, nortriptyline en duloxetine)
  • Anti-epileptica (gabapentine, pregobaline, carbamazepine)
19
Q

Behandeling van abnormale vermoeidheid

A
  • Amantadine
  • Methylfenidaat
  • Modafenil
  • 4-aminopyridine
20
Q

Behandeling van blaashypertonie

A
  • Oxybutinine
  • Desmopressine
  • Botuline-toxine
21
Q

Behandeling van blaashypotonie

A

Catheresatie

22
Q

Behandeling van darmdysfunctie

A
  • Medicatie
  • Beweging
  • Water drinken
  • Vezels
23
Q

Behandeling van depressie

A
  • Psychotherapie
  • Antidepressiva
24
Q

Behandeling van cognitieve problemen

A
  • Medicatie
  • Cognitieve revalidatie
25
Q

Behandeling van seksuele dysfunctie

A
  • Erectiemiddelen
  • Urologische / gynaecologische evaluatie
  • Seksuologische counseling
26
Q

Behandeling van tremoren

A
  • Gabapentine
  • Primidone
  • Propranolo
    -> Deze medicijnen kunnen een wisselende werking hebben
27
Q

Behandeling van dysfalgie

A
  • Logopedie
  • Gastrostomiesonde
28
Q

Behandeling van osteoporose

A
  • Vitamine D
  • Opvolging
29
Q

Behandeling van decubitus wonden

A
  • Preventie
  • Correcte voedselinname
  • Wisselende houding
  • Aangepaste matrassen
30
Q

Symptomatische behandeling

A

Behandeling van de symptomen zonder de onderliggende oorzaak aan te pakken
Vereist altijd een multi-disciplinaire aanpak

31
Q

Differentiaal diagnose

A
  • ADEM (vnl. kinderen, acute ontsteking van CZS)
  • Ziekte van Bechet (terugkerende ontstekingen in vasculair stelsel)
  • CLIPPERS (ontsteking van CZS, vnl. pons)
  • Infectieziekten met een MS beeld
  • Metabole oorzaken (vit. B12 of E tekort, …)
  • Neuromyelitis optica (auto-immuun aanval vaak gericht op aquaporine 4)
  • Sarcoidose (vorming granulaten in verschillende organen)
  • Syndroom van Susac (triade van encefalopathie, visus verlies en gehoordaling)
  • Tumefactieve varianten van MS (laesies in hersenen die lijken op tumoren)
  • Vasculaire aandoeningen