moeilijke woorden trim 1 Flashcards
1
Q
het onweer
A
l’orage
2
Q
de werkzaamheden
A
les traveaux
3
Q
de aansluiting
A
la correspondance
4
Q
vooruitgaan
A
avancer
5
Q
besturen, brengen, voeren
A
conduire
6
Q
instappen
A
monter
7
Q
raden
A
deviner
8
Q
scherp
A
aigu(ë)
9
Q
licht
A
léger(e)
10
Q
schoonheidsvlekje
A
le grain de beauté
11
Q
flapoor
A
l’oreille décolée
12
Q
de huid
A
la peau
13
Q
het sproetje
A
la tache de rousseur