CR 1 Flashcards
de zomer
l’été
de dag
le jour
het land
le pays
de bestuurdersruimte
la cabine
de airo
la climatisation
de week
la semaine
de vakantie
les vacances
moe
fatigué(e)
het is warm
il fait chaud
het regent
il pleut
er is wind
Il y a du vent
het is koud
il fait froid
het sneeuwt
il neige
er zijn wolken
Il y a des nuages
het is mooi weer
Il fait beau
het vriest
Il gèle
er is zon
Il y a du soleil
het is slecht weer
Il fait mauvais
het is 23 graden
Il fait 23 degrés
herfstvakantie
les vacances de la Toussaint
kerstvakantie
les vacances de Noël
krokusvakantie
les vacances de carnaval
paasvakantie
les vacances de paques
zomervakantie
les vacances d’été/ les grandes vacances
de levering
la livrasion
moeilijk
difficile
oe
fatigué(e)
volgend
prochain
overmorgen
après-demain
eergisteren
avant-hier
gelukkig
heureusement
opnieuw vertrekken
repartir
naar/in het buitenland
à l’étranger
dat is lang geleden
ça fait longtemps
dat is niet vanzelfsprekend
ce n’est pas évident
twee weken geleden
Il y a deux semaines
zijn/haar vakantie doorbrengen
passer ses vacances
wat een avontuur
Quelle avonture
Duitsland
l’Allemagne
Engeland
l’Angeterre
belgië
La belgique
Brazilië
le Brésil
China
La Chine
Kroatië
La Croatie
Spanje
l’Espagne
de verenigde staten
Les états-Unis
frankrijk
la France
Griekenland
La Grèce
Italië
l’Italie
Luxemburg
Luxebourg
Marokko
le Maroc
Nederland
Les Pays-Bas
polen
la Pologne
Portugal
Le Portugal
Rusland
La Russie
Zweden
La suède
Zwitserland
La Suisse
Turkije
La Turquie
de herfst
en automne
de zomer
l’été
winter
l’hiver
lente
printemps
woestijn
le désert
het meer
le lac
het landschap
le paysage
de rots
le rocher
vulkaan
Le volcan
platteland
la campagne
de heuvel
la colline
de kust
la côte
de lee
la mer
het eiland
l’île
het woud
la foret
de berg
la montagne
de natuur
la nature
het strand
la plage
de wolk
le nuage
het onweer
l’orage
de zon
le soleil
het weer
le temps
de wind
le vent
de sneeuw
la neige
de regen
la pluie
wisselvallig
variable
sneeuwen
neiger
regenen
pleuvoir
