Moeilijke woorden Flashcards

1
Q

Diverticulum suburethrale

A

Een kleine blindzak caudoventraal van de uitmonding van de urethra. Komt alleen voor bij vrouwelijke Bo. en Su.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

m. ischiocavernosus

A

omhult crura penis tot aan de radix. Hij loopt van tuber ischidadicum tot tunica albuginea penis. Bij erectie pompt hij bloed in het corpus cavernosum. Is zwaar bij Bo. en Eq.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

m. pectoralis

A

Oppervlakkige borstspier bij vogels. Hecht zich vast op carina sterni naar onderkant bovenarm. Trekt vleugels omlaag en is sterkste borstspier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ductus choledocus

A

Het gal komt vanuit de galblaas, door de ductus cysticus, daarna door de ductus choledocus naar het duodenum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rugae palatinae

A

De dwarse plooien op het harde gehemelte. Bij Eq., Bo., en sommige rassen Ca.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

excavatio vesico-genitalis

A

uitsparing tussen blaas en baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Carunculae sublingualis

A

Slijmvliesplooitje, ookwel hongertepeltje genoemd. Hierin mondt de gl. sublingualis monostomatica uit en de gl. mandibularis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ln. lienalis.

A

Op milt. Draineert milt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Recessus urethralis

A

Een kleine blindzak in de urethra. Komt voor bij mannelijke Ru. en Su.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

m. bulboglandularis

A

stuk van m. bulbospongiosus wat de bulbo-urethrale klieren bedekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gl. cornualis

A

Klier rond hoorns voor markering bij Cap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

m. sphincter papillae

A

De gladde spieren die het tepelkanaal omgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lnn. mesenterici caudales

A

In het mesenterium. Draineert colon descendens en rectum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gubernaculum testis

A

Deze verbindt de caudale pool van de embryonale testis met het bindweefsel van de buikwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

plicae uretericae

A

Slijmvliesplooien waarop de ureters uitmonden in de urineblaas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Torus linguae

A

Alleen bij Bo. Een sterk gewelfde rugvlakte van de tong. Hiervoor zit een zakje/kuil: fossa linguae. Hier kan Actinomycose ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lig. falciforme

A

Deze loopt van de facies diafragmatica van de lever naar de ventrale buikwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

a. hepatica
v. hepatica

A

Deze vervoeren het nutrieve bloed naar de lever en vervoert het veneus bloed van de lever naar de v. cava caudalis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

plicae circulares

A

kraakbeenplooien rond de cervix bij Bo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tori

A

tastballen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

urodeum

A

een na achterste holte in cloaca vanuit darmen gezien, bij vrouw uitmonding vagina, bij man uitmonding zaadleider.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Linea anorectalis

A

Deze grenst de rectale slijmvliezen af in het rectum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

mesosalpinx

A

Peritoneumplooi waarmee het oviduct is opgehangen, en overigens een uitstulping van het mesovarium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lig. testis proprium

A

Verbindt testis met cauda epididymis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
m. supracoracoïdeus
Diepe borstspier. Loopt van carina sterni naar bovenkant bovenarm. Beweegt vleugels omhoog, minder sterk dan pectoralis.
9
papillae filiformes
draadvormige mechanische papillen, komen voor bij Fe. om te wassen
10
stratum vasculare
De zona papillaris van de dermis. Zit minder diep dan zona reticularis.
11
extremitas uterina
caudale uiteinde van de ovaria
12
lig. hepato-gastricum
Deze loopt vanaf de curvatura minor naar de lever.
13
Recessus sublingualis lateralis
Ruimte onder de tong
13
Gl. parotis
Speekselklier. Dorsaal begrensd door de oorbasis en ventraal door de hals en keelgang. De afvoergang is de ductus parotideus. Deze loopt over de m. masseter in de bovenkaak en mondt via de papilla parotidea uit in dorsaal vestibulum buccale.
13
papilla duodeni major
papil in duodenum waar de ductus pancreaticus van de ventrale pancreas lob uit mondt. Niet bij Bo en Su.
13
Torus pyloricus
Bij dieren met een zwakke pylorussfincter wordt de pylorus extra afgesloten met een uitpuilende knobbel: de torus pyloricus.
14
m. transversus abdominis
= fascia transversalis. Peesplaat in abdomen, vormt fascia spermatica interna
15
Omasum
boekmaag
15
lig vesicae laterale
ophangband van de ureter in de bekkenholte
15
m. constrictor vulvae
Spier rondom de vulva
15
gl. subcaudales
Klier onder staart bij Cap.
16
canalis inguinalis
lieskanaal
17
ductuspapillares
Afvoerkanaal van de sinus lactiferus.
18
mitralisklep
hartklep tussen het linker atrium en ventrikel
20
papillae fungiformes
smaakpapillen die verheven zijn als paddenstoelen en vooral voorkomen op de rug en zijkant van de tong
21
Foramen epiploicum
Toegang tot de bursa omentalis deze wordt afgeleid door: craniaal door de processus caudatus van de lever, caudaal door het pars cranialis van het duodenum, dorsaal door de vena cava caudalis, ventraal door de vena portae
21
Lig. plica duodeno - colica
Ligament van het colon transversum naar het duodenum.
21
gl. mentalis
Klier op kin voor markering bij Cap. en Su.
22
mesometrium
Ligament wat baarmoederhoornen aan het baarmoederlichaam verbindt.
22
gl. sebacea
talgklier die ontstaat uit dezelfde aanleg als het haar. Ze zijn dus aan elkaar gekoppeld.
23
ln. reticularis
Op netmaag. Draineert netmaag.
24
Linea anocutanea
De overgang van de anale slijmvliezen naar de huid.
25
a. coronarius dexter/sinister
Arterie die in de sulcus coronarius dexter/sinister loopt en het rechter/linker deel van het hart doorbloed, bijbehorende venen: vena cordis magna(via sulcus interventricularis paraconalis) voor sinister en vena cordis media(via sulcus interventricularis subsinuosus) voor dexter.
26
m. vocalis
spier van de echte stemband die vast hecht op de processus vocalis op het arytenoïd en zit samen met de lig vocale in de plicae vocali.
26
capsula fibrosa
bindweefselkapsel met weinig elastische vezels en weinig kan uitzetten, zit om de nier heen
27
m. obliquus abdominis externus
Peesplaat uit abdomen die fascia spermatica externa(=tunica subdartos) buitenste laag onder de subcutis. Omhult fascia cremasterica
28
tricuspidalisklep
hartklep tussen rechter atrium en ventrikel.
28
Ln. mammari
Bij de vrouwelijke geslachtsorganen en de uier. Zo wordt de ln. inguinalis superficialis genoemd op het moment dat het bij een vrouwelijk dier voorkomt. Draineert de oppervlakkige structuren in de liesstreek.
28
ductus ejaculatorius
Dit is de versmelting van de ductus deferens en de ductus excretorius
30
Gl. sublingualis
Speekselklier. Langwerpig en plat langs de zijvlakte van de tong. Bestaat uit 2 delen. Gl. sublingualis monostomatica: bestaat uit 1 klierpakket en 1 afvoergang en mondt samen met de ductus mandibularis uit in de carunculae sublingualis. Gl. sublingualis polystomatica: bestaat uit meerder klierkwabjes welke elk via een aparte afvoergang, ductus sublingualis minoris, uitmondt in de crista sublingualis, welke in de recessus sublingualis lateralis zit naast het frenulum.
30
baarmoeder
=uterus=metra=hystera
31
ostium abdominale tubae uterinae
De opening van de eileider aan de kant van het ovarium.
33
lig. reno-duodenale
ligament van de rechter nier naar het duodenum
33
m. bulbo-spongiosus
Begint in de arcus ischiadicus en omhult corpus spongiosum
34
sinus venavum cavarum
ruimte tussen toekomingen vena cava caudalis en vena cava cranialis in het rechter atrium. Hierin zit het tuberculum intervenosum.
34
processus vaginalis peritonei
De uitzakking van het peritoneum door het lieskanaal.
35
gl. caudales
Staartklier, dorsaal. Fe. en Ca.
36
canalis vaginalis
Bovenste deel cavum vaginale
37
Ostium ileo-caecale
Het gat waardoor het ileum uitmondt in het ceacum
37
copodeum
eerste holte in cloaca, vanaf darmen gezien.
39
palatum molle
zachte gehemelte
40
sinus inguinalis
Klier in liesstreek bij Ov.
42
trigonum vesicae
Een driehoekige vorm in de urineblaas, gevormd door de twee plicae uretericae die lopen naar de crista urethralis.
43
chordae tendineae
touwtjes die de hartkleppen opentrekken
43
gl. mammaria
melkklier. Alle HD.
44
Ln. axillaris
Oksellymfeknoop. Draineert de diepere structuren van het voorste lidmaat en thorax. Bij Ca. draineert hij ook een deel van de melkklier.
44
uterus bicornis
De baarmoeder is onvolledig versmolten. Komt voor bij Su. Bo. en Eq.
45
vena cordis magna
vene behorende tot de a. coronaria sinistra. Loopt via de sulcus interventricularis paraconalis.
45
valvulae semilunares aortae
3 semi-lunaire kleppen in de annulus fibrosus in het ostium aortae van de aorta naar de linker ventrikel. Eq., Ca. en Su. hebben stukjes kraakbeen in de annulus, cartilago cordis. Ru. heeft been in annulus, ossa cordis.
46
fascia spermatica interna
Wordt gevormd door fascia transversalis. Dit is de peesplaat van m. transversus abdominis. Binnenste laag rond testis.
47
Diastema
De tandenloze ruimte tussen de snijtanden en kiezen. Bij Eq. en Bo.
48
Ostium intrapharyngeum
Waar de scheiding zit tussen slokdarm en luchtwegen, afgeleid door plica palato pharyngea: de plooien van het zachte gehemelte.
49
Zona cutanea ani
De huidzone om het rectum.
50
Gl. Mandibularis
Speekselklier. Zit aan de achterrand van de onderkaak. Wordt voor het grootste deel bedekt door gl. parotis. De afvoergang is ductus mandibularis, deze loopt mediaal van de gl. sublinguale naar de carunculae sublingualis.
50
Intestinum
Darmen
50
proctodeum
een na voorste holte in cloaca, vanaf uiteinde gezien.
51
Haustrae
De zakvormige uitpuilingen die veroorzaakt worden door de taeniae.
51
plicae vestibulari
Valse stemband. Deze omhult de lig. ventricularis en wordt bestuurd door de m. ventricularis.
52
Papilla duodeni major
de papil waarin de ductus choledocus van de galblaas uitmondt in het duodenum.
53
plicae vocali
Echte stemband. Deze omhult de lig. vocalis en wordt bestuurd door de m. vocalis.
53
Truncus visceralis
Loopt vanaf de cysterna chyli naar de organen. Collecteert en vervoert lymfe van Truncus intestinalis en Truncus coelaicus.
53
uterus bipartitus
Hierbij is de baarmoeder versmolten tot de cervix. Komt voor bij cavia en carnivoren.
55
Ln. popliteus
In de knieholte. Draineert de distale structuren van het achterste lidmaat.
57
m. cremaster
Deze ligt bovenop de lamina parietalis van de tunica vaginalis. Hij wordt van de tunica vaginalis gescheiden door de fascia spermatica interna afkomstig van de fascia transversa. Hij dient voor het optrekken van de testis voor het regelen van de temperatuur.
58
Septum nasi
Neusseptum wat de neus in twee delen verdeeld.
60
ln. hepaticus
Op lever. Draineert lever.
61
Uterus simplex
Hierbij is de baarmoeder volledig vergroeit, komt voor bij primaten
62
ln. cervicalis superficialis dorsalis.
Boeglymfeknoop. Draineert oppervlakkige structuren hoofd, voorste lidmaat, hals en thorax.
64
capsula adiposa
vetkapsel om de nier heen, zit om de capsula fibrosa heen. Dient voor bescherming.
64
lig. teres uteri
dit is het distale deel van lig. gonadale caudale. Loopt van de insertie van lig. ovarii proprium via canlis inguinalis tot in de labia majora.
66
gll vestibulares minores en gl vestibulares majores
klieren van Bartholin(homoloog aan bulbo-urethrale klieren) Dit zijn vestibulaire klieren caudolateraal van de ostium urethrae in het vestibulum vaginae.
66
m. retractor penis
Spier die penis terug trekt in preputium. Vormt ring rond anus(lig. suspensorium ani)
67
Planum naso-labiale
neusspiegel
68
trabeculae septomarginalis
verbindingen tussen het septum en de ventrikelwand in het hart, hierdoorheen lopen de vezels van purkinje (uitlopers atrioventriculaire knoop)
68
cysterna chyli
Lymfatische zak, Verwijding. Komt na Ductus thoracicus en voor Trunci lumbales. Collecteert lymfe van Truncus visceralis en leegt in ductus thoracicus.
68
Ostium urethrae externum
Het einde van de urethra
69
m. crassus caudodorsalis en cranioventralis
Spieren in ventriculus(spiermaag) vogel.
70
ln.omasialis
Op boekmaag. Draineert boekmaag.
71
diverticulum preputiale
Voorste deel van preputium bevat een diverticulum bij beren. Hierin kan ejaculaat of urine terecht komen (broekdekker/broekpisser)
72
Os rostrale
Neusbeen
74
recessus terminalis
Het uiteinde van de pelvis renalis. Alleen bij paard.
76
Trunci lumbales
Zit caudaal van cysterna chyli. Is gepaard, collecteert van lenden, bekken en achterste ledematen.
78
lig suspensorium dexter/sinister
hiermee zit de radix penis vast aan de bekkenbodem
79
Reticulum
Netmaag
81
carina sterni
kam op sternum bij vogels
81
apparatus suspensorius
Al het bindweefsel waaruit de uier bestaat.
82
Cardiasfincter
Sluitspier tussen slokdarm en maag
83
lig. mediana vesicae
ophangband over de lengte van de urineblaas.
84
Plica semilunares
De insnoeringen die tussen de haustrae zitten.
85
m urethralis
Spier die urethra controleert
86
venae pulmonaris
longader die toekomt in het linker atrium
87
Uitmondingen van Gartner
Restanten van het kanaal van Wolff. Dit zijn uitstulpingen bilateraal van het ostium urethrae in het vestibulum vaginae.
88
lig. gastro-lienale
Deze loopt vanaf de curvatura major van de maag naar de milthilus. Alleen bij Eq.
89
rete testis
netwerk buisjes in het mediastinum van de testis
90
fossa pararectalis
putten langs het rectum.
91
ligg lateralia vesicae
ophangbanden aan weerskanten van de urineblaas die de blaas aan de bekken verbinden.
92
m. papillares
spierpapil waarop chordae tendineae aan hechten om zo de tricuspidalisklep in de rechterventrikel en de mitralisklep in de linker ventrikel.
94
m. constrictor vestibuli
spier die de vagina omgeeft. Kan uittreden penis weerhouden.
96
m. ischio-cavernosus
spier die corpus cavernosus omhult
97
labiae
lippen
98
recessus mediastini
Uitsparing in post-cardiaal mediastinum waarin de lobus accessorius van de long ligt, ontstaan door plica caudatis van vena cava caudalis naar sternum.
99
lig. hepato-duodenale
Ligament tussen lever en duodenum
101
epiglottis
strottenklep, sluit de luchtpijp af tijdens het slikken
103
sulcus intermammarius
Hierdoor worden de uierhelften van elkaar gescheiden.
105
cavum oralis
mondholte
106
ln. caecalis.
Op caecum. Draineert caecum.
107
buccae
wangen
109
gl. circumorales
klieren rond mond voor markering bij Fe.
110
Vulva
= schaam = pedendum = femininum
112
Zona columnaris ani
De anale slijmvliezen
113
divertikel van Meckel
Overblijfsel dooierblaaskanaal aan jejunum bij vogels.
114
lig. ovarii propium
Is het proximale deel van lig. gonadale caudale. Loopt van de caudale pool van het ovarium naar de top van de baarmoederhoorn daar waar de eileider uitmondt.
116
Pylorissfincter
Sluitspier tussen maag en duodenum
116
orchis
testis
117
tunica subdartos
= fascia spermatica externa en wordt gevormt door de peesplaat van m. obliquus abdominalis externus.
119
lnn. ruminales.
Op pens. Draineert pens.
121
vena cordis media
vene behorende bij de a. coronaria dextra. Loopt via de sulcus interventricularis subsinuosus.
123
lig. phrenicopericardiacum
verbindt het pericard met met het diafragma bij Car. en Su.
124
Diverticulum ventriculi
Zit op de fundus van de maag van Su., en wordt hiervan afgescheiden door een annulaire groeve. Is van binnen bedekt met cardiaal slijmvlies, is klierloos.
124
sinus infraorbitalis
Klier onder oog, bevat zeer gepigmenteerd secreet bij Ov.
126
Philtrum
Het stukje huid tussen bovenlip en neus. Bij mensen en carnivoren zit hier een sleuf maar is hij wel versmolten. Bij konijnen is dit stukje nog open.
127
papillae foliatae
bladvormige smaakpapillen
128
lig. caeco-duodenale
Ligament van de basis van het caecum naar het duodenum
129
Gl. salivariae minores
Kleine speekselklieren die zorgen voor speekselsecretie om het slijmvlies van de mondholte vochtig te houden. In de lippen: gll. labiales, wang: gll. buccales, tong en gehemelte.
131
carina
Aparte tracheale longbronchus bij Bo. en Su.
132
facies auricularis
linkerzijde hart
134
linguae
tong
135
pili tactiles carpales
Tastharen op de voeten/enkels bij Fe.
136
truncus trachealis/jugularis
lymfebuis door hals heen. Collecteert en vervoert lymfe van kop naar venen.
138
gl. preputiales
Preputiumklier, alle HD
139
lnn. abomasialis.
Op lebmaag. Draineert lebmaag
140
ln. parotideus
Lymfeklier aan de oorbasis. Draineert de kauwspieren en oppervlakkige dorsale deel van de kop, en het oog en oor.
141
ventriculus
spiermaag bij vogels
143
trabeculae carneae
balkvormige verhevenheden in de ventrikels
144
Ductus cysticus
De afvoergang die van en naar de galblaas loopt.
145
Sulcus omasi
De slokdarm loopt in de netmaag verder als een opengeknipte buis met de labium dexter en sinister. Deze loopt in de rechter wand van de netmaag en aan de basis van de boekmaag naar de cardia via de sulcus omasi. De sleuf stopt bij de ingang van de lebmaag. Door de draaiing van het voomagencomplex gaan de lippen spiraalvormig om elkaar verlopen en vormen de slokdarmsleuf. De opening is normaal naar de nemaag toe gekeerd. Door contractie of relaxatie van de lengtespieren kan de sleuf zich openen zodat het voedsel in de netmaag komt, of zich sluiten tot buis zodat het voedsel rechtstreeks naar de lebmaag gaat.
147
vestibulum oris
De ruimte tussen de tandenboog en de lippen en de wangen. Wordt onderverdeeld in vestibulum oris (tussen de snijtanden en de lippen) en vestibulum buccale (tussen de kiezen en en wang).
148
bursa ovarica
Zak die gevormd wordt door de laterale uitstulping van het mesovarium, de mesosalpinx.
149
Truncus coeliacus
Loopt vanaf truncus visceralis of truncus intestinalis. Collecteert en vervoert lymfe van Ln. celiacum en leegt in truncus visceralis of cisterna chyli. Draineert dus maag, lever en milt.
150
Bursa omentalis
de ruimte tussen de 2 bladen van het omentum majus
152
Truncus intstinalis
Loopt of vanaf de cysterna chili (Eq.) of vanaf de Truncus visceralis (Bo., Su.) naar de organen. Collecteert en vervoert lymfe van Ln. mesntericum cranialis en leegt in Truncus visceralis of cysterna chyli.
153
crista supraventricularis
scheidt ostium atrioventriculare dextrum van ostium trunci pulmonalis.
155
sinus glandularis
afvoerweg van de melk in de uier, onderdeel van de sinus lactiferus
156
Torus metacarpeus en metatarseus
Middelste tastballen ofwel de zoolballen.
157
Ostium urethrae internum
Het uiteinde van de blaas/het begin van de urethra
159
gl. uropygialis
vetstuitklier bij vogels, wordt gebruikt om veren waterdicht te maken.
159
bursa van fabricus
Allerlaatste holte van cloaca, helemaal aan het uiteinde.
160
Hiatus oesofagus
Het gat in het diafragma voor de slokdarm
162
lig intercornualia
Ligament wat de baarmoederhoornen aan elkaar verbindt, enkel Bo.
164
proventriculus
kliermaag bij vogels
165
gll. odorifera
zweet/geurklier die alleen bij huisdieren voorkomt. Wordt zo genoemd omdat zweet bij huisdieren een specifieke geur afgeeft.
166
saccus caecus
Blindzak in de maag van het paard. Is het niet klierige deel. Het dient als vervanging van het voormagencomplex.
167
rugae vaginales
Plooien in de vagina
169
lig. suspensorium ani
Dit zijn de linker en rechter spier van de m. retractor penis die een ring rond de anus vormen.
170
sinus interdigitalis
Klier tussen vingers bij Ov.
171
raphe paletini
De naad waar de twee delen van het palatum durum tijdens de embryonale ontwikkeling aan elkaar gegroeid zijn.
172
plica ductus deferentis
=mesoductus deferens. Is een plooi in het peritoneum waar de ductus deferens doorheen loopt.
173
Ln. inguinalis superficialis.
bij de geslachtsorganen. Draineert de oppervlakkige structuren in de liesstreek.
175
ln. iliacus medialis
bovenin bekken. draineert uier.
176
Frenulum linguae
tongriem die de tong met de montholtebodem bevestigd
177
excavatio recto-genitalis
uitsparing tussen rectum en baarmoeder
178
membrana tympaniformes
membraan in stemorgaan, syrinx. Veroorzaakt fluittoon bij trillingen.
180
m. obliquus abdominis internus
Peesplaat die fascia cremasterica vormt. 2e laag van binnenuit gezien, zit rondom fascia spermatica interna.
181
gl. circumanales
Anaalklieren. Alle HD
183
Taeniae
Een longitudinale spierlaag van de darm die geconcentreed worden tot platte banden vat glad spierweefsel met elastische vezels gemengt.
184
sinus papillaris
deel van de sinus lactiferus in de tepel
185
gl. carpeae
Polsklier voor markering bij Fe en Su.
186
palatum durum
harde gehemelte
187
Ln. scroti
Bij het scrotum. Zo wordt de ln. inguinalis superficialis genoemd als hij bij een mannelijk dier zit. Hij draineert de oppervlakkige structuren in de liesstreek.
188
sinus transversus pericardii
tunnelvormige ruimte tussen atria en aorta+truncus pulmonalis
189
m. trachealis
spier in de kraakbeenringen van de trachea. Deze loopt bij alle HD binnenin de ring, behalve bij Ca, waar hij er bovenop zit.
190
papilla duodeni minor
papil in duodenum waar de ductus pancreaticus accesorius van de dorsale pancreas lob uit mondt. Niet bij KRu
191
gll. tori
klieren in de zoolkussentjes
192
lig. hepato-renale
Ligament van de lever naar de rechter nier.
193
Abomasum
lebmaag
195
pecten oculi
zichtorgaan in corpus vitreum van het oog van vogels, bevat bloedvaten.
197
ostium caeco-colicum
De opening van het caecum naar het colon ascendens
198
Sinus lactiferius
melkdragende sinus. Bestaat uit sinus glandularis dit deel ligt in de uier, sinus papillaris deze ligt in de tepel en ductus papillaris hierdoor verlaat de melk de tepel.
199
lnn. jejunales.
In mesojejunum. Draineert jejunum.
200
lig. triangulare dexter/sinister
Deze verbindt de rechter en linker leverkwab met het diafragma.
201
Impressio venae cavae caudalis
Deuk in de lever voor de venae cavae caudalis.
202
calcar metatarsale
hanensporen, zitten aan de poten. Dienen voor gevecht.
203
mesorchium
vasthechting testis aan dorsale lichaamswand. Bestaat uit 2 delen: mesorchium proximale(=plica vasculosa) en distale
204
vestibulum vaginae
Voorste deel van de vagina waar copulatie plaats vindt.
205
a. pulmonaria sinister/dexter
linker/rechter longslagader vanuit de rechter ventrikel.
206
Eileider
tuba uterina = oviduct = salpinx
207
vertex vesicae
apex van de urineblaas. Hierop kan littekenweefsel zitten als overblijfsel van het urachuskanaal.
208
lig. vocale
Onderdeel van de echte stemband. Deze zit samen met de m. vocalis in de plicae vocali en hecht zich vast op de processus vocalis van het arytenoïd.
209
gl. sudorifera
zweetklier
211
sinus renales
deze bevat het nierbekken en het begin van de ureter. Zit in de nier
212
ln. ischiadicus
bovenin bekken. Huid van bekkenstreek, bekkenmusculatuur en de staart.
214
papillae circumvallatae
smaakpapillen, zijn omwald en komen vooral voor op de overgang van corpus naar radix en komen niet boven het oppervlak van de tong uit
215
Recessus supra-omentalis
De ruimte waar bij Ru. de darmen inzitten, ligt naast de bursa omentalis.
216
extremitas tubaria
craniale uiteinde van de ovaria
217
septum linguae
streep in het midden van de tong
217
Lnn. mandibulares
Zit bij de onderkaak. Draineert de knopen van de kopstreek en oppervlakkige en diepe structuren van het ventrale deel van de kop en de keel.
218
lnn. lumbales
Bovenop cysterna chili. Draineert lumbale streek.
219
Ln. subiliacus
In het bekken. Draineert de diepere structureren van de bekken en organen.
220
Margo plicatus
De overgang van de proventriculus naar het pars glandularis bij de maag van het paard. Deze is duidelijk te zien van binnenuit als een scherpe rand. Dit is de margo plicatus.
221
sinus paranales
Anaalklieren bij Fe. en Ca.
222
uterus duplex
Hierbij is er een niet versmolten vagina en is er een dubbele cervix. Dit komt voor bij konijnen.
223
prominentia laryngea
adamsappel
224
ln. gastricus
Op maag bij Ca. Draineert maag.
226
auricula dextra/sinistra
rechter/linker hartoortje
227
proc. vocalis
Aanhechting m. vocalis (onderdeel echte stemband) op het arytenoïd.
229
tuberculum intervenosum
verhevenheid tussen de toekomingen van de vena cava caudalis en cranialis(ruimte= sinus venavum cavarum) om tegenstroom te voorkomen.
230
pili tactiles
tastharen
231
Ln. cervicalis superficialis
Boeglymfeknoop. Draineert de oppervlakkige structuren van hoofd en voorste lidmaat, hals en thorax.
232
Ln. colici
In het colon. Draineert de dikke darm tot en met colon transversum.
233
zona vasculosa
= medulla ovarii. Deze ligt centraal van het ovarium behalve bij Eq. daar ligt hij perifeer.
234
ln. retropharyngeus lateralis
Oppervlakkige keellymfeklier. draineert paranasale sinussen, farynx en larynx.
235
sinus pananalis
anaalzakjes, zijn ter grote van een hazelnoot en zitten zijdelings van de aars.
236
ductus excretorius
vervoert zaadvocht vanuit zaadblaasjes. Vormt samen met de ductus deferens de ductus ejaculatorius.
237
mediastinum testis
= copus fibrosum, bindweefselstreng in de lengteas van de testis
238
lobus cervicales, thoracicus en intermedius.
Lobben van de thymus.
239
processus urethrae
Het stukje urthra wat eindigd voorbij de glans penis.
240
lig. hepato gastricum/duodenale
Deze loopt van de leverpoort aan de viscerale zijde van de lever naar de curvatura minor van de maag en het begin van het duodenum.
241
facies atrialis
rechterzijde hart
242
klieren van cowper
=gl. bulbourethralis
244
plexus pampiniformes
opwinding van arteriën, venen en zenuwen naar de testis toe. De venen lopen rond de a. testicularis om via het tegenstroomprincipe de bloedtoevoer te verkoelen voor thermoregulatie. Deze is omhult door de tunica vaginalis.
245
vesicula seminalis
= gl. vesicularis ofwel zaadblaasjes
246
lig. ventriculare
Onderdeel van de valse stemband. Deze zit samen met de m. ventricularis in de plicae vestibulari en hecht vast op de processus muscularis op het arytenoïd.
247
ln. renalis
Op nieren. Draineert nieren.
248
Ductus hepaticus communis
Het gal gaat vanaf de lever door de ductus hepaticus communis, dan door de ductus cysticus naar de galblaas.
249
stratum compactum
= zona reticularis, zit dieper dan zona papillaris
250
lig. coronarium
Deze loopt samen met de vena cava caudalis van de lever naar het centrum van het diafragma.
252
lig. gastro-prenicum
Deze verbindt de cardia en saccus caecus van de maag via de slokdarm met het diafragma.
253
ln. cervicalis superficialis medialis en ventralis
Achter boeglymfeknoop. Draineert oppervlakkige structuren hoofd, voorste lidmaat, hals en thorax.
254
fascia cremasterica
Wordt gevormd door de peesplaat van m. obliquus abdominalis internus.
255
ductus thoracicus
lymfebuis door de borstholte. Collecteert en vervoert lymfe van rest van lichaam naar venen.
256
proc. muscularis
Aanhechtingspunt van de m. ventricularis (onderdeel valse stemband) op het arytenoïd.
257
lig. frenicolienale
Deze loopt van het dorsale deel van de milt naar het diafragma
259
lig. gonadale craniale
= lig suspensorium ovarri= mesovarium. Loopt van de dorsale lichaamswand naar de craniale pool van het ovarium
260
pulvinus
Haarloze verhevenheden van de huid, waarbij de epidermis ster verhoord is en de hypodermis sterk verdikt tot een kussen.
261
lig sternopericardiacum
verbindt het pericard met het sternum bij Ru. en Eq.
262
Gll. salivariae majores
Grote speekselklieren
262
ductus papillaris
Het aantal gaatjes per tepel 5-20 bij Ca. 2-3 bij Su. 1 bij kRu. en Bo. 2 bij Eq.
263
colliculus seminalis
zaadheuveltje. Hierin monden ductus ejaculatorius/excretorius/deferens en de ductuli protatici uit.
264
fimbriae tubae
De vingervormige uitsteeksels op het trechtervormige infundibulum tubae uterinae.
266
zona parenchymatosa
= cortex ovarii, perifere deel van het ovarium. Behalve bij Eq. daar ligt het centraal.
267
bulbi vestibuli
zwellichaam in vestibulum vaginae
268
fornix vaginae
vaginadeel net voor de cervix.
269
papillae conicae
kegelvormige mechanische papillen, alleen bij Bo.
271
Impressio oesophagea
Deuk in de lever zodat de slokdarm erlangs kan.
272
lig. caudale epididymis
= lig. genito-inguinale. Loopt vanaf het caudale deel van het epididymis
273
M. ventricularis
spier van de valse stemband die aanhecht op de processus muscularis op het arytenoïd die samen met het lig ventriculare in de plicae vestibulari zit.
274
Ln. retropharyngeus medialis
Achter in de keel aan het begin van de farynx. Deze draineert de paranasale sinussen en farynx en larynx. En ook de Ln. parotideus en Lnn. mandibulares.