Module 6 Flashcards

1
Q

Adolescentenliteratuur

A

Literatuur voor jongeren (bijna volwassen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Antagonist

A

Tegenspeler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bestseller

A

Boek dat goed verkoopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beeldspraak

A

Gedachte, begrip enz., in taal uitgedrukt D.m.v. beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Literaire canon

A

Lijst van belangrijkste literaire werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Censuur

A

Verbod op publicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Climax

A

Hoogtepunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Column

A

Regelmatig bijdrage aan krant, tijdschrift of site met bijzondere eigen inhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Documentaire

A

Informatieve film

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dramatiek

A

Literatuurgenre (toneel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Epiek

A

Literatuurgenre (proza)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoofdpersonage

A

Hoofdfiguur in een verhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Karakter

A

Personage dat evolueert doorheen het verhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Klucht

A

Toneelstuk dat op een platvoetse manier grappig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Klankgedicht

A

Gedicht waarbij klank het belangrijkste is, niet de inhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Komedie

A

Blijspel

17
Q

Kortverhaal

A

Kort prozawerk

18
Q

Lyriek

A

Literatuurgenre (poëzie)

19
Q

Pointe

A

Clou

20
Q

Proza

A

Verhalende taal

21
Q

Pseudoniem

A

Schuilnaam

22
Q

Rederijkerij

A

Vereniging van rederijkers (= amateurdichters en verdrachtkunstenaars)

23
Q

Reisverhaal

A

Realistisch gepresenteerd verhaal van een reis

24
Q

Ridderroman

A

Middeleeuws ridderverhaal

25
Q

Rijm

A

Gelijkheid van klank van laatste lettergrepen van versregels

26
Q

Rijmschema

A

Schematische weergave van eindrijmen in een gedicht

27
Q

Sonnet

A

Rijmend gedicht van 14 regels met wending naar einde toe

28
Q

Spanning

A

Onrustige verwachting

29
Q

Sprookje

A

Eenvoudig verhaal waarin bovennatuurlijke wezens optreden, dieren of dingen kunnen spreken

30
Q

Storyboard

A

Verzameling uitgetekende shots van scènes uit een filmscript zoals de regisseur ze voor ogen heeft

31
Q

Strofe

A

Couplet van gedicht

32
Q

Tragedie

A

Treurspel

33
Q

Trailer

A

Delen van later te vertonen film als reclame

34
Q

Type

A

Personage dat doorheen het verhaal hetzelfde blijft, onveranderlijk

35
Q

Verhaalanalyse

A

Analyseren van verhaal aan de hand van bouwstenen (vertelsperspectief, tijd, personages,…)

36
Q

Vers

A

Versregel

37
Q

Vertelperspectief

A

Perspectief van waaruit het verhaal verteld wordt