MM-8 Flashcards

1
Q

Een organisatie

A

Een samenwerkingsverband van mensen en middelen om een bepaald doel te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

4 kenmerken van een organisatie

A
  1. Mensen
  2. Samenwerken
  3. Middelen
  4. Doel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een bedrijf

A

Een organisatie, die een bepaald product en/of dienst voortbrengt en daarmee voorziet in een maatschappelijke behoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een onderneming

A

Een bedrijf dat naar winst streeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerken van ondernemingen

A
  1. Er werken mensen samen met bepaalde middelen om een doel te bereiken (organisatie)
  2. Er worden producten en/of diensten geleverd voor derden (bedrijven)
  3. Er is sprake van streven naar winst (onderneming)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bedrijven

A
  1. Streven bedrijven naar winst -> profit-bedrijven/ondernemingen
  2. Vooriet een bedrijf in een maatschappelijke begoefte zonder daarbij naar winst te streven -> nonprofit-bedrijf vb.: scholen, ziekenhuizen, rode kruis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Organisaties

A

Samenwerkingsverbanden van mensen en middelen die voor hun voortbestaan niet afhankelijk zijn van de voorziening in een maatschappelijke behoefte (vb.: caravalsgroep, kerken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Organisatiekenmerken

A
  1. Er is een doelstelling
  2. Er zijn middelen nodig
  3. De middelen moeten doelmatig worden gebruikt
  4. De taken en de daarbij behorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden moeten worden verdeeld
  5. Er wordt gebruik gemaakt van een communicatiesysteem
  6. Er worden controles ingebouwd
  7. Er moet voor gezorgd worden dat de mensen goed met elkaar omgaan
  8. Een aantal zaken worden op papier vastgesteld
  9. Men moet het geheel kunnen overzien om eventueel te kunnen bijsturen
  10. Gelijkrichte inspanning, coördinatie en samenwerking door de leiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Formele organisatie

A

Het geheel van relaties tussen personen die bewust of onbewust samenwerken, teneinde hun persoonlijke belangen direct of indirect te bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Informele organisatie

A

Het geheel van informele relaties, contacten en communicatie tussen medewerkers, met het doel hun gemeenschappelijke doelstelling te realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Algemene organisatiebeginselen

A
  1. Eenheid van leiding
  2. Eenheid van gezag
  3. Centralisatie en decentralisatie
  4. Onverbrekelijkheid van functie, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
  5. Flexabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Eenheid van leiding

A

Het afstemmen van de beperkte doeleinden van de lagere leiders o elkaar en op het uiteindelijke doel van de onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eenheid van gezag

A

Dat iedere functionaris in de organisatie steeds opdrachten kan ontvangen van een chef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Centralisatie

A

De beslissingen zo hoog mogelijk in de top van de organisatie worden genomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Nadelen van centralisatie

A
  1. Gegevens moeten via lagere niveaus naar de hogere niveaus
  2. De topleiding mist meestal de detailkennis
  3. De topleiding wordt zwaarder belast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Decentralisatie

A

De beslissing zoveel mogelijk wordt genomen, waar zich ook het probleem voordoet

17
Q

Onverbrekelijkheid van de functie, verantwoordelijkheden en bevoegdheden

A

Waneer men een functionaris een bepaald