Middeleeuwen II Flashcards

Dikgedrukte woorden en belangrijke personen

1
Q

burghers or burgesses; burgers (H8)

A

Een burger van een dorp. Doordat niet alle inwoners van een stad burger waren, waren burgers vaak de rijkste en meest machtige stadsbewoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stedelijke charters; stadsrechten (H8)

A

Een document dat een dorp of stad extensieve rechten van zelfbestuur verschafte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

communal movement; gemeenschappelijke beweging (H8)

A

De inspanning van steden en dorpen in dorpen in de centrale middeleeuwen om rechten op zelfbestuur te vestigen. Vaak werden deze bewegingen geleid door verenigingen van burgers die een gemeenschappelijke eed hadden afgelegd. Ook bekend als de charterbeweging, vanwege de charters van zelfbestuur waar burgers naar op zoek waren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

commune; gemeente (H8)

A

Een gemeente die een charter van zelfbestuur had gekregen, zoals veel steden in de elfde en twaalfde eeuw. In enkele gevallen vormden plattelandsdorpen ook communes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

usury; woeker (H8)

A

Het lenen van geld voor rente, wat door de middeleeuwse kerk verboden was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gilden (H8)

A

In algemene zin: een gemeenschap van mensen die zich bezighouden met een gemeenschappelijk doel. In een specifieke zin waren gilden echter organisaties waarmee stedelijke handelaren en ambachtslieden toezicht hielden op de opleiding, kwaliteit en verkoop van de producten die onder hun jurisdictie vielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rituele moorden (H8)

A

Beginnend met een verhaal dat zich in 1144 door de Engelse stad Norwich verspreidde, werden beschuldigingen van rituele moord een gebruikelijk voorwendsel voor aanvallen op middeleeuwse joden. In deze verhalen namen joden de rol van moordenaars op zich. Hun slachtoffers werden gewoonlijk voorgesteld als jonge jongens en hun methoden zouden de kruisiging van Jezus nabootsen. Deze valse beschuldigingen resulteerden vaak in massale christelijke aanvallen op joden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

meesters (H8)

A

Voor de stedelijke en peasant klassen, was dit de term die toegepast werd op het mannelijke hoofd van een huishouden. In stedelijke gilden, was het ook toepasbaar op een man die zijn eigen workshop of bedrijf had

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

leerlingen (H8)

A

Een jonge man (of, af en toe, een jonge vrouw) die trainde voor een ambacht of handel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

journeyman; gezel (H8)

A

Een jonge man of vrouw die een leerlingschap had afgerond, maar nog geen winkel bezat als onafhankelijke meester of meesteres. Ze werden per dag betaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

meesteres (H8)

A

De vrouwelijke variant van “meester”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

courtly love; hoofse liefde (H8)

A

Een moderne term bedacht om de ideeën over romantische liefde tussen vrouwen en mannen te beschrijven, zoals zij zich ontwikkelden in de literatuur van Frankrijk gedurende de twaalfde eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

simony; simonie (H9/hc 09-04)

A

De verkoop en koop van kerkposities, verboden door de Gregoriaanse Reformatie in de elfde eeuw
- Probleem: De hoogste functies binnen de kerk werden niet bekleed door de beste spirituele leiders. –> Protesten.
- Probleem: Tegen de goddelijke orde: De kerk stond boven het wereldlijke. –> Werd steeds meer als ketterij gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

pontificaat (H9)

A

Het kantoor van de paus of de periode van een paus’ heerschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

legate (H9)

A

Een ambassadeur van de paus die vaak extensieve macht had om namens de paus te handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

excommunicatie (H9)

A

De verwijdering uit de gemeenschap van de kerk. Aangezien middeleeuwse theologen geloofden dat de sacramenten van de kerk essentieel waren voor verlossing, betekende excommunicatie effectief verdoeming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

kardinaal (H9)

A

Gecreëerd in de elfde eeuw, de positie van kardinaal rechtvaardigde zijn houder om in pauselijke verkiezingen te participeren. Het was een eer die aan elke klerikale positie kon worden gegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

patarenes (H9)

A

In het elfde-eeuwse Milaan sloten de patarenes (of “voddenrapers”) zich aan bij de kerkhervormers tegen de grote kooplieden en de bisschop van de stad, die toen loyaal was aan de keizer. Omdat de patarenen een gemeenschappelijke eed aflegden, waren zij voorlopers van de gemeenschappelijke beweging waarmee de steden van Lombardije en elders grote rechten om zelfbestuur nastreefden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

lekeninvestituur (H9)

A

In de strikte zin is dit de praktijk waarbij leken geestelijken bekleden met de symbolen van hun kerkelijke macht. In algemene zin: de controle op kerkelijke benoemingen door leken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

canon (H9)

A

Van het Griekse woord voor “standaard” of “criterium” heeft canon veel betekenissen, waaronder a) een kerkelijke verordening, wet of decreet (vandaar canoniek recht); b) een geestelijke die in de wereld werkt, maar een quasi-monastiek leven leidt, meestal in samenwerking met een kathedraal (vrouwen stonden bekend als “kanunnikessen”); of c) wanneer gebruikt als bijvoeglijk naamwoord, een equivalent van: “gezaghebbend”, zoals in de zeven “canonieke uren” of heilige diensten, die elke monastieke dag accentueerden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

gloss (H9)

A

Een commentaar op een tekst, oorspronkelijk geschreven in zijn marges door een “glossenaar”. Dit systeem van commentaar, gevolgd door commentaar op commentaar, was een kritieke methode van scholastiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

interdict (H9)

A

Een vorm van massa excommunicatie, een interdict verbood de viering van christelijke diensten of sacramenten in een specifiek gebied. Naast andere dingen, betekende een interdict dat er geen baby’s gedoopt, geen koppels getrouwd en geen doden juist begraven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

antiklerikaal (H9)

A

Oppositie voor de invloed van de geestelijkheid. In de middeleeuwen, antiklerikalisme benadrukte a) de hebzucht en slechtheid van de geestelijkheid, b) de onnodige rol van de geestelijkheid in de sacramenten of c) allebei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

pauselijke curia (H9)

A

Het pauselijke hof en zijn bureaucratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

pauselijke bul (H9)

A

In algemene zin, een document geratificeerd door een zegel. Een pauselijke bul is dus een autoritair document met een pauselijke zegel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Estates General (H9)

A

De representatieve bijeenkomst van Frankrijk, voor het eerst bijeengeroepen door Filips IV de Eerlijke (r. 1285-1314)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

romanesque (H10)

A

Een stijl binnen de architectuur die overheersend was tot de twaalfde eeuw en gekarakteriseerd wordt door ronde bogen en stenen gewelven ondersteund door dikke muren en kolommen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

gothisch (H10)

A

Een stijl binnen de architectuur dat zijn oorsprong kent in twaalfde-eeuws Frankrijk, gekarakteriseerd door het gebruik van vliegende steunbenen, puntige bogen en ribgewelven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

katharen/albigenzen (H10/hc 22-04)

A

Aanhangers van een dualistische ketterij in de centrale middeleeuwen
- God een zuiver spiritueel principe.
- Materiële wereld werk kwade demiurg.
- Geen plaats menswording Christus, wederopstanding, kerkelijke sacramenten.
= Materiële wereld is het kwaad, geen ruimte voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

dualisme (H10)

A

Een filosofie of religie dat de nadruk legt op het conflict binnen de twee contrasterende krachten van goed en kwaad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

oblaten (H10)

A

In algemene zin, een gift. In specifieke zin, het geven van jonge kinderen aan kloosters om opgevoed te worden als monnik of non. Dit gebruik werd ontmoedigt door de kerk, en stierf uit in de centrale middeleeuwen. De term is ook toepasbaar op giften die parochianengewoonlijk gaven aan priesters in ruil voor het het uitvoeren van huwelijken, begrafenissen en andere diensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

priorij (H10)

A

Een kloostergemeenschap, geregeerd door een prior of priores. Soms waren priorijen onder de autoriteit van een superieure abdij, maar soms waren ze gewoon relatieve kleine gemeenschapjes. In sommige grote abdijen, regeerde de prior of priores niet over een afzonderlijke gemeenschap, maar was hij/zij second-in-command

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

kloosterorde (H10)

A

Een groep kloosters gelinkt door a) een gemeenschappelijke kloosterregel of b) formele structuren of administratie en overheid (de eerste hiervan was de orde van Cluny, waarin Cluny de hoofdabdij was en alle andere huizen priorijen waren onder Cluny’s toezicht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

kathedraalscholen (H10)

A

Scholen die aan een kathedraal verbonden waren en daardoor zich in stedelijke omgeving bevonden. Kathedraalscholen kwamen meer voor in het noorden en gemeentescholen in het zuiden; beiden waren deel van de elfde-eeuwse expansie van educatie die in de twaalfde eeuw leidde tot de oprichting van universiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

hostie/Eucharistie (H10)

A

Het christelijke sacrament dat het Laatste Avondmaal herdenkt. Door de leer van de transsubstantie, goedgekeurd door het Vierde Concilie van Lateranen in 1215, werden het eucharistische brood (de hostie) en de wijn tijdens de mis getransformeerd in het lichaam en bloed van Christus. Dit wonder wordt gevierd op het feest van Corpus Christi (“Lichaam van Christus”), ingesteld in de dertiende eeuw en ongeveer twee maanden na Pasen gevierd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

militaire ordes (H10)

A

Ontwikkeld tijdens de kruistochten, militaire ordes combineerden de vaardigheden van soldaatschap met de ontberingen van het kloosterleven. De grootste waren de Tempeliers, de hospitaalridders, Teutoonse ridders en de ridders van Santiago de Compostela (toegewijd aan het bevechten van de moslims in Iberië)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

begijn (H10)

A

Vrouwen die in religieuze gemeenschappen leefden, maar zonder kerkelijke heiligheid of regulatie. Begijnen en begijnenhoven bloeiden in Noordwest-Europa in de dertiende eeuw, maar werden in de vroege veertiende eeuw onderdrukt door de kerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

friars; broeders (H10)

A

Een lid van de Dominicaanse of Franciscaanse orde, beiden opgericht in de vroege dertiende eeuw. Niet gebonden aan de obligatie van het blijven in een klooster (zoals monniken en nonnen), broeders bewogen zich door Europa en stonden bekend als predikers, inquisiteurs en professors. Bekend als mendicanten, omdat ze bedelden om te overleven, stonden leden van de Karmeliet en Augustijner ordes ook bekend als broeders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

kruisvaardersstaten (H11)

A

De vier staten die opgericht werden na de Eerste Kruistocht: 1) het graafschap Edessa, 2) het principaat Antioch, 3) het graafschapTripoli en 4) het koninkrijk Jeruzalem (wiens koningen in theorie ook de andere drie regeerden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

inquisiteurs (H11)

A

Een kerkofficier, vaak een Dominicaanse broeder, die speciale macht gegeven was door de paus om ketters op te sporen en te straffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

ministerials; ministers (H12)

A

Een laaggeboren ridder die werkte voor het Heilige Roomse Rijk en zijn interesses in de Germaanse vorstendommen beschermde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

sheriff (H12)

A

Een Engelse officier die diende als een link tussen het district waar hij werkte en de koninklijke administratie aan wie hij antwoorde. In tegenstelling tot de Franse bailiffs wiens loyaliteit aan de kroon absoluut was, waren Engelse sheriffs lokale mannen die lokale interesses met koninklijke verantwoordelijkheden balanceerden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

itinerant judges; rondtrekkende rechters (H12)

A

Voornamelijk gebruikt door de Engelse kroon, deze rechters trokken door het platteland en oefenden het koninklijke recht her en ver uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

gewoonterecht (H12)

A

Als ontwikkelt in Engeland in de twaalfde eeuw, gewoonterecht kende twee kritieke kenmerken: 1) het was de wet van de koning, beschikbaar voor alle vrije mensen in het rijk en 2) het was gebaseerd op gebruik en precedent, niet statuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

parlement (H12)

A

Een juridisch lichaam, belangrijk in de administratie van koninklijk recht in Frankrijk. In Frankrijk stond deze bekend als de Estates General

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

curia regis (H12)

A

Het koninklijk hof of raad in Engeland. Van het recht van grote mannen die de koning adviseerden, ontwikkelde langzaamaan sommige van de raadgevende mogelijkheden van Engelse parlementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

prelaten (H12)

A

Een hoge kerkofficier, zoals een bisschop of abt. Een vrouwelijke abt kon hier soms ook toe behoren, maar vaak was dit niet het geval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

apanages (H12)

A

Een territoriaal bezit, vaak afkomstig uit het koninklijke domein, dat door de Franse koning aan een van zijn familieleden was gegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

scholastiek (H13/hc 23-04)

A

Een filosofisch systeem dat zijn hoogtepunt bereikte onder het werk van Thomas Aquinas (c. 1225-1274). Scholastiek gebruikte reden om conflicterende autoriteiten te herenigen en om coherente intellectuele systemen te creëren uit het rommelige overvloed aan voorgaande geschriften en meningen. Deze methode bevatte grondige studie, respect voor voorgaande autoriteiten en logisch denken

o Instrument om tegenstrijdige uitspraken auctoritates te verzoenen.
o Meer concreet: Methode om via grammaticale/semantische distincties en logische technieken vraagstukken op te lossen.
- Ingewikkeldere logica van Aristoteles.
o Basistechniek: de quaestio = vraagstelling.
o In schoolverband: disputatio
» Een van de eerste schoolmeesters die deze techniek heel goed beheerste: Abelard: Sic et Non (Ja en Nee).
- In groepsverband: Discussies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

chansons de geste (H13)

A

Letterlijk “liederen van de grote daden”, deze heldendichten waren voornamelijk populair onder de aristocratie van Noord-Frankrijk in de elfde en twaalfde eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

romantiek (H13)

A

Een literair genre dat in de late twaalfde eeuw in Frankrijk opkwam, deze historische verhalen vonden vaak plaats in historische of legendarische tijden plaats, zoals de tijd van koning Arthur. Ze onderzochten de grote daden van krijgers, net zoals de conflicten die konden ontstaan tussen de feodale loyaliteiten en de hoofse liefde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

fabliaux (H13)

A

Stedelijke verhalen gevuld met satire, seks en comedie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

fabels (H13)

A

Een genre van stedelijke literatuur, fabels waren vaan allegorieën waarin karakters gerepresenteerd werden als dieren. Renard de Vos, een kundige en gewetenloos karakter, die iedereen die hij tegenkomt voor schut zet, is de held van vele fabels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

mysterie (toneel)stukken (H13)

A

Toneelstukken gemonteerd door stedelijke gilden die verhalen van de Bijbel vertelden. Een hele mysteriecyclus begon met de Creatie en eindigde met het Laatste Oordeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

conciliaire beweging (H14)

A

Een late middeleeuwse beweging (c. 1374-1449) om concilies in plaats van de paus de opperste autoriteit binnen de kerk te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

cortes (H15)

A

De representatieve assemblages van de christelijke koninkrijken van het Iberische schiereiland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

diet; rijksdag (H15)

A

Van het Latijn voor “dag”, een assemblage in de Germaanse staten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

humanisme (H16)

A

Een intellectuele beweging, wiens vroegste begin met Francesco Petrarca (1304-1374) wordt geassocieerd, waarbij de nadruk lag op a) bewondering voor de klassieke oudheid, b) het educatieve belang van literatuur, kunst en geschiedenis en c) een optimistische schatting van het menselijke potentieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

feodalisme, volgens het juridische of rechtshistorische model (hc 08-04)

A

Een systeem van landbezit en – gebruik dat gebaseerd is op tijdelijke en voorwaardelijke landgebruik-overeenkomsten (feuda of beneficia).
- Een sociale band (heer-vazal): Consilium et auxilium.
- Vroeger gescheiden, vanaf Karolingers gecombineerd?
- “Hommage” (leenhulde) en “investituur”.
- Piramideschema:
Maar: Eigenlijk veel rommeliger, want iemand kon vazal zijn van verschillende leenmannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

feodalisme, volgens Marxistische of historisch materialistische model (hc 08-04)

A

Feodale productiewijze.
- Tussen “antieke” en “(vroege) kapitalistische” productiewijzen.
- Surplus wordt gevormd door arbeid van horigen (i.p.v. slaven of loonarbeiders).
- Niet per se Middeleeuws of Europees.
- Vaak: Competitie tussen centrale autoriteit en heersende klasse.

61
Q

feodalisme, volgens sociaalhistorische of sociologische model (hc 08-04)

A

Marc Bloch, La société féodale (1939).
- Beschreef als eerste de feodale maatschappij.
- Een onderworpen boerenstand.
- Prevalentie (veel voorkomendheid) van leengoederen voor diensten (fiefs).
- Dominantie van een aristocratische strijdersklasse.
- Het overheersen van persoonlijke banden van gehoorzaamheid.

In eerste instantie dus niet erfelijk!
- De versplintering van het openbaar gezag.
- Het voortbestaan van andere (eerdere) vormen van verbondenheid.

Allerlei verbanden door elkaar heen.

62
Q

Kerkelijke concilies (hc 09-04)

A

Belangrijke vergaderingen waar de christelijke doctrine wordt bepaald.

63
Q

Investituur (hc 09-04)

A

Het overhandigen van macht in een bepaalde ceremoniële plechtigheid.

64
Q

Reichskirchensystem (hc 09-04)

A

In een rijkskerkenstelsel (Duits: Reichskirchensystem) vertrouwde een middeleeuwse Europese vorst zo veel mogelijk land en bestuurszaken toe aan door hem benoemde rooms-katholieke bisschoppen en abten in de plaats van aan leken. Dit deed de vorst omdat katholieke geestelijken celibatair dienden te leven en daarom geen wettelijke erfgenamen konden verwekken die hun leengoed konden overnemen bij hun dood. Het gebied dat zij bestuurden zou daarom automatisch weer in handen van de vorst komen, die dan zelf weer een vertrouweling op die positie kon benoemen. Anderzijds kon de vorst zo ook invloed uitoefenen op de Kerk.

65
Q

Paus Leo IX (hc 09-04)

A

(p. 1049 tot 1054)
o Hervormingen.
o Uitbreiding pauselijke macht.
o Oorzaak Oost-Westers schisma.
o Conflict met Normandië leidde tot de kruistochten.

66
Q

Nicholaïsme (hc 09-04)

A

Priesterlijk huwelijk geaccepteerd en veel voorkomend.
- Probleem van erfopvolging; kerkelijk bezit verdeeld.
- Probleem van puurheid: Ze moesten een huwelijk met de kerk aangaan.

67
Q

Hendrik IV (hc 09-04)

A

Hendrik IV (1050-1106) was een Duitse koning en Heilige Roomse keizer die regeerde tijdens de Investituurstrijd, een conflict tussen kerk en staat over de benoeming van bisschoppen. Hij is vooral bekend vanwege zijn vernederende tocht naar Canossa in 1077, waar hij paus Gregorius VII om vergeving smeekte om een excommunicatie op te heffen. Hendrik IV herstelde later zijn macht en bleef een invloedrijke, zij het omstreden, figuur in de Europese middeleeuwse politiek.

68
Q

Gregorius VII (hc 09-04)

A

Gregorius VII (reg. 1073-1085) was een paus die bekend stond om zijn rol in de Investituurstrijd, een conflict met keizer Hendrik IV over de benoeming van bisschoppen. Hij introduceerde hervormingen om de onafhankelijkheid van de kerk van de wereldlijke macht te versterken, vastgelegd in het Dictatus Papae. Zijn confrontatie met Hendrik IV leidde tot het iconische moment van de tocht naar Canossa, waar de keizer smeekte om vergeving om zijn excommunicatie ongedaan te maken.

69
Q

Synode van Worms (hc 09-04)

A

De Synode van Worms, gehouden in januari 1076, was een bijeenkomst van Duitse bisschoppen en edelen onder leiding van keizer Hendrik IV. Tijdens deze synode verklaarde Hendrik IV paus Gregorius VII afgezet, omdat hij diens gezag over de investituur van bisschoppen niet erkende. Dit leidde tot de excommunicatie van Hendrik IV door Gregorius VII en verergerde het conflict tussen kerk en staat dat bekend staat als de Investituurstrijd.

70
Q

Canossa (hc 09-04)

A

Hendrik IV besluit Gregorius te ontmoeten in Canossa, van Mathilde van Toscane (familie Hendrik). Hugo van Cluny was de bemiddelaar. Gregorius VII vergaf uiteindelijk Hendrik IV, dit wordt gezien als een belangrijk moment in de investituurstrijd

71
Q

Concordaat van Worms (hc 09-04)

A

Het Concordaat van Worms, ondertekend in 1122, was een akkoord dat een einde maakte aan de Investituurstrijd tussen de paus en de Heilige Roomse keizer (Hendrik V en paus Calixtus II). In deze overeenkomst werd bepaald dat de kerk de geestelijke investituur van bisschoppen zou verrichten, terwijl de keizer hen wereldlijke macht en privileges kon toekennen.

72
Q

kruistocht (hc 15-04)

A

Een gerechtvaardigde oorlog, voor het eerst (1096-99) opgeroepen door Paus Urbanus II (r. 1088-99) nadat de Byzantijnse keizer hem om hulp vroeg tegen de moslims met als doel Jeruzalem te bevrijden

73
Q

primogenituur (hc 15-04)

A

De oudste zoon is de enige opvolger

74
Q

De val van Jeruzalem (hc 15-04)

A

1099: Christelijke legers van de Eerste Kruistocht richtten een bloedbad aan in de stad

75
Q

Tweede Kruistocht,1147-49 (hc 15-04)

A

o Paus: Eugenius III.
o Leiders: Franse heersers, Lodewijk VII en Koenraad III.
o Doel: Herovering Edessa.
o Vijand: Salah al-Din (Saladin): Sultan van Egypte.
- Grootste bedreiging: Heel succesvol in het voeren van militaire campagnes.
- Slag van Hattin 1187.
o Bonus:
- Bernard van Clairvaux.
- Militaire ordes: Monniken te paard.
 Tempeliers (f. 1119).  Werden de bankiers van Europa.
 Johannieterorde (f. 1113).
Oorspronkelijk pelgrims te beschermen, later: Kruisvaardersstaten verdedigen.

Verloop:
o Edassa al snel verloren, aandacht naar Damascus.
o Christenen verliezen Jeruzalem bij de Slag van Hattin (1187).
- Paus sterft aan een hartaanval.

76
Q

Derde Kruistocht, 1189-92 (hc 15-04)

A

o Paus: Gregorius VIII
o Leiders: Richard I van Engeland, Philip Augustus van Frankrijk, Frederik Barbarossa van Heilig Romeinse Rijk
o Tegenstander: Saladin
o Doel: Jeruzalem weer over te nemen
o Bonus:
- Fondsen: Enorm budget uit hoge belastingen.
- Over zee.

Verloop:
o Philip Augustus probeert Engels land bij Fr te krijgen.
- Richard I op kruistocht, prins Jan (broer) probeert de troon over te nemen (was zwak).
- Duitse koning neemt Richard I gevangen voor losgeld.
o Frederik Barbarossa stierf in de kruistocht.

Niet-succesvol:
o Jeruzalem niet verovert.
o Verschillende belangen.

77
Q

Vierde Kruistocht, 1202-04 (hc 15-04)

A

o Oorsprong: pauselijke initiatief; oproep Alexios Angelos
o Paus: Innocentius III
o Leiders: o.a. doge van Venetië, Baudoin van Vlaanderen
o Tegenstander:??
o Doel: Jeruzalem weer over te nemen
o Bonus:
- Ondersteuning van Venetië.

Verloop:
o Alexios Angelos had hulp nodig in Constantinopel.
- Werd afgezet en vermoord.
o Kruisvaarders al in Constantinopel.
- Besloten deze voor het Westen te veroveren.
- Ramp! Leidde tot meer divisie tussen het Oosten en het Westen.

78
Q

Reconquista (hc 15-04)

A

Spanje: Verovering gebied op de moslims

79
Q

Wat is een kruistocht? Historici verdeeld (hc 15-04)

A

o Traditionalisten: alleen Jeruzalem
o Pluralisten: pauselijke autorisatie
o Spiritueel/psychologisch: spirituele impuls
o Generalisten: elk vorm van Heilige Oorlog

80
Q

Karel de Eenvoudige (hc 16-04)

A

De Karolingische koning die land gaf aan Noorman Rollo de Deen

81
Q

Rollo de Deen (hc 16-04)

A

Werd vazal en christelijk toen hij Normandië kreeg van Karel de Eenvoudige

82
Q

Emma/Ælfgyfu (hc 16-04)

A

Dochter van Richard I en zus van Richard II. Trouwde in 1002 met de Angelsaksische koning Æthelred met wie ze kinderen krijgt. Moet vluchten nadat Sven Gaffelbaard het land overneemt (1013/14), maar komt na zijn dood in 1014 weer terug. Dan sterft Æthelred (1016) en trouwt Emma met de zoon van Sven, Cnut. Met hem krijgt ze ook kinderen.

83
Q

Cnut (hc 16-04)

A

Koning van Engeland van 1016-1030. Trouwde met Emma

84
Q

Cluny (hc 22-04)

A

o Klooster in Bourgondië.
o Hertog Willem in Aquitanië en abt Berno. = Stichters (901/910).
- Afspraak: Autonomie. Klooster onafhankelijk van de stichters, direct onder de macht van de paus.  “Ver weg” en weinig macht.
o Spiritueel hervormingsprogramma (bescherming van Petrus).
o Voortdurend gebeden; Door hen te supporten, vergroot je je kans om in de hemel te komen.
o Klooster als een soort “hemel op aarde”: Heel rijk.
o Sterke abten met lange carrières (administratie & diplomatie).
- Odo (926-944).
- Mayeul (965-994).
- Odilo (994-1048).
- Hugo (1049-1109).
o Organisatie van Cluny’s religieuze “imperium”.
- Moederklooster en tal van afhankelijke priorijen.  Abt van Cluny haast net zo machtig als de paus.
- Daarnaast ondergeschikte kloosters met eigen satellieten.
- Bovenstaande twee waren lastig te onderscheiden.
- Indrukwekkend bouwprogramma.
- Symbiose groei Cluny en emancipatie pausdom tijdens investituurstrijd.
 Ondersteunen elkaar: Veel pausen waren eerst monnik in Cluny.
 Cluny was onafhankelijk aan wereldlijke macht.

85
Q

Gorze (hc 22-04)

A

o Oorsprong in Lotharingen, ca. 933.
o Confederatie van strenge Benedictijnerkloosters in Duitse Rijk.
o Systeem van affiliaties.
- Kloosters sluiten zichzelf erbij aan, maar blijven onafhankelijk.
o Weinig documenten overgeleverd.

86
Q

Kartuizers (hc 22-04)

A

Elke monnik woont op zichzelf in het klooster, komen alleen samen in de kerk, praten niet. –> Mengeling kloosterleven en kluizenaarsbestaan.

87
Q

Kanunniken (hc 22-04)

A

Priesters van collegiale kerken
- Meerdere priesters die een kerk runnen.
- Priesters hebben ook een leven naast de kerk (huis, bezit).

88
Q

Reguliere kanunniken (hc 22-04)

A

Kanunniken die een regel aannemen, die zich als monnik gaan gedragen.

89
Q

Cisterciënzers (hc 22-04)

A

o Stichting Cîteaux in 1098.
- Strengere regel, wel Benedictijns (puriteins).
o Belangrijke wetgeving: de Carta Charitatis en kapittelstatuten (afgevaardigden die samen stemden)&raquo_space; Cisterciënzers als eerste “echte” kloosterorde.

90
Q

Waldensians/Pauvres de Lyon (hc 22-04)

A

o Ca. 1176: Walde/Waldo, kledingkoopman en bankier in Lyon = Stichter.
o Met discipelen leven in armoede.
o Bijbelvertalingen en zelf preken.  Bedreiging leer v.d. kerk.
o Verzoening met kerk (1181) en latere veroordeling (1184)
o Splitsing beweging en gedeeltelijke acceptatie t.t.v Innocentius III.

91
Q

Humiliati/Umiliati (hc 22-04)

A

o Lekenbeweging in Lombardije.
o Veroordeeld in 1184.
o Compromis en verzoening: 3 ordes:
1. Mannen- en vrouwenkloosters (met mannen als priesters).
2. Contemplatieve leken in gemeenschappen.
3. 3e orde van getrouwde leden met penitentiaire levensstijl.

92
Q

Dominicanen (hc 22-04)

A

o 1206: Begin prediking tegen Katharen door de kanunnik Dominicus Guzman.
o 1215: Ontstaan van de orde met regel van Augustinus.
o Combineren van armoede en discipline met theologische geleerdheid.
o Effectieve predikers en inquisiteurs.
- Hoog opgeleid, goed met ketters.
- Grootste geleerden uit deze tijd.

93
Q

Franciscanen (hc 22-04)

A

o Ontstaan als lekenbeweging, geïnitieerd door koopmanszoon Franciscus van Assisi.
o Evangelische armoede.
o “Goedgekeurd” door paus Innocentius III in 1209: Vroeg toestemming.
o Steeds meer geestelijken sloten zich hierbij aan.
o Transformatie tot een goed georganiseerde orde van geleerde predikers en theologen.
o Eigen regel: Nieuw (geschreven door Franciscus in samenwerking met Cardinaal-Protector Hugolino van Ostia), goedgekeurd door paus in 1223.
- Leven als Christus.
o Grote trots, maar ook “de mindere orde”.
o Zeer populair: Ook inzetten voor de armen.

94
Q

Clara van Assisi (hc 22-04)

A

Clara van Assisi (1194-1253) was een Italiaanse edelvrouw en volgelinge van Franciscus van Assisi, die bekend werd als de stichteres van de Orde van de Clarissen.

95
Q

tertiarissengemeenschappen (hc 22-04)

A

Gewone vrouwen die een orde werden binnen hun huizen

96
Q

Cura Monialiam (hc 22-04)

A

Mannelijke zorg voor vrouwelijke kloosterlingen

97
Q

Welke kloosterregel was eigenlijk dominant in West-Europe tussen de 9e en de 12e eeuw?

A

Regel van Benedictus

98
Q

Welle religieuze regels speelden naast deze regel een rol in de organisatie van nieuwe religieuze orders in de twaalfde en dertiende eeuw?

A

Regel van Augustinus (flexibiliteit)

99
Q

Vanaf welk moment kunnen we echt spreken van georganiseerde kloosterorden en welke orde wordt een soort van model voor andere religieuze orden?

A

Wanneer ze samenwerken onder een kapittel (als een organisatie)

100
Q

We maken binnen de wereld van de religieuze orden een onderscheid tussen monniken, reguliere kanunniken en bedelorden. Kan je van elk van deze groep belangrijke exponenten benoemen en begrijp je het onderscheid tussen deze groepen?

A

Monniken en kanunniken: Naar binnen gericht. Bedelorden: Naar buiten gericht.

101
Q

Kan je argumenten aandragen voor het succes van de bedelorden in de dertiende eeuw en kan je enkele centrale karakteristieken van de twee grootste bedelorden benoemen?

A

Bedelorden trekken naar de steden (hun doelgroep) en vinden potentiële rekruten.

102
Q

Wat wordt er verstaan onder reclusen en begijnen en waar kom je begijnen en reclusen in de late middeleeuwen vooral tegen?

A

Vrouwenbewegingen.
- Begijnen: In de steden, in hoven.

103
Q

Waarom stonden vele kerkelijke autoriteiten heel ambivalent tegenover begijnengemeenschappen en andere niet volledig binnen de clausuur levende religieuze vrouwen? Wat zegt dat wellicht over geaccepteerde en niet geaccepteerde rollen van vrouwen in de religieuze en publieke ruimte?

A

Aan de ene kant aangemoedigd, aan de andere kant terughoudend.
- Leken zeggen allerlei dingen:
 Canon.
 Vervolgingen.

104
Q

Renaissance 12e eeuw (hc 23-04)

A
  • Individualisme.
  • Zucht naar een schoner leven.
  • Optimisme.
  • Bezinging schepping: Positief over het wereldlijke leven.
  • Herovering klassieke vormentaal.
  • Wel alles binnen het christendom.
  • Ambities: Bouw kathedralen.
  • Zelfbewustzijn eigen kunnen.
     Bouwen op de traditie, maar een stapje verder.
105
Q

Sententiën (hc 23-04)

A

verzamelingen theologische uitspraken. Meest bekend: Sententiën van Petrus Lombardus» later het theologiehandboek aan de Universiteit> Sententiëncommentaren 13-17e eeuw.

106
Q

faculteiten (hc 23-04)

A

o De basis: artes liberales + filosofie in de artes faculteit.
- Logica.
- 4 kanten van het getal (zoals muziek).
- 7jarige duur.
o De ‘hogere’ faculteiten:
- Rechten.
- Theologie.
- Geneeskunde.
»in alle gevallen: een tekstgerichte aanpak.
- Universiteiten specialiseerden zich.

107
Q

Imperator/keizer (hc 06-05)

A

Oorspronkelijk hoogste militaire functie, later “hoogste heerser over iedereen”.
- Formele, universele machtsaanduiding.

108
Q

Koning (hc 06-05)

A

Territoriaal heerser en als legeraanvoerder/sacraal koningschap/
- Erfelijke leider van een land (nu), langzame ontwikkeling.
- Oorspronkelijk “clanleider”, legerleider.  Gekozen door prestige en hun verbintenis met het goddelijke (sacraal).
 Afhankelijk van militaire prestaties.

109
Q

Duces/hertogen (hc 06-05)

A
  • Oorspronkelijk: Iemand die dankzij de koning leider werd van een bepaald gebied.
  • Later zelfstandige territoriale leiders, erfelijk (dynastieën).
110
Q

Graven (hc 06-05)

A
  • Functionaris die namens de koning toezicht houdt op een bepaald gebied of activiteit.
  • Eigen ambten; marktgraaf = markies.
  • Steeds zelfstandiger, eigen territorium.
111
Q

Willem de Veroveraar (hc 06-05)

A

Willem de Veroveraar (1028-1087) was de hertog van Normandië die in 1066 Engeland binnenviel en de Slag bij Hastings won, waarbij hij koning Harold II versloeg en de Engelse troon opeiste. Na zijn overwinning werd hij gekroond tot koning Willem I van Engeland, waarmee hij de Normandische heerschappij over het land vestigde en een nieuw tijdperk van Normandische invloed in Engeland begon.

112
Q

Magna Carta (hc 06-05)

A

Nadat Jan zonder Land (Engeland) Frans gebied kwijtraakte, ondertekende hij de magna carta waarin de autonomie van de Engelse adel werd gegarandeerd

113
Q

Honderdjarige oorlog (hc 06-05)

A

De Honderdjarige Oorlog (1337-1453) was een reeks conflicten tussen het Koninkrijk Engeland en het Koninkrijk Frankrijk, voornamelijk over de aanspraak op de Franse troon. Deze langdurige oorlog resulteerde uiteindelijk in een Franse overwinning en had diepgaande gevolgen voor beide landen, waaronder politieke en sociale veranderingen. De oorlog werd gekenmerkt door beroemde veldslagen en figuren zoals Jeanne d’Arc.

114
Q

Wars of Roses (hc 06-05)

A

De Wars of the Roses (1455-1487) waren een reeks Engelse burgeroorlogen tussen de huizen Lancaster en York, beide takken van het koninklijk huis Plantagenet, die streden om de Engelse troon. De conflicten eindigden met de overwinning van Henry Tudor (Henry VII), die het huis Lancaster vertegenwoordigde, en de oprichting van de Tudor-dynastie.

115
Q

Hugo Capet (hc 06-05)

A

Hugo Capet (ca. 940-996) was de eerste koning van Frankrijk uit het huis Capet en regeerde van 987 tot zijn dood in 996. Zijn kroning markeerde het begin van de Capetiaanse dynastie, die meer dan 300 jaar over Frankrijk zou heersen. Hij vestigde een stevige basis voor de monarchie, ondanks aanvankelijke beperkte controle over het koninkrijk.

116
Q

Karel V (hc 06-05)

A

Karel V (1500-1558) was een machtige heerser van het Habsburgse rijk, bekend om zijn rol als koning van Spanje en keizer van het Heilige Roomse Rijk. Hij regeerde over een uitgestrekt gebied, waaronder delen van Europa, Amerika en delen van Afrika en Azië. Zijn bewind wordt gekenmerkt door politieke, militaire en culturele ontwikkelingen, waaronder de Reformatie en de opkomst van het Spaanse rijk als een wereldmacht.

117
Q

bonum commune (hc 06-05)

A

“Bonum commune” is een Latijnse term die wordt vertaald als “het gemeenschappelijk goed” of “het algemeen belang”. Het verwijst naar het welzijn of het algemene belang van een gemeenschap, natie of samenleving als geheel, in tegenstelling tot het persoonlijke belang van individuen of groepen.

118
Q

Ostsiedlung (hc 07-05)

A

De Ostsiedlung, ook bekend als de Oostkolonisatie, was een proces dat plaatsvond tijdens de middeleeuwen in het Heilige Roomse Rijk, waarbij Duitse kolonisten naar het oosten trokken om nieuwe gebieden te koloniseren en te germaniseren. Dit proces begon in de 12e eeuw en versnelde in de 13e eeuw, en resulteerde in de vestiging van Duitse boeren, ambachtslieden en steden in Oost-Europa, voornamelijk in gebieden zoals het huidige Polen, Tsjechië, Hongarije en de Baltische staten. De Ostsiedlung droeg bij aan de verspreiding van de Duitse cultuur, taal en politieke invloed in deze regio’s.

119
Q

Drieslagstelsel (hc 07-05)

A

Eerst tweeslagstelsel (1/2 lag braak tegen plantenziektes), nu drieslagstelsel (1/3 lag braak).

120
Q

Stadsluft macht frei (hc 07-05)

A

“Stadsluft macht frei” is een Duitse uitdrukking die letterlijk vertaald betekent “stedelijke lucht maakt vrij”. Het verwijst naar het middeleeuwse concept dat mensen die een jaar en een dag in een vrije stad verbleven, vrij zouden zijn van hun heerlijke verplichtingen elders. Het idee was dat de vrijheid van stadsburgers gunstig was voor economische en sociale mobiliteit.

121
Q

Archipelsteden (hc 07-05)

A

Het concept van “archipelsteden” verwijst naar een stedelijk landschap dat bestaat uit een verzameling van steden en dorpen verspreid over een groep eilanden of eilandketens. Deze steden zijn vaak met elkaar verbonden door maritieme handel en hebben een gemeenschappelijke maritieme cultuur en geschiedenis. Archipelsteden worden gekenmerkt door hun afhankelijkheid van maritieme middelen en transport voor handel, communicatie en vervoer.

122
Q

Podesta (hc 07-05)

A

Soms een tijdelijke, vreemde dictator aangesteld (Italië).

123
Q

Devotio moderna (hc 13-05)

A

verinnerlijking van het geloof
o Algemeen en specifiek.
o Beweging gedragen door leken en clerus.
o De rol van Geert Groote d. 1384 (Deventer).
o Vroege ontwikkeling.
o Specifieke kenmerken:
- Nadruk op innerlijke beleving geloof.
 Eigen verantwoordelijkheid zielenheil.
 Goed gebedsleven, religieuze literatuur, naastenliefde.
- Concentratie op passieverhaal en christocentrische devotie.
- Intensivering gebedsleven.
- Lezen opbouwende literatuur.
- Onderricht aan leken.

124
Q

observantiebeweging (hc 13-05)

A

o Vernieuwingsbeweging in religieuze orden.
o ‘Terugkeer’ naar de regel.
- Observantie: Je houden aan de regel.
- Op het verleden gericht.
o Grote uitbouw bestaande en nieuwe orden.
o Gaat gepaard met polemieken: Veel geschreven, want veel discussie.
- Ook veel religieuze historiografie (herschrijven eigen geschiedenis).
o Inzetten voor christianiseren gehele maatschappij (vgl. devotio moderna).
- Transformatie prediking.
o Steeds meer gericht op het lijden van Christus.  Arma Christi: De wapens van Christus.

125
Q

Artes moriendi (hc 13-05)

A

De kunst van het sterven

126
Q

sodomie (hc 13-05)

A

alle seks die niet op voortplanting is gericht

127
Q

Pauselijk schisma (hc 13-05)

A
  • Paus in Rome en in Avignon.  Excommuniceerden elkaar, volk moet voor zichzelf beslissen (obediënties).
  • Splitsingen binnen de ordes.
  • Angst bevolking: Verkeerde paus = hel.
128
Q

Lollarden (hc 13-05)

A

In Engeland
o ‘Ketterse’ beweging late 14e/vroege 15e eeuw.
o Lollard = Nederlands scheldwoord voor mensen die wartaal spreken.
o Deels geïnspireerd door John Wycliff, de Euchanistia (1379).
- Bijbellezen in volkstaal
- Antiklerikalisme
- Universeel priesterschap alle (mannelijke) gelovigen: RADICAAL!  Voorloper Reformatie?
o Vervolging:
- Decreet De heretico comburendo (1401): Over het opbranden van ketters.
- Arundel Constitutions (1407).
- John Badby: Eerste slachtoffer.
- Honderden executies, met steun van wereldlijke machten.

129
Q

Hussieten (hc 13-05)

A

In Tsjechië
o Theoloog Jan Hus (c. 1369-1415).
o Hussieten kritiek op katholieke sacramentsleer en andere posities deels ontleend aan Wycliff.
o Verschillende etnische groepen: Ulraquisten, Taborieten, Orebieten.
o Jan Hus op de brandstapel.
o Opstand en ‘Hussietenkruistocht’.
o Uiteindelijk compromis met Rome & Duitse Rijk: Ander laatste avondmaal.

130
Q

Hadewijch (wc 23-05)

A

Dichteres en mystica. Zij was een heel invloedrijke begijn wiens autoriteit compleet op haarzelf berustte

131
Q

Chansonnie (wc 23-05)

A

Dichtbundel, niet representatief (weinig vrouwen)

132
Q

Polyfonie (wc 23-05)

A

Meerklankigheid, ingewikkeld (vrouwen geen composers)

133
Q

Troubadour en trouveres (wc 23-05)

A

Zongen in verschillende talen. Troubadour = Zuid-Frankrijk en trouveres = Noord-Frankrijk

134
Q

Contrafact (wc 23-05)

A

Een lied met een nieuwe tekst op een bestaande melodie

135
Q

Jehan Bodel (hc 13-05)

A

Jehan Bodel was een Frans dichter en toneelschrijver uit de 12e eeuw, bekend om zijn bijdragen aan de middeleeuwse Franse literatuur, vooral zijn chansons de geste (heldendichten) en zijn dramatische werken. Hij wordt beschouwd als een belangrijke figuur in de ontwikkeling van het middeleeuwse Franse theater en wordt vaak geassocieerd met het genre van het mysterie- en mirakelspel.

136
Q

Rutebeuf (hc 13-05)

A

Rutebeuf was een middeleeuwse Franse dichter en toneelschrijver, actief in de 13e eeuw. Hij staat bekend om zijn satirische en moralistische werken, vaak gericht op sociale en religieuze kwesties van zijn tijd. Rutebeuf wordt beschouwd als een belangrijke figuur in de ontwikkeling van de Franse literatuur en zijn werk biedt inzicht in het leven en de cultuur van het middeleeuwse Frankrijk.

137
Q

Troubadourslyriek (hc 13-05)

A

ridderromans over Karel de Grote, het hof en ridders van Koning Arthur, Alexanderromans (over Alexander de Grote), Troye-romans over Griekse helden, en hoofse Lais en dierfabels van auteurs als Marie de France

138
Q

Querelle des femmes (hc 13-05)

A

Is de vrouw het waard om te bezingen of is ze het laagste van de schepping?

139
Q

Christine de Pisan (hc 13-05)

A

o Franstalige schrijfster van Italiaanse afkomst.
o Goede opleiding.
o Na dood echtgenoot, vader en kind verantwoordelijk onderhoud familie.
o Professioneel broodschrijver: Bind allerlei patronen aan zich.
o Werken:
- Cent ballades.
- Livre des Fais et bonnes Meurs du sage roy Charles V.
- Livre des trois vertus.
- Livre de la Cité des Dames  Stom beeld vrouwen verwerpen.

140
Q

Slag bij Manzikert (hc 21-05)

A

De Slag bij Manzikert vond plaats in 1071 tussen de Byzantijnse keizerlijke troepen onder leiding van keizer Romanos IV Diogenes en de Seltsjoekse Turken onder leiding van sultan Alp Arslan. De Seltsjoeken behaalden een beslissende overwinning, wat resulteerde in de gevangenneming van keizer Romanos en een ernstige nederlaag voor het Byzantijnse leger. De slag wordt vaak gezien als een keerpunt in de geschiedenis van Anatolië, waarbij de Seltsjoeken hun invloed in de regio vergrootten en de Byzantijnse positie verzwakten.

141
Q

Sultanaat van Rûm (hc 21-05)

A

Het Sultanaat van Rûm was een islamitisch rijk dat werd opgericht in Anatolië (het huidige Turkije) na de Slag bij Manzikert in 1071. Het was een Turkse staat geregeerd door de Seltsjoekse dynastie en strekte zich uit over grote delen van Anatolië, waarbij het de Byzantijnse invloed in de regio verminderde. Het sultanaat werd gekenmerkt door een mix van Turkse en islamitische cultuur en was een belangrijke politieke en culturele kracht in de regio gedurende de 12e en 13e eeuw.

142
Q

Gouden Horde (hc 21-05)

A

De Gouden Horde was een Mongoolse staat die ontstond na de verovering van delen van Oost-Europa en Centraal-Azië door de Mongoolse heerser Batu Khan, een kleinzoon van Dzjengis Khan. De term “Gouden Horde” verwijst naar de pracht en rijkdom van het kamp van Batu Khan. De staat was een deel van het Mongoolse Rijk en heerste over grote delen van het hedendaagse Rusland, Oekraïne, Kazachstan en delen van de Kaukasus. De Gouden Horde oefende grote invloed uit op de politiek, economie en cultuur van de regio tijdens de 13e en 14e eeuw.

143
Q

Michael VIII Palaeologus (hc 21-05)

A

(1224-1282).
o Keizer van Nicaea (1259).
o Keizer van Byzantijnse Rijk (1261).  Grieks.
- Wederopbouw Constantinopel.
- Militaire opbouw (met weinig succes).
- Diplomatieke bronnen.
- Zoekt vereniging met de kerk van Rome.
 Om de Latijnen af te houden.
- Palaeologische Renaissance.
 Nog maar de schim van wat het eerst was, rijk in verval.

144
Q

De val van Constantinopel (hc 21-05)

A

De val van Constantinopel vond plaats op 29 mei 1453, toen de stad werd veroverd door het Ottomaanse Rijk onder leiding van sultan Mehmet II na een beleg van bijna twee maanden. Constantinopel, destijds de hoofdstad van het Byzantijnse Rijk, was een belangrijk centrum van cultuur, handel en religie. De val markeerde het einde van het Byzantijnse Rijk en betekende een keerpunt in de geschiedenis, waarbij het Ottomaanse Rijk een centrale rol in de regio ging spelen.

145
Q

Renaissance (hc 27-05)

A

De renaissance was een periode van hernieuwde interesse in kunst, wetenschap, literatuur en humanistische ideeën die plaatsvond in Europa tussen de 14e en de 17e eeuw. Het markeerde een overgang van de middeleeuwen naar de moderne tijd, gekenmerkt door een heropleving van klassieke Griekse en Romeinse culturele invloeden, een focus op menselijke waarden en prestaties, en een bloeiende artistieke en intellectuele productie.

146
Q

Filologie (hc 27-05)

A

Idee dat taal zich ontwikkelt.

147
Q

Erasmus van Rotterdam (hc 27-05)

A

Erasmus van Rotterdam (ca. 1466-1536) was een Nederlandse humanist, theoloog en filosoof. Hij was een van de meest invloedrijke denkers van de renaissance en staat bekend om zijn kritiek op de kerkelijke corruptie en zijn pleidooi voor hervorming. Zijn werk “Lof der Zotheid” is een satirische verhandeling die de dwaasheid van de mensheid aan de kaak stelt. Erasmus’ streven naar intellectuele vrijheid en zijn nadruk op de studie van klassieke teksten hebben een blijvende invloed gehad op de Europese cultuur en het humanisme.

148
Q

predestinatie (hc 27-05)

A

Predestinatie is een theologisch concept dat verwijst naar het idee dat God van tevoren heeft bepaald welke individuen gered zullen worden en welke veroordeeld zullen worden tot eeuwige verdoemenis. Het impliceert een vooraf bepaalde bestemming voor elk individu, onafhankelijk van hun eigen keuzes of daden. Predestinatie is een controversieel onderwerp binnen het christendom en heeft geleid tot debatten tussen verschillende theologische stromingen, met name binnen de protestantse reformatie.

149
Q

Redenen Eerste Kruistocht (wc 18-04)

A
  • Vijand (othering)
  • Jeruzalem als symbool
  • Beloning: vergiffenis zonden en buit
  • Sociale mobiliteit
  • Christelijke solidariteit: Helpen christenen in het oosten
  • Kerstening
  • Gods wil –> macht paus
  • Gerechtvaardigd geweld (Frankische Rijk had niet genoeg middelen om alle binnenlandse oorlogen te onderhouden)
  • Karel de Grote: Glorieuze voorbeelden nastreven