Middeleeuwen II Flashcards
Dikgedrukte woorden en belangrijke personen
burghers or burgesses; burgers (H8)
Een burger van een dorp. Doordat niet alle inwoners van een stad burger waren, waren burgers vaak de rijkste en meest machtige stadsbewoners
stedelijke charters; stadsrechten (H8)
Een document dat een dorp of stad extensieve rechten van zelfbestuur verschafte
communal movement; gemeenschappelijke beweging (H8)
De inspanning van steden en dorpen in dorpen in de centrale middeleeuwen om rechten op zelfbestuur te vestigen. Vaak werden deze bewegingen geleid door verenigingen van burgers die een gemeenschappelijke eed hadden afgelegd. Ook bekend als de charterbeweging, vanwege de charters van zelfbestuur waar burgers naar op zoek waren
commune; gemeente (H8)
Een gemeente die een charter van zelfbestuur had gekregen, zoals veel steden in de elfde en twaalfde eeuw. In enkele gevallen vormden plattelandsdorpen ook communes
usury; woeker (H8)
Het lenen van geld voor rente, wat door de middeleeuwse kerk verboden was
gilden (H8)
In algemene zin: een gemeenschap van mensen die zich bezighouden met een gemeenschappelijk doel. In een specifieke zin waren gilden echter organisaties waarmee stedelijke handelaren en ambachtslieden toezicht hielden op de opleiding, kwaliteit en verkoop van de producten die onder hun jurisdictie vielen
rituele moorden (H8)
Beginnend met een verhaal dat zich in 1144 door de Engelse stad Norwich verspreidde, werden beschuldigingen van rituele moord een gebruikelijk voorwendsel voor aanvallen op middeleeuwse joden. In deze verhalen namen joden de rol van moordenaars op zich. Hun slachtoffers werden gewoonlijk voorgesteld als jonge jongens en hun methoden zouden de kruisiging van Jezus nabootsen. Deze valse beschuldigingen resulteerden vaak in massale christelijke aanvallen op joden
meesters (H8)
Voor de stedelijke en peasant klassen, was dit de term die toegepast werd op het mannelijke hoofd van een huishouden. In stedelijke gilden, was het ook toepasbaar op een man die zijn eigen workshop of bedrijf had
leerlingen (H8)
Een jonge man (of, af en toe, een jonge vrouw) die trainde voor een ambacht of handel
journeyman; gezel (H8)
Een jonge man of vrouw die een leerlingschap had afgerond, maar nog geen winkel bezat als onafhankelijke meester of meesteres. Ze werden per dag betaald
meesteres (H8)
De vrouwelijke variant van “meester”
courtly love; hoofse liefde (H8)
Een moderne term bedacht om de ideeën over romantische liefde tussen vrouwen en mannen te beschrijven, zoals zij zich ontwikkelden in de literatuur van Frankrijk gedurende de twaalfde eeuw
simony; simonie (H9/hc 09-04)
De verkoop en koop van kerkposities, verboden door de Gregoriaanse Reformatie in de elfde eeuw
- Probleem: De hoogste functies binnen de kerk werden niet bekleed door de beste spirituele leiders. –> Protesten.
- Probleem: Tegen de goddelijke orde: De kerk stond boven het wereldlijke. –> Werd steeds meer als ketterij gezien.
pontificaat (H9)
Het kantoor van de paus of de periode van een paus’ heerschappij
legate (H9)
Een ambassadeur van de paus die vaak extensieve macht had om namens de paus te handelen
excommunicatie (H9)
De verwijdering uit de gemeenschap van de kerk. Aangezien middeleeuwse theologen geloofden dat de sacramenten van de kerk essentieel waren voor verlossing, betekende excommunicatie effectief verdoeming
kardinaal (H9)
Gecreëerd in de elfde eeuw, de positie van kardinaal rechtvaardigde zijn houder om in pauselijke verkiezingen te participeren. Het was een eer die aan elke klerikale positie kon worden gegeven
patarenes (H9)
In het elfde-eeuwse Milaan sloten de patarenes (of “voddenrapers”) zich aan bij de kerkhervormers tegen de grote kooplieden en de bisschop van de stad, die toen loyaal was aan de keizer. Omdat de patarenen een gemeenschappelijke eed aflegden, waren zij voorlopers van de gemeenschappelijke beweging waarmee de steden van Lombardije en elders grote rechten om zelfbestuur nastreefden
lekeninvestituur (H9)
In de strikte zin is dit de praktijk waarbij leken geestelijken bekleden met de symbolen van hun kerkelijke macht. In algemene zin: de controle op kerkelijke benoemingen door leken
canon (H9)
Van het Griekse woord voor “standaard” of “criterium” heeft canon veel betekenissen, waaronder a) een kerkelijke verordening, wet of decreet (vandaar canoniek recht); b) een geestelijke die in de wereld werkt, maar een quasi-monastiek leven leidt, meestal in samenwerking met een kathedraal (vrouwen stonden bekend als “kanunnikessen”); of c) wanneer gebruikt als bijvoeglijk naamwoord, een equivalent van: “gezaghebbend”, zoals in de zeven “canonieke uren” of heilige diensten, die elke monastieke dag accentueerden
gloss (H9)
Een commentaar op een tekst, oorspronkelijk geschreven in zijn marges door een “glossenaar”. Dit systeem van commentaar, gevolgd door commentaar op commentaar, was een kritieke methode van scholastiek
interdict (H9)
Een vorm van massa excommunicatie, een interdict verbood de viering van christelijke diensten of sacramenten in een specifiek gebied. Naast andere dingen, betekende een interdict dat er geen baby’s gedoopt, geen koppels getrouwd en geen doden juist begraven
antiklerikaal (H9)
Oppositie voor de invloed van de geestelijkheid. In de middeleeuwen, antiklerikalisme benadrukte a) de hebzucht en slechtheid van de geestelijkheid, b) de onnodige rol van de geestelijkheid in de sacramenten of c) allebei
pauselijke curia (H9)
Het pauselijke hof en zijn bureaucratie
pauselijke bul (H9)
In algemene zin, een document geratificeerd door een zegel. Een pauselijke bul is dus een autoritair document met een pauselijke zegel
Estates General (H9)
De representatieve bijeenkomst van Frankrijk, voor het eerst bijeengeroepen door Filips IV de Eerlijke (r. 1285-1314)
romanesque (H10)
Een stijl binnen de architectuur die overheersend was tot de twaalfde eeuw en gekarakteriseerd wordt door ronde bogen en stenen gewelven ondersteund door dikke muren en kolommen
gothisch (H10)
Een stijl binnen de architectuur dat zijn oorsprong kent in twaalfde-eeuws Frankrijk, gekarakteriseerd door het gebruik van vliegende steunbenen, puntige bogen en ribgewelven
katharen/albigenzen (H10/hc 22-04)
Aanhangers van een dualistische ketterij in de centrale middeleeuwen
- God een zuiver spiritueel principe.
- Materiële wereld werk kwade demiurg.
- Geen plaats menswording Christus, wederopstanding, kerkelijke sacramenten.
= Materiële wereld is het kwaad, geen ruimte voor.
dualisme (H10)
Een filosofie of religie dat de nadruk legt op het conflict binnen de twee contrasterende krachten van goed en kwaad
oblaten (H10)
In algemene zin, een gift. In specifieke zin, het geven van jonge kinderen aan kloosters om opgevoed te worden als monnik of non. Dit gebruik werd ontmoedigt door de kerk, en stierf uit in de centrale middeleeuwen. De term is ook toepasbaar op giften die parochianengewoonlijk gaven aan priesters in ruil voor het het uitvoeren van huwelijken, begrafenissen en andere diensten
priorij (H10)
Een kloostergemeenschap, geregeerd door een prior of priores. Soms waren priorijen onder de autoriteit van een superieure abdij, maar soms waren ze gewoon relatieve kleine gemeenschapjes. In sommige grote abdijen, regeerde de prior of priores niet over een afzonderlijke gemeenschap, maar was hij/zij second-in-command
kloosterorde (H10)
Een groep kloosters gelinkt door a) een gemeenschappelijke kloosterregel of b) formele structuren of administratie en overheid (de eerste hiervan was de orde van Cluny, waarin Cluny de hoofdabdij was en alle andere huizen priorijen waren onder Cluny’s toezicht)
kathedraalscholen (H10)
Scholen die aan een kathedraal verbonden waren en daardoor zich in stedelijke omgeving bevonden. Kathedraalscholen kwamen meer voor in het noorden en gemeentescholen in het zuiden; beiden waren deel van de elfde-eeuwse expansie van educatie die in de twaalfde eeuw leidde tot de oprichting van universiteiten
hostie/Eucharistie (H10)
Het christelijke sacrament dat het Laatste Avondmaal herdenkt. Door de leer van de transsubstantie, goedgekeurd door het Vierde Concilie van Lateranen in 1215, werden het eucharistische brood (de hostie) en de wijn tijdens de mis getransformeerd in het lichaam en bloed van Christus. Dit wonder wordt gevierd op het feest van Corpus Christi (“Lichaam van Christus”), ingesteld in de dertiende eeuw en ongeveer twee maanden na Pasen gevierd
militaire ordes (H10)
Ontwikkeld tijdens de kruistochten, militaire ordes combineerden de vaardigheden van soldaatschap met de ontberingen van het kloosterleven. De grootste waren de Tempeliers, de hospitaalridders, Teutoonse ridders en de ridders van Santiago de Compostela (toegewijd aan het bevechten van de moslims in Iberië)
begijn (H10)
Vrouwen die in religieuze gemeenschappen leefden, maar zonder kerkelijke heiligheid of regulatie. Begijnen en begijnenhoven bloeiden in Noordwest-Europa in de dertiende eeuw, maar werden in de vroege veertiende eeuw onderdrukt door de kerk
friars; broeders (H10)
Een lid van de Dominicaanse of Franciscaanse orde, beiden opgericht in de vroege dertiende eeuw. Niet gebonden aan de obligatie van het blijven in een klooster (zoals monniken en nonnen), broeders bewogen zich door Europa en stonden bekend als predikers, inquisiteurs en professors. Bekend als mendicanten, omdat ze bedelden om te overleven, stonden leden van de Karmeliet en Augustijner ordes ook bekend als broeders
kruisvaardersstaten (H11)
De vier staten die opgericht werden na de Eerste Kruistocht: 1) het graafschap Edessa, 2) het principaat Antioch, 3) het graafschapTripoli en 4) het koninkrijk Jeruzalem (wiens koningen in theorie ook de andere drie regeerden)
inquisiteurs (H11)
Een kerkofficier, vaak een Dominicaanse broeder, die speciale macht gegeven was door de paus om ketters op te sporen en te straffen
ministerials; ministers (H12)
Een laaggeboren ridder die werkte voor het Heilige Roomse Rijk en zijn interesses in de Germaanse vorstendommen beschermde
sheriff (H12)
Een Engelse officier die diende als een link tussen het district waar hij werkte en de koninklijke administratie aan wie hij antwoorde. In tegenstelling tot de Franse bailiffs wiens loyaliteit aan de kroon absoluut was, waren Engelse sheriffs lokale mannen die lokale interesses met koninklijke verantwoordelijkheden balanceerden
itinerant judges; rondtrekkende rechters (H12)
Voornamelijk gebruikt door de Engelse kroon, deze rechters trokken door het platteland en oefenden het koninklijke recht her en ver uit
gewoonterecht (H12)
Als ontwikkelt in Engeland in de twaalfde eeuw, gewoonterecht kende twee kritieke kenmerken: 1) het was de wet van de koning, beschikbaar voor alle vrije mensen in het rijk en 2) het was gebaseerd op gebruik en precedent, niet statuut
parlement (H12)
Een juridisch lichaam, belangrijk in de administratie van koninklijk recht in Frankrijk. In Frankrijk stond deze bekend als de Estates General
curia regis (H12)
Het koninklijk hof of raad in Engeland. Van het recht van grote mannen die de koning adviseerden, ontwikkelde langzaamaan sommige van de raadgevende mogelijkheden van Engelse parlementen
prelaten (H12)
Een hoge kerkofficier, zoals een bisschop of abt. Een vrouwelijke abt kon hier soms ook toe behoren, maar vaak was dit niet het geval
apanages (H12)
Een territoriaal bezit, vaak afkomstig uit het koninklijke domein, dat door de Franse koning aan een van zijn familieleden was gegeven
scholastiek (H13/hc 23-04)
Een filosofisch systeem dat zijn hoogtepunt bereikte onder het werk van Thomas Aquinas (c. 1225-1274). Scholastiek gebruikte reden om conflicterende autoriteiten te herenigen en om coherente intellectuele systemen te creëren uit het rommelige overvloed aan voorgaande geschriften en meningen. Deze methode bevatte grondige studie, respect voor voorgaande autoriteiten en logisch denken
o Instrument om tegenstrijdige uitspraken auctoritates te verzoenen.
o Meer concreet: Methode om via grammaticale/semantische distincties en logische technieken vraagstukken op te lossen.
- Ingewikkeldere logica van Aristoteles.
o Basistechniek: de quaestio = vraagstelling.
o In schoolverband: disputatio
» Een van de eerste schoolmeesters die deze techniek heel goed beheerste: Abelard: Sic et Non (Ja en Nee).
- In groepsverband: Discussies.
chansons de geste (H13)
Letterlijk “liederen van de grote daden”, deze heldendichten waren voornamelijk populair onder de aristocratie van Noord-Frankrijk in de elfde en twaalfde eeuw
romantiek (H13)
Een literair genre dat in de late twaalfde eeuw in Frankrijk opkwam, deze historische verhalen vonden vaak plaats in historische of legendarische tijden plaats, zoals de tijd van koning Arthur. Ze onderzochten de grote daden van krijgers, net zoals de conflicten die konden ontstaan tussen de feodale loyaliteiten en de hoofse liefde
fabliaux (H13)
Stedelijke verhalen gevuld met satire, seks en comedie
fabels (H13)
Een genre van stedelijke literatuur, fabels waren vaan allegorieën waarin karakters gerepresenteerd werden als dieren. Renard de Vos, een kundige en gewetenloos karakter, die iedereen die hij tegenkomt voor schut zet, is de held van vele fabels
mysterie (toneel)stukken (H13)
Toneelstukken gemonteerd door stedelijke gilden die verhalen van de Bijbel vertelden. Een hele mysteriecyclus begon met de Creatie en eindigde met het Laatste Oordeel
conciliaire beweging (H14)
Een late middeleeuwse beweging (c. 1374-1449) om concilies in plaats van de paus de opperste autoriteit binnen de kerk te maken
cortes (H15)
De representatieve assemblages van de christelijke koninkrijken van het Iberische schiereiland
diet; rijksdag (H15)
Van het Latijn voor “dag”, een assemblage in de Germaanse staten
humanisme (H16)
Een intellectuele beweging, wiens vroegste begin met Francesco Petrarca (1304-1374) wordt geassocieerd, waarbij de nadruk lag op a) bewondering voor de klassieke oudheid, b) het educatieve belang van literatuur, kunst en geschiedenis en c) een optimistische schatting van het menselijke potentieel
feodalisme, volgens het juridische of rechtshistorische model (hc 08-04)
Een systeem van landbezit en – gebruik dat gebaseerd is op tijdelijke en voorwaardelijke landgebruik-overeenkomsten (feuda of beneficia).
- Een sociale band (heer-vazal): Consilium et auxilium.
- Vroeger gescheiden, vanaf Karolingers gecombineerd?
- “Hommage” (leenhulde) en “investituur”.
- Piramideschema:
Maar: Eigenlijk veel rommeliger, want iemand kon vazal zijn van verschillende leenmannen.