microbio BLC1 begripppen H6,7,10,11,12 Flashcards

1
Q

fenotypische aanpassingen

A

veranderingen die plots verschijnen of verdwijnen, afhankelijk van milieuomstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

genotypische aanpassingen

A

fundamentele aanpassingen in het genoom aangeduid als een mutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mutatie

A

verandering in de basesequentie van het DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

puntmutatie

A

1basepaar betrokken, 1 base vervangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

stille mutatie

A

geen effect op de AZ sequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

nonsense mutatie

A

mutatie die stopcodon creëert, er wordt slechts een eiwit fragment gesynthetiseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

frameshift mutatie

A

1 of meerder basenparen verdwijnen of worden toegevoegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

spontane mutatie

A

afhankelijk van milieuomstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

geïnduceerde mutatie

A

vinden plaats onder invloed van mutagenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

mutagenen

A

fysische of chemische middelen die mutaties induceren en de mutatiefrequentie verhogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

mutatie frequentie

A

kans op mutatie per cel per deling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

genetische recombinatie

A

uitwisseling van genen tussen 2 DNA moleculen, zodat er nieuwe combinaties van genen gevormd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

transformatie

A

genen van de ene naar de andere bacterie transfereren als naakt DNA zonder cellulair contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

transductie

A

transfer van DNA via bacteriofaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bacteriofaag

A

virus dat bacteriën infecteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

lytische cyclus

A

virus vermenigvuldigd onmiddellijk en laat gastheercel open barsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

lysogene cyclus

A

virus vermenigvuldigd niet onmiddellijk, laat zijn DNA integreren in het gastheerchromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

profaag

A

geïntegreerde virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

inductie

A

wakker schieten van profaag, start lytische cyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

conjugatie

A

overdracht van genetisch materiaal van cel tot cel via direct contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

R-factoren

A

resistentieplasmiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

bioremediatie

A

micro-organismen inzetten om bodemvervuiling te behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

taxonomie

A

wetenschap die zich bezighoudt met de classificatie(ordenen), nomenclatuur(naamgeving), en identificatie van levende organismen

24
Q

systematiek

A

studie van evolutieve verwantschappen

25
Q

biotypen / variëteiten

A

variatie in biochemische eigenschappen

26
Q

serotypen / serovans

A

variatie in antigenen

27
Q

faagtypering

A

variatie in gevoeligheid voor bepaalde bacteriofagen

28
Q

probe

A

kort enkelstrengig stukje DNA of RNA dat complementair is met bepaalde doelwitsequentie, vaak gelabeld

29
Q

obligaat intracellulaire parasieten

A

hebben geen enkele vorm van metabolisme buiten een levende cel, levenloos

30
Q

viron

A

virusdeeltje

31
Q

capside

A

eiwitstructuur rond het nucleïnezuur, bestaat uit capsomeren

32
Q

nucleocapside

A

nucleïnezuur + capside

33
Q

enveloppe virus

A

virus met extra omhulsel afkomstig van de gastheercel, dubbellaag fosfolipiden, spikes

34
Q

naakte virussen

A

virussen zonder enveloppe

35
Q

spikes

A

eiwitten van virale afkomst op de enveloppe

36
Q

tropisme

A

virussen die bepaalde celtypes infecteren en andere ongedeerd laten

37
Q

endocytose

A

cellulair proces waarbij nutriënten en andere moleculen in de cel gebracht kunnen worden

38
Q

uncoating

A

viraal genoom ontdoen van eiwitmantel, nucleïnezuur komt vrij

39
Q

viruspool

A

ontstaat door herhaalde replicatiecycli ter hoogte van de ingangspoort, van hieruit kan het virus zich verder gaan verspreiden

40
Q

primaire viremie

A

aanwezigheid van virus in het bloed

41
Q

targetorgaan

A

aangetaste orgaan

42
Q

lytische infectie

A

vernietiging gastheercel, snelle verspreiding

43
Q

persisterende infectie

A

traag vrijgesteld via budding, gastheercel niet altijd dood, in staat tot reproductie (viraal genetisch materiaal wordt vermenigvuldigd)

44
Q

latend infectie

A

periode van ziekte en vermenigvuldiging, afwisselend met symtoomloze perioden

45
Q

oncogene virussen

A

virussen die in staat zijn tumoren te veroorzaken

46
Q

antigen drift

A

lichtjes veranderende antigenen

47
Q

reassortment

A

proces waarbij gensegmenten van verschillende virusstammen (van influenza) gemengd worden

48
Q

antigen shift

A

grote verandering in 1 of meerdere antigenen na reassortment

49
Q

werkspectum antibiotica

A

gamma van verschillende species waartegen antibioticum actief is

50
Q

bacteriostatische antibiotica

A

doden de bacteriën niet, maar beletten wel de vermenigvuldiging

51
Q

bacteriotase

A

geen directe vernieteging

52
Q

bactericide

A

directe vernieteging

53
Q

M.B.C. (minimale bactericide concentratie)

A

laagste concentratie van het antibioticum waarbij alle micro-organismen gedood zijn

54
Q

M.I.C. (minimal inhibotory concentratieon)

A

laagste concentratie van een antibioticum waarbij een micro-organisme geremd wordt in zijn groei

55
Q

faagtherapie

A

alternatief voor behandeling van multiresistente bacteriën of in de toekomst als vervanging van antibiotica

56
Q

restrictie-enzym

A

eiwit geproduceerd door bacteriën, in staat korte base sequentie te herkennen en te knippen

57
Q

sticky ends

A

enkelstrengige overhangen die complementair zijn met elkaar