Mi Familia Flashcards
Grootmoeder/ vader
El abuelo / la abuela
Kleinkind
El nieto / la nieta
Man / vrouw
El Marido / la mujer
Vader / moeder
El padre / la madre
Het kind
El hijo/ la hija
Broer / zus
El hermano / la hermana
Neef en nicht van nonkel en tante
El primo / la prima
Nonkel / tante
El tío / la tía
Neef en nicht (kinderen van broer)
El sobrino / la sobrina
Schoonbroer / schoonzus
El cuñado / la cuñada
Schoonzoon/ schoondochter
El yerno / la nuera
Schoonvader / Schoonmoeder
El suegro / la suegra
Overgrootvader / Overgrootmoeder
El bisabuelo / la bisabuela
Achterkleinkind
Bisnieto / bisnieta
Overovergrootvader/ moeder
El Tatarabuelo / la tatarabuela
Achterachterkleinkind
El Tataranieto / la tataranieta
Schoonfamilie
Familia política
Identieke tweeling
Gemelos
Niet identieke tweeling
Mellizos
Zwangere vrouw en gaat bevallen
Embarazada .va a tener el niño = dar a luz
Verloofde
Novio / prometido
Nieuw samengesteld gezin
Una familia reconstituida
Wanneer gaat de baby geboren worden?
¿Cuándo va a nacer el bebé?
Mijn broers trekken goed op elkaar,zijn bijna identiek
Mis hermanos se parecen mucho, son casi idénticos
Alvaro is niet geslaagd voor zijn examen, hij gaat blijven zitten
Alvaro no aprueba los exámenes, va a repetir el curso
Pili en je broer komen niet goed overeen. De waarheid, ze haten elkaar.
Pili y tu hermana no se llevan bien. La verdad se odian .
Jou neef geeft gedaan met het instituut en gaat hem nu inschrijven voor de universiteit.
Tu primo termina ahora el instituto y va a matricularse en la universidad.
Hoeveel jaar is je broer?
¿Cuántos años tienen tu hermano?
We hebben een talrijke familie ze zijn met 6.
Tienen una familia numerosa: son seis.
Veel ouders denken aan een carrière maken.
Muchos padres piensan en hacer carrera.
Terwijl de ouders werken ,zorgen de grootouders voor de kleinkinderen
Mientas los padres trabajan, los abuelos cuidan de los nietos.
Wanneer ze ouder worden, willen de kinderen onafhankelijk zijn.
Cuando se hacen mayores, los hijos quieren ser independientes.
Inschrijven voor een cursus
Matricularse en = inscribirse
Zorgen voor ( verzorgen )
Cuidar de algo / alguien
Niet /Goed overeen komen
Llevarse bien / mal
Zwanger zijn
Estar embarazada = estar en estado
Op elkaar lijken
Parecerse a alguien
De baby is geboren
Acaba de nacer el bebé (acabar de +inf.)